ECLI:NL:RBROT:2024:9728

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 augustus 2024
Publicatiedatum
7 oktober 2024
Zaaknummer
96-257120-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift omzetting taakstraf gegrond wegens gebrek aan handtekening van de officier van justitie

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 23 augustus 2024 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen de omzetting van een taakstraf. De veroordeelde had eerder een taakstraf van 80 uren opgelegd gekregen, met de waarschuwing dat bij niet-naleving vervangende hechtenis van 40 dagen zou worden toegepast. Het Openbaar Ministerie had op 26 april 2024 besloten om vervangende hechtenis van 38 dagen toe te passen, maar deze beslissing was niet ondertekend door een officier van justitie, wat leidde tot het indienen van het bezwaar op 19 juli 2024.

Tijdens de zitting op 23 augustus 2024 werd de veroordeelde gehoord, evenals zijn advocaat en de officier van justitie. De verdediging voerde aan dat de veroordeelde door miscommunicatie een aantal werkdagen van zijn taakstraf had gemist en vroeg om een nieuwe kans. De officier van justitie erkende het gebrek aan handtekening en stelde dat de omzettingsbeslissing mondeling was bevestigd tijdens de zitting.

De rechtbank oordeelde dat het bezwaar tijdig was ingediend en dat de veroordeelde ontvankelijk was in zijn bezwaar. De rechtbank concludeerde dat de veroordeelde verwijtbaar de taakstraf niet had verricht, maar dat zijn persoonlijke omstandigheden voldoende zwaarwegend waren om hem nog een kans te geven. De rechtbank verklaarde het bezwaar gegrond, hevelde de beslissing tot vervangende hechtenis van 38 dagen op en verlengde de termijn voor het verrichten van de taakstraf met 12 maanden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Strafrecht
Zittingsplaats Rotterdam
parketnummer : 96-257120-22
raadkamernummer : 24-018237
datum : 23 augustus 2024
beslissing van de politierechter op het bezwaar op grond van artikel 6:3:3 en artikel 6:6:23 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[veroordeelde],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende op het adres: [adres 1],
voor deze zaak domicilie kiezende te [adres 2], ten kantore van zijn advocaat mr. A. Derks,
hierna te noemen: de veroordeelde.

Feiten

De politierechter heeft bij vonnis van 1 maart 2024 de veroordeelde een taakstraf van 80 uren met aftrek van voorarrest overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht opgelegd en bevolen dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet (naar behoren) verricht, vervangende hechtenis van 40 dagen zal worden toegepast. Het vonnis is onherroepelijk. Het Openbaar Ministerie heeft op 26 april 2024 beslist dat vervangende hechtenis van 38 dagen wordt toegepast. Deze beslissing is niet ondertekend door een officier van justitie.

Procedure

Het bezwaar is op 19 juli 2024 op de griffie van deze rechtbank ingediend. De rechtbank heeft op 23 augustus 2024 het bezwaar op de openbare terechtzitting behandeld. De rechtbank heeft de veroordeelde, de advocaat, mr. N. Hannaart, waarnemend voor mr. A. Derks en de officier van justitie, mr. C.T. den Uil, op zitting gehoord.

Bezwaar

Het bezwaar richt zich tegen de kennisgeving door het Openbaar Ministerie. Het strekt ertoe de veroordeelde in de gelegenheid wordt gesteld (het restant van) de taakstraf alsnog te verrichten. De verdediging heeft aangevoerd dat de veroordeelde wegens miscommunicatie een aantal werkdagen van zijn taakstraf heeft gemist en krijgt graag nog een kans. Ten aanzien van het ontbreken van een handtekening op de omzettingsbeslissing heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechter.

Standpunt van de reclassering

Uit het rapport van Reclassering Nederland d.d. 3 juni 2024, opgemaakt door [naam] blijkt dat de veroordeelde de opgelegde taakstraf niet volledig heeft verricht. Voordat de taakstraf definitief als mislukt werd beschouwd, heeft de veroordeelde 5 uren van de opgelegde taakstraf uitgevoerd. De veroordeelde is een aantal keren zonder bericht afwezig geweest. Gezien het verloop van de taakstraf is de reclassering genoodzaakt de opdracht als onuitvoerbaar retour te sturen aan justitie.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

Ten aanzien van de omzettingsbeslissing heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat het ontbreken van een handtekening op de omzettingsbeslissing het gevolg is van een wijziging in de werkwijze van het Openbaar Ministerie. Uit de wet zou namelijk niet blijken dat een omzettingsbeslissing door een officier van justitie dient te worden ondertekend. Uit de akte van uitreiking van de kennisgeving van de omzettingsbeslissing blijkt dat de omzettingsbeslissing binnen de daarvoor geleden termijn is genomen. De officier van justitie heeft op 23 augustus 2024 op zitting deze omzetbeslissing mondeling genomen. De officier van justitie heeft zich bereid verklaard om indien nodig de omzettingsbeslissing alsnog op zitting van een handtekening te voorzien. Ten aanzien van het bezwaarschrift heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het bezwaarschrift gegrond dient te worden verklaard.

Beoordeling

Het bezwaar is tijdig ingediend. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak onder bovenvermeld parketnummer, waaronder:
- het hiervoor genoemde vonnis;
- het rapport van Reclassering Nederland van 3 juni 2024, met het advies de tenuitvoerlegging van (het restant van) de vervangende hechtenis te bevelen;
- de kennisgeving van de beslissing tot toepassing van de vervangende hechtenis;
- het bezwaar van de veroordeelde.
De omzettingsbeslissing en de ontvankelijkheid
De politierechter constateert dat in het dossier een omzettingsbeslissing is opgenomen, die op 26 april 2024 is gedagtekend, maar die niet door een officier van justitie is ondertekend.
Uit de wet blijkt geen vormvereiste voor deze omzettingsbeslissing, maar op grond van een niet-ondertekende beslissing kan de rechter niet vaststellen of de omzettingsbeslissing binnen de daarvoor geldende termijn door een daartoe bevoegde officier van justitie is genomen. Door de mondelinge beslissing op zitting door de officier van justitie, kan de rechter echter wel vaststellen dat de omzettingsbeslissing op 23 augustus 2024, dat is binnen de daarvoor geldende termijn, door een daartoe bevoegde officier van justitie is genomen/bevestigd. Deze beslissing is daardoor rechtsgeldig en het bezwaarschrift van de veroordeelde wordt geacht te zijn gericht tegen deze ter zitting bevestigde beslissing. Het bezwaarschrift is daardoor ingediend binnen de daarvoor geldende termijn en de veroordeelde is ontvankelijk in zijn bezwaar.
Inhoudelijke beoordeling
De rechtbank is op grond van de hierboven genoemde stukken en de behandeling op zitting van oordeel dat de veroordeelde verwijtbaar de opgelegde taakstraf niet heeft verricht, zodat de officier van justitie terecht de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis heeft bevolen. De rechtbank is van oordeel dat de veroordeelde nog een laatste kans dient te krijgen om zijn taakstraf alsnog te mogen verrichten. De rechtbank acht de door en namens de veroordeelde aangevoerde persoonlijke omstandigheden voldoende zwaarwegend om te concluderen dat tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis zou leiden tot een onbillijkheid van zwaarwegende aard. De rechtbank zal daarom het bezwaarschrift van de veroordeelde gegrond verklaren en de beslissing tot toepassing van 38 dagen vervangende hechtenis opheffen. De rechtbank zal daarbij bepalen dat de termijn, waarbinnen de veroordeelde de taakstraf dient te hebben verricht, met 12 maanden wordt verlengd.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het bezwaar gegrond;
- verklaart het bevel tot tenuitvoerlegging van 38 (achtendertig) dagen vervangende hechtenis vervallen;
- bepaalt het aantal uren taakstraf dat nog moet worden verricht op
75 (vijfenzeventig);
- bepaalt dat de taakstraf binnen
12 (twaalf)maanden na heden moet worden voltooid.
Deze beslissing is gegeven door
mr. M.J.M. van Beckhoven, politierechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.C. Suiker, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2024.