Op 10 september 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een veroordeelde die zich schuldig heeft gemaakt aan illegale handel in medicijnen en drugs, alsook aan eenvoudig witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde € 214.373,- bedraagt. Dit bedrag is gebaseerd op de opbrengsten van de strafbare feiten waarvoor de veroordeelde eerder is veroordeeld. De veroordeelde was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De ontnemingsvordering werd ingediend door de officier van justitie, mr. E.M. Loppé, die stelde dat het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld moest worden op € 215.353,-. De verdediging voerde aan dat het voordeel gematigd moest worden tot € 100.000,-, maar de rechtbank oordeelde dat het rapport dat de hoogte van het voordeel berekende, voldoende nauwkeurig was. De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie grotendeels toegewezen en de veroordeelde verplicht om het vastgestelde bedrag aan de staat te betalen. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.