4.2.Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 31 december 2022 t/m 12 januari 2024 te Maassluis en De Lier, opzettelijk
heeft verkocht en verstrekt en,
opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 11320,2 gram (19141 pillen en twee brokken) MDMA en
ongeveer 14451,6 gram gammahydroxybutyraat (GHB), en/ of
ongeveer 254,5 gram 2C-B ( 4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine),
zijnde MDMA, GHB en 2C-B telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 12 januari 2024, te Maassluis,
een geldbedrag van in totaal €11930,- voorhanden heeft gehad ,
terwijl hij wist dat
datvoorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig
wasuit enig eigen misdrijf;
3.
hij in de periode van 31 mei 2020 tot en met 12 januari 2024 te Maassluis en De Lier,
opzettelijk
een hoeveelheid van
- 2.460 pillen Zopiclon(e)
- 1.460 pillen Vidalista (tadalafil/tafalafil)
- 11.797 pillen Cenforce en Kamagra (sildenafil)
- 1.010 pillen Cenforce-D (sildenafil en dapoxetine) en
- 400 pillen Belbien (zolpidem)
bevattende zopiclon, tadalafil, sildenafil, dapoxetine en zolpidem in elk geval een geneesmiddel, als bedoeld in artikel 1 sub b van de Geneesmiddelenwet,
waarvoor geen handelsvergunning gold,
in voorraad heeft gehad, te koop heeft aangeboden, heeft verkocht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.