ECLI:NL:RBROT:2024:9690

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
7 oktober 2024
Zaaknummer
10-013368-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor illegale handel in medicijnen en drugs met eenvoudig witwassen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 september 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan de illegale handel in medicijnen en drugs, alsook aan eenvoudig witwassen. De verdachte, geboren in 1973 en ingeschreven op een adres in Nederland, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. W.J. Ausma. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 31 december 2022 tot en met 12 januari 2024 in Maassluis en De Lier opzettelijk een aanzienlijke hoeveelheid verdovende middelen, waaronder MDMA en GHB, heeft verkocht en verstrekt. Daarnaast had hij op 12 januari 2024 een geldbedrag van €11.930,- voorhanden, dat afkomstig was uit zijn illegale activiteiten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 36 maanden geëist, waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van de tenlastelegging met betrekking tot het witwassen van een Breitling horloge, omdat niet voldoende bewijs was geleverd voor de illegale herkomst van het geld waarmee het horloge was aangeschaft. De rechtbank heeft echter wel bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de illegale handel in drugs en medicijnen, en aan eenvoudig witwassen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk, en heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychosociale klachten. De rechtbank heeft de verdachte gewaarschuwd dat hij zich tijdens de proeftijd niet aan strafbare feiten mag schuldig maken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-013368-24
Datum uitspraak: 10 september 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
raadsman mr. W.J. Ausma, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 augustus 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, waarbij de oorspronkelijke opgave van de feiten als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering op vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de nader omschreven tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Loppé heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 18 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Partiële vrijspraak feit 2
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen van het in de nader omschreven dagvaarding opgenomen Breitling horloge. Voor de onderbouwing van dit standpunt heeft de officier van justitie verwezen naar de omstandigheid dat de verdachte heeft verklaard dat hij dit horloge aan heeft gekocht in de periode dat hij handelde in verdovende middelen en medicijnen. Tevens is volgens de officier van justitie van belang dat verdachte heeft verklaard dat hij het horloge deels met contant geld heeft betaald. Dat een deel van dit horloge betaald is door de vader van de verdachte doet aan het voorgaande niets af.
4.1.2.
Beoordeling
In de woning van de verdachte is onder andere een Breitling horloge aangetroffen. De verdachte heeft een verklaring afgelegd over de herkomst van het geld waarmee het horloge is aangeschaft. Ter zitting heeft de verdachte aangegeven dat hij het horloge niet contant heeft betaald. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de raadsman van de verdachte voorafgaand aan de zitting bankafschriften overlegd, waaruit blijkt dat de verdachte geld van zijn vader heeft ontvangen voor de betaling van het horloge. De verdachte heeft verklaard de rest van de factuur van het horloge zelf te hebben betaald met eigen geld. Daarmee heeft de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring voor de herkomst van het geld voor de Breitling gegeven. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat het geld waarmee het horloge is betaald een legale herkomst heeft. De verdachte was niet geheel onbemiddeld. Daarnaast is het grootste deel van de aankoop van de Breitling door de vader van de verdachte gefinancierd. Het onderzoek van de politie falsificeert de verklaring van verdachte onvoldoende, daarom kan het tenlastegelegde witwassen ten aanzien van het Breitling horloge, niet worden bewezen.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde ten aanzien van het Breitling horloge is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 31 december 2022 t/m 12 januari 2024 te Maassluis en De Lier, opzettelijk
heeft verkocht en verstrekt en,
opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 11320,2 gram (19141 pillen en twee brokken) MDMA en
ongeveer 14451,6 gram gammahydroxybutyraat (GHB), en/ of
ongeveer 254,5 gram 2C-B ( 4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine),
zijnde MDMA, GHB en 2C-B telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 12 januari 2024, te Maassluis,
een geldbedrag van in totaal €11930,- voorhanden heeft gehad ,
terwijl hij wist dat
datvoorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig
wasuit enig eigen misdrijf;
3.
hij in de periode van 31 mei 2020 tot en met 12 januari 2024 te Maassluis en De Lier,
opzettelijk
een hoeveelheid van
- 2.460 pillen Zopiclon(e)
- 1.460 pillen Vidalista (tadalafil/tafalafil)
- 11.797 pillen Cenforce en Kamagra (sildenafil)
- 1.010 pillen Cenforce-D (sildenafil en dapoxetine) en
- 400 pillen Belbien (zolpidem)
bevattende zopiclon, tadalafil, sildenafil, dapoxetine en zolpidem in elk geval een geneesmiddel, als bedoeld in artikel 1 sub b van de Geneesmiddelenwet,
waarvoor geen handelsvergunning gold,
in voorraad heeft gehad, te koop heeft aangeboden, heeft verkocht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;

2.eenvoudig witwassen;

3. opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 40, tweede lid, van de Geneesmiddelenwet.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan – kort gezegd – de illegale handel in medicijnen en drugs. Dat de handel van de verdachte een behoorlijke omvang had, blijkt onder meer uit de grote hoeveelheid bij de verdachte thuis aangetroffen pillen en verdovende middelen. Het is algemeen bekend dat drugs, mede vanwege de verslavende werking ervan, schadelijk zijn voor de gezondheid van gebruikers. Het gebruik ervan gaat niet zelden gepaard met criminaliteit die schade en overlast veroorzaakt. Ook de geneesmiddelen die de verdachte in omloop heeft gebracht kunnen gevaarlijk zijn voor de gezondheid van gebruikers. Door medicijnen in het illegale circuit te verhandelen, ontnam de verdachte zijn klanten de bescherming van controle op en voorlichting over het medicijngebruik door een arts of apotheker. De verdachte heeft louter gehandeld vanuit eigen financieel gewin, zonder oog te hebben voor de maatschappelijke gevolgen van zijn handelen.
Daarnaast heeft de verdachte een contant geldbedrag van € 11.930,- voorhanden gehad in zijn woning. Dit geldbedrag is afkomstig van de illegale handel in verdovende middelen en medicijnen. De verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan witwassen, wat een bedreiging vormt voor de legale economie en de integriteit van het financiële en economische verkeer aantast.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 juli 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 26 februari 2024. De reclassering concludeert dat de verdachte op psychosociaal gebied klachten ervaart door zijn defensiegerelateerde PTSS. Door de aanhouding van de verdachte en zijn verblijf in de Penitentiaire Inrichting ervaart de verdachte herbelevingen. De reclassering ziet het psychosociaal functioneren echter niet als een delictgerelateerde factor. In het verleden heeft de verdachte zelf hulp gezocht en hij lijkt wederom die intentie te hebben. Het leven van de verdachte lijkt stabiel op de meeste vlakken en er zijn geen andere hulpvragen. De reclassering ziet daarom geen aanknopingspunten voor interventies. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten. Met de officier van justitie ziet de rechtbank in het psychosociaal functioneren van de verdachte aanleiding om een groot deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 40 van de Geneesmiddelenwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
18 (achttien) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. S.M. den Hollander en A. Sennef, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.E. Kroon, griffier,
en uitgesproken op 10 september 2024.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst nader omschreven tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 31 december 2022 t/m 12 januari 2024 te Maassluis en/of De Lier, althans in Nederland opzettelijk
heeft geteeld en/ of bereid en/ of bewerkt en/ of verwerkt en/ of verkocht en/ of afgeleverd en/ of verstrekt en/ of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 11320,2 gram (19141 pillen en twee brokken), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/ of
ongeveer 14451,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende gammahydroxybutyraat (GHB), en/ of
ongeveer 254,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 2C-B ( 4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine),
zijnde MDMA, GHB en/of 2C-B (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 12 januari 2024, te Maassluis, althans in Nederland
(van) een geldbedrag van in totaal €11930,- en/of van een horloge (merk Breitling), althans een of meer voorwerpen
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/ of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld dan wel
- heeft verborgen en/ of heeft verhuld wie de rechthebbenden op dat/ die voorwerpen waren, en/ of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie die voorwerpen voorhanden hadden,
- deze voorwerpen heeft verworven en/ of voorhanden heeft gehad en/ of heeft overgedragen, heeft omgezet en/ of daarvan gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig (eigen) misdrijf;
3.
hij in of omstreeks de periode van 31 mei 2020 tot en met 12 januari 2024 te Maassluis en/of De Lier, althans in Nederland
opzettelijk
een hoeveelheid van
- 2.460 pillen Zopiclon(e)
- 1.460 pillen Vidalista (tadalafil/tafalafil)
- 11.797 pillen Cenforce en Kamagra (sildenafil)
- 1.010 pillen Cenforce-D (sildenafil en dapoxetine) en/of
- 400 pillen Belbien (zolpidem)
bevattende zopiclon, tadalafil, sildenafil, dapoxetine en/of zolpidem in elk geval een geneesmiddel, als bedoeld in artikel 1 sub b van de Geneesmiddelenwet,
waarvoor geen handelsvergunning gold,
in voorraad heeft gehad, te koop heeft aangeboden, heeft verkocht, heeft afgeleverd, ter hand heeft gesteld, heeft ingevoerd, heeft uitgevoerd en/of anderszins binnen of buiten het Nederlands grondgebied heeft gebracht.