ECLI:NL:RBROT:2024:968

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
14 februari 2024
Zaaknummer
673066
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 13 februari 2024, wordt de ondertoezichtstelling van de minderjarige [voornaam minderjarige01] verlengd tot 16 april 2025. Tevens wordt er een machtiging tot uithuisplaatsing verleend in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 13 februari 2025. De zaak betreft de minderjarige [voornaam minderjarige01], geboren in 2007, die momenteel verblijft bij Zikos in Harreveld. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West heeft het verzoek ingediend om de ondertoezichtstelling te verlengen en een machtiging tot uithuisplaatsing te verkrijgen. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 februari 2024 waren de ouders van [voornaam minderjarige01] aanwezig, evenals vertegenwoordigers van de GI. De kinderrechter heeft de ontwikkeling van [voornaam minderjarige01] beoordeeld en vastgesteld dat er nog steeds ernstige bedreigingen zijn voor haar ontwikkeling, mede door de problematiek binnen het gezin. De kinderrechter heeft geconstateerd dat [voornaam minderjarige01] grote stappen heeft gezet in haar ontwikkeling, maar dat de inzet van jeugdbescherming noodzakelijk blijft. De kinderrechter heeft besloten dat het in het belang van [voornaam minderjarige01] is om de ondertoezichtstelling te verlengen en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen, zodat zij de juiste zorg en ondersteuning kan blijven ontvangen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/673066 / JE RK 24-219
Datum uitspraak: 13 februari 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,
gevestigd te Dordrecht,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2007 in [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen [voornaam minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder01],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats01] ,
advocaat mr. G.A.H. Wiekamp te Hendrik-Ido-Ambacht,
[vader01],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats01] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 26 januari 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 13 februari 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader;
- een tweetal vertegenwoordigers van de GI, dhr. [naam01] en mw. [naam02] .
1.3.
De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige01] naar haar mening gevraagd. [voornaam minderjarige01] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Bij dat gesprek was haar vertrouwenspersoon, mr. [naam03] , aanwezig. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [voornaam minderjarige01] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] .
2.2.
[voornaam minderjarige01] verblijft bij Zikos in Harreveld.
2.3.
Bij beschikking van 11 april 2023 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] verlengd tot 16 april 2024.
2.4.
Bij beschikking van 29 november 2023 is een machtiging verleend om [voornaam minderjarige01] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 21 december 2023 tot 23 februari 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] te verlengen voor de duur van één jaar. Tevens verzoekt de GI een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van één jaar. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [voornaam minderjarige01] doet het goed bij Zikos en is klaar voor een doorstroming naar een open groep van Horizon, in dit geval Omega 1. Inmiddels heeft Zilver bij Omega 1 al een kamer en ze verblijft daar regelmatig. De GI heeft geprobeerd om haar bij Omega 1 te plaatsen. Zonder een reguliere machtiging voor een open groep gaan echter zowel Horizon als de gemeente niet akkoord met deze plaatsing. Ook zijn er problemen met de financiering. Dit is frustrerend, want de GI gunt het [voornaam minderjarige01] om door te stromen naar een open groep. Zij heeft grote stappen voorwaarts gezet en hoort in feite niet langer thuis op een gesloten groep.
4.2.
Door en namens de moeder is tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat er zo snel mogelijk een machtiging voor een open groep moet worden verleend zodat [voornaam minderjarige01] door kan stromen. Het gaat immers goed met haar. De situatie en de onzekerheid omtrent de overgang van Zikos naar Omega 1 zijn lastig voor haar. De moeder is trots op [voornaam minderjarige01] en op hoe hard zij heeft gewerkt. Zij is gebaat bij de ingeslagen weg.
4.3.
De vader heeft zich tijdens de mondelinge behandeling niet verzet tegen het verzoek van de GI en naar voren gebracht dat het fijn is om te horen dat het zo goed gaat met [voornaam minderjarige01] . Het contact tussen de vader en [voornaam minderjarige01] is verbeterd en zij komen nader tot elkaar. De vader hoopt dat [voornaam minderjarige01] zo snel mogelijk op de open groep kan gaan verblijven en dat zij met elkaar de positieve stappen voorwaarts kunnen blijven zetten.

5.De beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige01] nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Er is sprake van systeem- en kindeigen problematiek. [voornaam minderjarige01] vertoont zelfbepalend gedrag wanneer de regels en grenzen niet duidelijk zijn en kampt met psychiatrische problematiek. De onderlinge verhoudingen tussen de ouders spelen hierin nog altijd een grote rol. Het positief om te zien dat het contact tussen de vader en [voornaam minderjarige01] inmiddels op gang is gekomen en dat dit goed verloopt. Vanwege het complexe gezinssysteem en de daarbij horende problematiek zijn de ouders echter nog niet zelfstandig in staat om de bedreigde ontwikkeling van [voornaam minderjarige01] af te wenden en ervoor te zorgen dat zij onbelast contact met beide ouders kan hebben. Er zijn nu flinke stappen voorwaarts gezet en die ontwikkeling verdient voortzetting. De inzet van de jeugdbeschermer blijft noodzakelijk om de benodigde hulpverlening voor zowel de ouders als [voornaam minderjarige01] in te zetten en de ontwikkeling van [voornaam minderjarige01] te volgen. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW).
5.2.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW).
5.3.
Vanwege de genoemde zorgen is [voornaam minderjarige01] uit huis geplaatst. Op 23 november 2023 is zij binnen de Zikos, een groep voor gesloten jeugdhulp van Horizon, geplaatst. Dit was destijds noodzakelijk gelet op de situatie van [voornaam minderjarige01] en de grote zorgen over haar. Het is de kinderrechter duidelijk geworden dat [voornaam minderjarige01] de afgelopen periode enorm haar best heeft gedaan en krachtiger is geworden. Zij lijkt de “knop” omgezet te hebben. Inmiddels verblijft zij regelmatig op de open groep Omega 1 en heeft daar al een kamer. Ook bezoekt zij de open school. Daar is zij enorm blij mee en trots op. [voornaam minderjarige01] wil graag verder op de goede weg, maar heeft inmiddels meermaals moeten horen dat zij toch nog niet doorgeplaatst zou kunnen worden. Met een systeembegeleider wordt inmiddels gewerkt aan het contact tussen [voornaam minderjarige01] en de ouders. Ook dit verloopt positief. Er zijn nog wel spanningen tussen de moeder en [voornaam minderjarige01] . Het is met name van belang dat de zorgen omtrent (fysieke) veiligheid van zowel de moeder als [voornaam minderjarige01] worden aangepakt en te zorgen dat [voornaam minderjarige01] en de moeder niet terugvallen in oude patronen. [voornaam minderjarige01] heeft hard gewerkt om te bereiken waar zij nu staat, duidelijkheid en perspectief zijn dan uiteraard van het grootste belang voor haar. Alle betrokkenen zijn het erover eens dat het goed gaat met [voornaam minderjarige01] en dat zij klaar is om te worden geplaatst bij Omega 1.
De kinderrechter acht het uitermate onbevredigend, niet wenselijk en zeker niet in het belang van [voornaam minderjarige01] dat zij -naar de kinderrechter begrijpt om louter financiële redenen- nog niet volledig naar Omega 1 is doorgeplaatst. Een (over het algemeen bovendien veel duurdere) plaatsing in gesloten jeugdhulp is niet langer de juiste plek voor [voornaam minderjarige01] . Temeer nu zij al een kamer heeft bij Omega 1 en alle betrokkenen aangeven dat zij doorgeplaatst kan en moet worden. De kinderrechter vindt het belangrijk dat [voornaam minderjarige01] stabiliteit ervaart en zich verder kan ontwikkelen bij Omega 1 en zij gaat er derhalve vanuit dat deze doorplaatsing per ommegaande zal plaatsvinden. Het belang van [voornaam minderjarige01] is, zoals ook bepaald in het internationale Kinderrechtenverdrag, leidend; zij verdient, nu zij niet bij (een van) haar ouders kan wonen, de voor haar passende zorg.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] tot 16 april 2025;
6.2.
verleent met ingang van 13 februari 2024 en machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 13 februari 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2024 door mr. M.P.G. Rietbergen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. N.E. Moerkerken als griffier, en op schrift gesteld op 14 februari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.