ECLI:NL:RBROT:2024:9675

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2024
Publicatiedatum
4 oktober 2024
Zaaknummer
11199932 CV EXPL 24-17000
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen en rente in het kader van een overeenkomst voor zwembadonderhoud

In deze zaak heeft Aquanaut Zwembadtechniek B.V. (hierna: Aquanaut) een vordering ingesteld tegen Sportfondsen Rotterdam Noord N.V. (hierna: SRN) voor het betalen van openstaande facturen en rente. Aquanaut heeft in het kader van een overeenkomst werkzaamheden verricht in het zwembad van SRN en heeft hiervoor drie facturen gestuurd ter hoogte van € 89.808,06. SRN heeft tot nu toe € 79.943,91 betaald, maar Aquanaut stelt dat SRN nog € 18.079,02 verschuldigd is, inclusief rente en buitengerechtelijke kosten. SRN betwist de vordering en stelt dat de rente niet vanaf 14 dagen na de factuurdatum verschuldigd is, maar dat het conflict ook buitengerechtelijk opgelost had kunnen worden.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat SRN € 17.198,72 met rente aan Aquanaut moet betalen. De rechter heeft vastgesteld dat Aquanaut recht heeft op betaling van de facturen en dat SRN de handelsrente moet betalen vanaf 30 dagen na ontvangst van de facturen. De rechter heeft ook de buitengerechtelijke kosten toegewezen, die Aquanaut heeft gemaakt in verband met de aanmaningen. De proceskosten zijn voor rekening van SRN, omdat zij grotendeels ongelijk heeft gekregen. De kantonrechter heeft de proceskosten begroot op € 2.468,37 en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Dit vonnis is gewezen door kantonrechter K.J. Bezuijen en is openbaar uitgesproken op 4 oktober 2024. De rechter heeft de vordering van Aquanaut grotendeels toegewezen en SRN veroordeeld tot betaling van het openstaande bedrag, inclusief rente en kosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11199932 CV EXPL 24-17000
datum uitspraak: 4 oktober 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Aquanaut Zwembadtechniek B.V.,
vestigingsplaats: Almkerk,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.A. Bussink,
tegen
Sportfondsen Rotterdam Noord N.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagde,
vertegenwoordigd door: [persoon A] .
De partijen worden hierna ‘Aquanaut’ en ‘SRN’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 27 juni 2024, met bijlagen;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge reactie namens SRN;
  • het KvK-uittreksel dat op 11 juli 2024 namens SRN is gemaild;
  • de repliek, met een bijlage.
1.2.
De kantonrechter heeft SRN de gelegenheid gegeven om te reageren op de repliek, maar dat heeft zij niet gedaan.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
SRN exploiteert een zwembad. Aquanaut heeft op basis van een overeenkomst met SRN in dit zwembad een starand gerepareerd. Aquanaut heeft daarvoor drie facturen gestuurd van in totaal € 89.808,06. SRN heeft tot nu toe € 79.943,91 betaald. Volgens Aquanaut moet zij nu nog € 18.079,02 betalen, omdat zij inmiddels ook rente en buitengerechtelijke kosten verschuldigd is. Zij eist dat SRN wordt veroordeeld om dat bedrag te betalen met rente en dat SRN wordt veroordeeld in de proceskosten.
2.2.
SRN is het niet eens met de eis. Zij vindt het niet terecht dat Aquanaut rente eist vanaf 14 dagen na de factuurdatum. Verder vindt zij dat zij niet moet worden veroordeeld in de proceskosten, omdat dit conflict ook buitengerechtelijk opgelost had kunnen worden.
Het oordeel van de rechter
2.3.
De kantonrechter veroordeelt SRN om € 17.198,72 met rente te betalen aan Aquanaut. In dit vonnis legt de rechter uit waarom.
Aquanaut moest de drie facturen van € 89.808,06 betalen
2.4.
Er is geen discussie over dat Aquanaut werkzaamheden heeft verricht in het zwembad van SRN en dat zij daarvoor € 89.808,06 in rekening mag brengen (€ 44.151,08 + € 35.792,83 + € 9.864,15).
2.5.
In haar mondelinge reactie heeft SRN aangevoerd dat de laatste factuur in eerste instantie was kwijtgescholden. De kantonrechter begrijpt uit de woorden ‘in eerste instantie’ dat SRN niet betwist dat zij deze factuur nu moet betalen. Voor zover ze dat toch niet bedoelt slaagt dat verweer niet. Uit de brief van Aquanaut van 22 januari 2024 blijkt weliswaar dat zij heeft voorgesteld om die factuur kwijt te schelden, maar Aquanaut heeft onbetwist gesteld dat SRN dit aanbod niet heeft aanvaard. Er is daarom geen overeenkomst hierover tot stand gekozen, zodat SRN zich daar ook niet op kan beroepen (artikel 6:217 BW).
2.6.
Het voorgaande betekent dat SRN een hoofdsom van € 89.808,06 moest betalen aan Aquanaut.
SRN moest handelsrente betalen vanaf 30 dagen na ontvangst van de facturen
2.7.
In de dagvaarding heeft Aquanaut gesteld dat voor de facturen een betalingstermijn van 14 dagen geldt. Ze heeft niet onderbouwd waar die stelling op is gebaseerd. SRN heeft in haar reactie betwist dat zij rente vanaf 14 dagen na de factuurdatum verschuldigd is. Vervolgens heeft Aquanaut dit in haar repliek niet verder onderbouwd. De kantonrechter ziet weliswaar dat op de facturen staat ‘Betalingstermijn 14 dagen’, maar een vermelding op een factuur kan (zeker zonder toelichting) niet worden gezien als een overeengekomen fatale termijn.
2.8.
De kantonrechter kan daarom niet vaststellen dat de partijen een uiterste dag van betaling zijn overeengekomen. SRN moet daarom handelsrente betalen vanaf 30 dagen na de dag waarop ze de facturen heeft ontvangen (artikel 6:119a lid 2 onder a BW). Aquanaut heeft onbetwist gesteld dat ze de facturen op de factuurdatum heeft verzonden. SRN heeft niet betwist dat ze die heeft ontvangen. De kantonrechter gaat ervan uit dat de facturen steeds de volgende dag zijn ontvangen (artikel 4a Postbesluit 2009). Dit betekent dat SRN vanaf de volgende data wettelijke handelsrente moest betalen:
  • over factuur [factuurnummer 1] vanaf 8 oktober 2023;
  • over factuur [factuurnummer 2] vanaf 11 november 2023;
  • over factuur [factuurnummer 3] vanaf 14 juni 2024.
Na de eerste betaling stond een hoofdsom van € 59.841,05 open
2.9.
Op 19 februari 2024 heeft SRN € 22.075,54 betaald. Dat bedrag strekt in mindering op de oudste vordering en daarvan eerst op de verschenen rente en daarna op de hoofdsom (artikel 6:43 en 6:44 BW). Op dat moment was er voor factuur [factuurnummer 1] € 1.972,68 aan rente verschenen. Dat is € 261,28 lager dan Aquanaut berekend heeft, omdat de rente 18 dagen later is ingegaan dan zij stelt, namelijk 8 oktober in plaats van 20 september (18 / 365 * 0,12 * € 44.151,08). Deze rente heeft SRN dus helemaal betaald. Het restant van € 20.102,86 (€ 22.075,54 - € 1.972,68) strekt in mindering op factuur [factuurnummer 1] . Daardoor stond van die factuur nog € 24.048,22 open (€ 44.151,08 - € 20.102,86), waardoor de totale hoofdsom na de eerste betaling € 59.841,05 bedroeg (€ 24.048,22 + € 35.792,83).
SRN moest € 1.373,41 aan buitengerechtelijke kosten betalen
2.10.
Op 13 mei 2024 heeft de gemachtigde van Aquanaut een aanmaning verstuurd. Aquanaut heeft recht op vergoeding van de kosten die ze daarvoor gemaakt heeft (artikel 6:96 BW). Op dat moment stond dus een hoofdsom van € 59.841,05 open. Daarom heeft Aquanaut recht op een vergoeding van € 1.373,41 ex btw (Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke kosten). Dat is dus iets lager dan de Aquanaut heeft berekend, omdat zij van een te hoge hoofdsom is uitgegaan.
Na de tweede betaling staat nog een hoofdsom van € 14.957,09 open
2.11.
Op 23 mei 2024 heeft SRN € 57.868,37 betaald. Met die betaling heeft ze de hiervoor genoemde buitengerechtelijke kosten betaald (artikel 6:44 BW). Het restant van € 56.494,96 (€ 57.868,37 - € 1.373,41) strekt eerst in mindering op de rente van factuur [factuurnummer 1] . Die rente bedroeg toen € 772,04 (94 / 366 * 0,125 * € 24.048,22). Met de betaling is de rest van die factuur van € 24.048,22 ook betaald.
2.12.
Ook de verschenen rente van factuur [factuurnummer 2] is met dat bedrag betaald. Die rente bedroeg toen € 2.348,22. Dat is € 211,82 lager dan Aquanaut berekend heeft, omdat de rente 18 dagen later is ingegaan dan zij stelt, namelijk 11 november in plaats van 24 oktober (18 / 365 * 0,12 * € 35.792,83). Het restant van € 29.326,47 (€ 57.868,37 - € 1.373,41 - € 772,04 - € 24.048,22 - € 2.348,22) strekt in mindering op factuur [factuurnummer 2] . Daarvan resteert nu dus nog € 6.466,36 (€ 35.792,83 - € 29.326,47).
2.13.
Inmiddels had Aquanaut op dat moment ook de derde factuur ( [factuurnummer 3] ) verzonden van € 9.864,15. Na de tweede betaling van SRN stond daarom in totaal een hoofdsom van € 16.330,51 (€ 6.466,36 + € 9.864,15) open.
SRN moet nog € 868,21 aan buitengerechtelijke kosten en rente betalen
2.14.
Op 17 juni 2024 heeft de gemachtigde van Aquanaut een aanmaning verstuurd aan SRN, die ziet op een restant van factuur [factuurnummer 2] en verder op factuur [factuurnummer 3] . Zij heeft recht op vergoeding van de kosten die ze daarvoor heeft gemaakt (artikel 6:96 BW). Deze vergoeding kan alleen berekend worden over de hoofdsom van factuur [factuurnummer 3] , omdat SRN voor de andere factuur al buitengerechtelijke kosten heeft betaald (2.10). Aquanaut heeft dus recht op een vergoeding van € 868,21 ex btw (Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke kosten).
SRN moet nog rente betalen over de openstaande facturen en over de buitengerechtelijke kosten
2.15.
Aquanaut heeft de wettelijke rente die na de tweede betaling is verschenen berekend, maar zoals uit het voorgaande blijkt is die onjuist berekend. De kantonrechter zal de wettelijke rente daarom toewijzen vanaf de datum dat die verschuldigd is.
2.16.
SRN moet de wettelijke handelsrente over de rest van factuur [factuurnummer 2] van € 6.466,36 betalen vanaf 23 mei 2024. Dat is de dag waarop SRN voor de tweede keer heeft betaald. De handelsrente over factuur [factuurnummer 3] van € 9.864,15 moet SRN betalen vanaf
14 juni 2024 (2.8).
2.17.
Aquanaut eist ook handelsrente over de verschenen rente, maar dat is niet toewijsbaar, omdat die rente nog geen jaar verschuldigd is (artikel 6:119a lid 3 BW).
2.18.
Aquanaut eist tenslotte zowel wettelijke handelsrente als wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten. De wettelijke handelsrente is niet toewijsbaar. SRN moet buitengerechtelijke kosten namelijk weliswaar betalen op basis van een handelsovereenkomst, maar het is niet de primaire betalingsverplichting. [1] Daarom wordt de rente toegewezen op basis van artikel 6:119 BW vanaf 22 juni 2024, zoals geëist (artikel 6:83 onder b BW).
SRN moet de proceskosten betalen
2.19.
De proceskosten komen voor rekening van SRN, omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). SRN heeft aangevoerd dat deze procedure voorkomen had kunnen worden, als Aquanaut eerder had gereageerd op haar berichten. Dat verweer slaagt niet. Aquanaut heeft namelijk in reactie op dit verweer gemotiveerd gesteld dat juist SRN niet reageerde op berichten. Aangezien SRN niet op de repliek heeft gereageerd, heeft zij die stellingen niet betwist. De kantonrechter gaat daar daarom ook vanuit, zodat dit geen reden is om af te zien van een proceskostenveroordeling van SRN.
2.20.
De kantonrechter begroot de kosten die SRN aan Aquanaut moet betalen op € 112,37 aan dagvaardingskosten, € 1.409,- aan griffierecht, € 812,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 406,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 2.468,37. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.21.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Aquanaut dat eist en SRN daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt SRN om aan Aquanaut te betalen € 17.198,72 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over € 6.466,36 vanaf 23 mei 2024 en over € 9.864,15 vanaf 14 juni 2024 en met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over € 868,21 vanaf 22 juni 2024, steeds tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt SRN in de proceskosten, die aan de kant van Aquanaut worden begroot op € 2.468,37 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en in het openbaar uitgesproken.
33394

Voetnoten

1.Hoge Raad, 8 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3106