ECLI:NL:RBROT:2024:9660

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2024
Publicatiedatum
4 oktober 2024
Zaaknummer
C/10/685432 / KG ZA 24-849
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van een woning in het kader van de vereffening van een nalatenschap

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 3 oktober 2024 uitspraak gedaan in een kort geding waarin de vereffenaar van de nalatenschap van een overleden persoon, Pieter [gedaagde 1], vorderde dat gedaagden, de ex-partner en een kind van de erflater, de woning zouden ontruimen. De vereffenaar was benoemd door de rechtbank om de nalatenschap te vereffenen, omdat de erfgenamen de nalatenschap onbeheerd hadden gelaten. De woning, die onder een hypothecaire lening viel, was in slechte staat en de vereffenaar vreesde dat de waarde zou dalen. Gedaagden erkenden dat de woning moest worden verkocht, maar vroegen om meer tijd om vervangende woonruimte te vinden. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang voor de vereffenaar en dat de vordering tot ontruiming toewijsbaar was. Gedaagden werden veroordeeld om binnen een maand na betekening van het vonnis de woning te ontruimen en de proceskosten van € 1.350,47 te betalen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/685432 / KG ZA 24-849
Vonnis in kort geding van 3 oktober 2024
in de zaak van
[naam vereffenaar]in zijn hoedanigheid van vereffenaar in de nalatenschap van [erflater] , te [plaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. E.E.W. Danen te Rosmalen, ’s-Hertogenbosch,
tegen

1.[gedaagde 1] te [plaats 2] ,

2.
[gedaagde 2]te [plaats 2] ,
gedaagden,
in persoon verschenen.
Eiser wordt hierna ‘de vereffenaar’ genoemd. Gedaagden worden gezamenlijk ‘gedaagden’ en afzonderlijk ‘ [gedaagde 1] ’ en ‘ [gedaagde 2] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het procesdossier bestaat uit de dagvaarding van 13 september 2024 met producties 1 tot en met 15.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 26 september 2024 plaatsgevonden. De vereffenaar is samen met zijn advocaat verschenen. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn zonder advocaat verschenen. De datum voor het vonnis is bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

2.1.
Op 9 februari 2005 is Pieter [gedaagde 1] (hierna: erflater) overleden. Erflater had vier kinderen, waaronder [gedaagde 1] . [gedaagde 2] is de ex-partner van erflater.
2.2.
Het grootste bestanddeel van de nalatenschap van erflater is de woning aan de [adres] te ( [postcode] ) Hoogvliet Rotterdam. Aan deze woning is een hypothecaire geldlening van € 40.480,22 (per 4 januari 2024) gekoppeld. Deze hypothecaire geldlening is verstrekt door ASR Levensverzekering N.V.
2.3.
ASR wil als schuldeiser van de nalatenschap dat de nalatenschap wordt vereffend. De erfgenamen die bekend zijn – de kinderen van erflater – hebben de nalatenschap echter onbeheerd gelaten en niet afgewikkeld. ASR heeft daarom deze rechtbank gevraagd een vereffenaar te benoemen. Bij beschikking van 8 maart 2024 is de vereffenaar als zodanig benoemd.
2.4.
De vereffenaar is er na onderzoek mee bekend geworden dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] na het overlijden van erflater in de woning zijn getrokken en daar sindsdien wonen. Hij heeft op 14 maart 2024 per brief contact met hen gezocht, om afspraken te maken over de woning. Nadat zij eerst niet reageerden op de brief en latere herinneringen van de vereffenaar, hebben gedaagden in mei 2024 een afspraak met de vereffenaar gemaakt voor een bezoek aan de woning.
2.5.
Partijen hebben tijdens dit bezoek met elkaar besproken dat de nalatenschap moet worden vereffend. Gedaagden hebben uitgelegd dat zij niet de financiële middelen hebben om de woning over te nemen. De vereffenaar heeft gedaagden verteld dat de woning dan moet worden verkocht, zodat de hypothecaire geldlening kan worden afgelost en de kosten van de vereffening kunnen worden betaald. De vereffenaar heeft gedaagden aangeraden op zoek te gaan naar vervangende woonruimte en contact op te nemen met de gemeente Rotterdam voor een urgentieverklaring.
2.6.
Kort na het bezoek heeft de vereffenaar geprobeerd weer contact te krijgen met gedaagden. Zij reageerden echter niet meer op de e-mails en telefoontjes van de vereffenaar.
Daarop is de vereffenaar deze procedure in kort geding gestart. De vereffenaar vordert kort gezegd dat gedaagden worden veroordeeld de woning uiterlijk twee weken na de betekening van dit vonnis te ontruimen, met betaling van de kosten van de procedure.
2.7.
Gedaagden voeren verweer. Zij erkennen dat de woning moet worden verkocht, omdat zij zelf financieel niet in de gelegenheid zijn de woning over te nemen. Zij hopen echter langer de tijd te krijgen om vervangende woonruimte te vinden.
2.8.
Artikel 254 Rv bepaalt dat de voorzieningenrechter in spoedeisende zaken waarin, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist, bevoegd is om deze te geven. Van een spoedeisende zaak in vorenbedoelde zin is sprake als van de eiser niet kan worden gevergd dat hij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
2.9.
De vereffenaar heeft een spoedeisend belang bij een beslissing op zijn vordering. Het is voor de vereffenaar belangrijk om voor de nalatenschap een zo hoog mogelijke verkoopopbrengst te realiseren, zodat de hypothecaire geldlening en de kosten van de vereffening kunnen worden voldaan. De vereffenaar heeft uitgelegd dat het risico groot is dat de woning snel minder waard wordt. Gedaagden hebben geen onderhoud gepleegd en de staat van de woning gaat snel achteruit. Dat wordt bevestigd door de foto van de buitenkant van de woning die de vereffenaar heeft overgelegd.
2.10.
De voorzieningenrechter zal de vordering toewijzen, omdat deze niet onrechtmatig of ongegrond is en gedaagden daartegen geen verweer hebben gevoerd. Bovendien heeft de vereffenaar bij toewijzing een redelijk belang, omdat gedaagden tot nu toe niet reageren op zijn brieven en telefoontjes en daarmee voldoende aannemelijk is dat hun aanwezigheid in de woning een vlotte verkoop in de weg zal staan. De voorzieningenrechter stelt de termijn voor de ontruiming op een maand na de betekening van dit vonnis, zodat gedaagden iets meer tijd hebben vervangende woonruimte te regelen.
2.11.
De vereffenaar vordert een machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te laten uitvoeren door een gerechtsdeurwaarder. Deze vordering wordt afgewezen. Artikel 556 lid 1 Rv bepaalt dat gedwongen ontruiming het exclusieve terrein is van de deurwaarder. De deurwaarder kan hiertoe overgaan met behulp van de veroordeling onder randnummer 3.1.
2.12.
Gedaagden krijgen ongelijk en moeten daarom proceskosten van de vereffenaar betalen (artikel 237 Rv). Die proceskosten worden begroot op:
- dagvaarding € 137,47
- griffierecht € 320,00
- salaris advocaat € 715,00
- nakosten €
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.350,47
2.13.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
2.14.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat eiseres dat vordert (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter:
3.1.
veroordeelt gedaagden om binnen een maand na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres] te ( [postcode] ) Hoogvliet Rotterdam te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken, voor zover deze zaken niet behoren tot de nalatenschap van erflater, en onder afgifte van de sleutels de woning in behoorlijke staat ter vrije en algehele beschikking te stellen aan de vereffenaar;
3.2.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de proceskosten van € 1.350,47, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe; als het vonnis moet worden betekend, dan moeten gedaagden ook de kosten van de betekening betalen;
3.3.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2024.
3820/1980