ECLI:NL:RBROT:2024:9636

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 juli 2024
Publicatiedatum
3 oktober 2024
Zaaknummer
10/085669-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor stalking, mishandeling en bedreiging met contactverbod

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 juli 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van stalking, mishandeling, verbale bedreiging en vernieling. De verdachte, geboren in 1996, werd beschuldigd van het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van zijn ex-vrouw, [slachtoffer 2], door haar te belagen via telefoontjes en berichten, ondanks dat zij geen contact meer met hem wilde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meerdere keren bij de woning van de ouders van [slachtoffer 2] is verschenen en haar heeft bedreigd, wat leidde tot een gevoel van onveiligheid bij de slachtoffers. De officier van justitie had een taakstraf geëist, maar de rechtbank oordeelde dat een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 64 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, meer passend was. Daarnaast werd een contactverbod opgelegd, waarbij de verdachte zich gedurende 2 jaar niet in de nabijheid van de slachtoffers mocht bevinden. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan belaging, mishandeling en bedreiging, en heeft de feiten als ernstig beoordeeld, gezien de impact op de slachtoffers. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/085669-23
Datum uitspraak: 12 juli 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] , [geboorteland] op [geboortedatum] 1996,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
raadsman mr. H.L. Heemskerk, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 juni 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.L. van Prooijen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 94 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en
een taakstraf voor de duur van 180 uren, met een vervangende hechtenis van 90 dagen;
- de oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna Sr) voor de duur van 3 jaar, met een vervangende hechtenis van twee weken per overtreding met een maximale duur van 6 maanden, inhoudende een (in)direct contact- en locatieverbod met de aangevers en hun woonadressen met dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie vindt dat alle feiten bewezen kunnen worden.
De verdediging vraagt vrijspraak voor de feiten 1 en 3 tot en met 5 omdat deze feiten niet bewezen kunnen worden. Daarnaast vraagt de verdediging - kort samengevat - aandacht voor de context waarin de gebeurtenissen hebben plaatsgevonden, de rol van alle betrokkenen hierin en de omstandigheid dat er voornamelijk sprake is van niet objectiveerbaar bewijs.
4.2.
Beoordeling
Feit 1: belaging
[slachtoffer 4] (hierna: [voornaam slachtoffer 4] ) is op 26 december 2022 bij de verdachte weggegaan en bij haar ouders gaan wonen.
De verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij wist dat [voornaam slachtoffer 4] na deze datum geen contact meer met hem wilde. Hij is hierna echter nog verschillende keren naar de woning van haar ouders gegaan en heeft [voornaam slachtoffer 4] meerdere keren per dag gebeld. Hij wilde haar terug. Op enig moment was het de verdachte duidelijk dat het niet meer goed zou komen tussen hem en [voornaam slachtoffer 4] . Hij heeft vervolgens alleen nog maar contact met [voornaam slachtoffer 4] opgenomen omdat hij zijn spullen terug wilde. De e-mail aan [voornaam slachtoffer 4] waarin iemand schrijft dat hij haar mentaal dood gaat maken heeft de verdachte verstuurd.
[voornaam slachtoffer 4] heeft verklaard dat de verdachte haar vanaf het moment dat zij bij haar ouders is gaan wonen vele malen heeft gebeld en haar op verschillende manieren berichten heeft gestuurd waarin hij haar heeft bedreigd en uitgescholden. Ook is de verdachte regelmatig bij de woning van haar ouders langs geweest en heeft hij naar haar gevraagd. Op 1 februari 2023 heeft de verdachte de autospiegel van de auto van [voornaam slachtoffer 4] ’s vader vernield.
De verklaring van [voornaam slachtoffer 4] vindt wat dit laatste punt betreft steun in de verklaring van een buurtbewoner, die heeft verklaard dat een man een autospiegel van een auto schopte die geparkeerd stond tegenover de woning van de ouders van [voornaam slachtoffer 4] . De buurtbewoner herkende de man die dit deed als de partner van een bewoner van de woning van de ouders van [voornaam slachtoffer 4] . Even daarvoor had de buurtbewoner gezien dat dezelfde man al schreeuwend tegen de voordeur van de woning schopte. De verklaring van [voornaam slachtoffer 4] vindt voor het overige op concrete en wezenlijke punten steun in de verklaring van de verdachte zelf en in de verklaring van [slachtoffer 1] (hierna: [voornaam slachtoffer 1] ). [voornaam slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte vele keren bij het huis van de ouders van [voornaam slachtoffer 4] is gekomen en dat de verdachte haar bleef bellen.
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat de verdachte gedurende de tenlastegelegde periode stelselmatig contact met [voornaam slachtoffer 4] heeft opgenomen. Dat terwijl hij wist dat zij dat niet wilde. De vraag die vervolgens voorligt is of deze gedragingen kunnen worden aangemerkt als belaging zoals bedoeld in artikel 285b Sr. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. De aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van verdachte, in combinatie met de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijke leven en de persoonlijke vrijheid van aangeefster, zijn zodanig geweest dat sprake is geweest van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. De verdachte heeft door zijn handelwijze immers [voornaam slachtoffer 4] gedwongen met hem in contact te blijven, terwijl hij wist dat het contact niet gewenst was. Dat de verdachte dit vanaf enig moment gedaan zou hebben om zijn spullen terug te krijgen, maakt dit niet anders.
De verdachte zal worden vrijgesproken van de gedachtestreepjes die zien op het sturen van berichten via Snapchat, Facebook en WhatsApp, nu deze berichten niet in het dossier zijn opgenomen dan wel buiten de tenlastegelegde periode vallen.
Feit 2: mishandeling [voornaam slachtoffer 4]
Dit feit is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Feit 3, 5 en 6: bedreiging [voornaam slachtoffer 4] , vader [voornaam slachtoffer 4] en [voornaam slachtoffer 1]
Bedreiging [voornaam slachtoffer 4]
heeft verklaard dat de verdachte haar tijdens hun huwelijk meerdere keren heeft bedreigd. De rechtbank stelt op basis van de WhatsApp-berichten uit het dossier vast dat de verdachte [voornaam slachtoffer 4] (in ieder geval) op 7 mei en 7 oktober 2022 heeft bedreigd. Het verweer dat [voornaam slachtoffer 4] een selectie van WhatsApp-berichten aan de politie heeft verstrekt en dat zij deze WhatsApp-berichten zou hebben gemanipuleerd, wordt verworpen. De berichten zien voor wat betreft de inhoud ook op zaken die zich tussen de verdachte en [voornaam slachtoffer 4] hebben afgespeeld en zij komen voor wat betreft de bedreigingen overeen met de wijze waarop en de woorden waarmee de verdachte met [voornaam slachtoffer 4] communiceerde, zoals dit bijvoorbeeld blijkt uit het e-mail bericht dat de verdachte aan [voornaam slachtoffer 4] heeft verstuurd.
De verdachte zal worden vrijgesproken van de gedachtestreepjes die niet zijn te herleiden naar een concrete datum, nu niet is vast te stellen dat deze berichten zijn verstuurd in de tenlastegelegde periode.
Bedreiging vader [voornaam slachtoffer 4]
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte de bewoordingen zoals bewezenverklaard heeft gebruikt tegen aangever. De verdachte heeft onder andere geroepen ‘ik ga jou doodmaken, ik ga jouw gezicht kapot maken’.
Door de bedreigen kon bij [voornaam slachtoffer 4] en haar vader in redelijkheid de vrees ontstaan dat de verdachte zijn bedreiging waar zou maken en zij daardoor zwaar lichamelijk letsel of erger zouden kunnen oplopen. Daarbij zijn de bewoordingen en de omstandigheden waarin deze zijn geuit van belang. In dit geval wijst de rechtbank op de beëindiging van de relatie en de kennelijke frustratie van de verdachte hierover, alsmede de door hem gebruikte bewoordingen.
Bedreiging [voornaam slachtoffer 1]
De rechtbank kan op grond van het dossier en wat besproken is tijdens de zitting niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid vaststellen dat de verdachte [voornaam slachtoffer 1] heeft bedreigd. De aangifte van [voornaam slachtoffer 1] vindt alleen steun in de verklaring van [voornaam slachtoffer 4] , maar haar verklaring is op dit punt niet concreet. De verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
Feit 4: vernieling spiegel
De moeder van [voornaam slachtoffer 4] heeft verklaard dat de verdachte bij haar woning heeft aangebeld, naar binnen is gelopen en boos is geworden omdat [voornaam slachtoffer 4] en haar vader niet thuis waren. Hij heeft vervolgens de spiegel in de gang kapot geslagen. In het dossier bevinden zich foto’s van een kapotte spiegel. Op basis van de deze bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte de spiegel heeft vernield. Dat de verdachte ontkent dat hij de spiegel heeft vernield acht de rechtbank niet doorslaggevend, gelet op zijn wisselende verklaringen op dit punt.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 26 december 2022 tot en met 24 maart 2023 te Vlaardingen en/of Rotterdam, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig
opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] , door:
- door telefonisch contact op te nemen met die [slachtoffer 2] en
-
eene-mail te sturen naar die [slachtoffer 2]
- bij de woning waar die [slachtoffer 2] verblijft langs te gaan en daar aan te bellen en
- langs te gaan bij de woning van de ouders van die [slachtoffer 2] en een goed die aan de familie van die [slachtoffer 2] toebehoren te vernielen, met het oogmerk die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
hij op 13 mei 2022 te Vlaardingen zijn echtgenote,
[slachtoffer 2] , heeft mishandeld door haar tegen het gezicht te slaan ;
3.
hij in de periode van 7 mei 2022 tot en met 24 maart 2023 in Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 2] (via berichten) dreigend de woorden toe te voegen:
- " jij bent dood" en
- " jij haalt die spiraal weg of ik maak je dood" en/of
- " ik wil jou vermoorden" ;
4.
hij op 23 maart 2023 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een spiegel (in een woning) die geheel aan [slachtoffer 3] toebehoorde heeft vernield;
5.
hij op 23 maart 2023 te Vlaardingen en/of Rotterdam, althans in Nederland,
[slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen:
- " ik ga jou doodmaken, ik ga jou gezicht kapot maken" en/of;
- " ik ga je gezicht verminken! Ik ga je in elkaar slaan zodat je verlamd raakt",
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
belaging;
2.
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn echtgenote;
3.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
4.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort vernielen;
5.
bedreiging met enig misdrijf en bedreiging met zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich gedurende een periode van drie maanden schuldig gemaakt aan de belaging van zijn ex-vrouw. De verdachte kon het niet verkroppen dat zijn ex-vrouw hem had verlaten. Hij viel zijn ex-vrouw stelselmatig lastig door haar ongewenst te bellen. Ook zocht de verdachte haar meerdere keren op bij de woning van haar ouders, belde daar aan en betrad die woning, terwijl hij wist dat dit ongewenst was. Daarnaast bedreigde de verdachte zijn ex-vrouw via WhatsApp-berichten. Ook stuurde hij haar een e-mail met een bedreigende strekking. De verdachte heeft met zijn handelen op een indringende en intimiderende wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn ex-vrouw, waardoor zij zich angstig, onvrij en onveilig gevoeld heeft. Tot slot mishandelde de verdachte zijn ex-vrouw tijdens hun huwelijk door haar opzettelijk te slaan tegen haar gezicht. De verdachte heeft hiermee geen enkel respect getoond voor de lichamelijke integriteit van zijn ex-vrouw.
De verdachte heeft daarnaast in de woning van de ouders van zijn ex-vrouw een spiegel kapot gemaakt en hij heeft de vader van zijn ex-vrouw telefonisch bedreigd. Aldus heeft de verdachte ook de familie van zijn ex-vrouw lastiggevallen en ook zij hebben zich onveilig gevoeld.
De verdachte heeft met het bovengenoemde handelen zich niet bekommerd om voornoemde schadelijke gevolgen voor anderen en was enkel gericht op zijn eigen gevoelens. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 mei 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Strafmodaliteit
Gezien de ernst van de feiten is het opleggen van een gevangenisstraf aan de orde. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank neemt in aanmerking dat de feiten zich hebben afgespeeld tijdens het huwelijk tussen de verdachte en [voornaam slachtoffer 4] en hun scheiding. De verdachte heeft dingen gedaan die hij niet mocht doen, maar hij is hiermee na het ingrijpen door politie en de daarop volgende periode van detentie gestopt en het lijkt erop dat hij verder is gegaan met zijn leven. De rechtbank vindt het onder deze omstandigheden passend dat de straf van de verdachte meer op de toekomst is gericht dan op vergelding.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis. De rechtbank acht de oplegging van een voorwaardelijk strafdeel van de op te leggen gevangenisstraf wel aangewezen om de verdachte ervan te weerhouden om in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Het opleggen van een taakstraf heeft onder de hiervoor genoemde omstandigheden onvoldoende toegevoegde waarde.
Gelet op het bovenstaande en ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 2 jaren opgelegd, met 2 weken hechtenis per overtreding met een maximum van 6 maanden. Dit houdt in dat de verdachte voor een periode van 2 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact mag zoeken of hebben met de slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] .
De rechtbank legt geen gebiedsverbod op, omdat hiervoor geen recente adresgegevens voorhanden zijn.
De rechtbank wijst de gevorderde maatregel af ten aanzien van de aangeefster [slachtoffer 1] , nu de verdachte voor de onder 6 tenlastegelegde bedreiging van die [slachtoffer 1] is vrijgesproken.
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 38v, 57, 63, 285, 285b, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 6 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 90 (negentig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
64 (vierenzestig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 2 (twee|) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
1. zich te onthouden van direct of indirect contact met
[slachtoffer 2] , geboren op
[geboortedatum 2] 1988 te [geboorteplaats 2] ,en
[slachtoffer 3],
geboren op [geboortedatum 3] 1961 te [geboorteplaats 3] in Marokko;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 2 weken;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op en zal in totaal ten hoogste zes maanden bedragen;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van de Klashorst, voorzitter,
en mrs. J.J. Bade en S.M. den Hollander, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. van Puffelen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 26 december 2022 tot en met 24 maart 2023 te
Vlaardingen en/of Rotterdam,
althans in Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] ,
door:
- via Snapchat en Facebook berichten te sturen naar die [slachtoffer 2] en/of
- door telefonisch contact op te nemen met die [slachtoffer 2] en/of
- via Whatsapp (dreigende) berichten te sturen naar die [slachtoffer 2] en/of
- e-mails te sturen naar die [slachtoffer 2]
- bij de woning waar die [slachtoffer 2] verblijft langs te gaan en daar aan te bellen en/of
- langs te gaan bij de woning van de ouders van die [slachtoffer 2] en vervolgens een
goed/goederen die aan de familie van die [slachtoffer 2] toebehoren te vernielen,
met het oogmerk die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of
vrees aan te jagen;
(art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 13 mei 2022 te Vlaardingen, althans in Nederland,
zijn echtgenote, [slachtoffer 2] ,
heeft mishandeld door haar in/tegen het gezicht te slaan en/of stompen;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht)
3.
hij in of omstreeks de periode van 7 mei 2022 tot en met 24 maart 2023 te
Vlaardingen en/of Rotterdam, althans in Nederland,
[slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 2] (via berichten) dreigend de woorden toe te voegen:
- " jij bent dood" en/of
- " jij haalt die spiraal weg of ik maak je dood" en/of
- " neem op of ik maak je dood" en/of
- " ik verpest je gezicht" en/of
- " wollah wollah wollah ik maak je dood" en/of
- " ik wil jou vermoorden" en/of
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 23 maart 2023 te Rotterdam, althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk een spiegel (in een woning), in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
(art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
5.
hij op of omstreeks 23 maart 2023 te Vlaardingen en/of Rotterdam, althans in
Nederland,
[slachtoffer 3] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen:
- " ik ga jou doodmaken, ik ga jou gezicht kapot maken" en/of;
- " ik ga je gezicht verminken! Ik ga je in elkaar slaan zodat je verlamd raakt",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
6.
hij in of omstreeks de periode 26 december 2022 tot en met 1 februari 2023 te
Rotterdam, althans in Nederland,
[slachtoffer 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen:
- " kom mee naar buiten, ik ga je doodmaken, ik schiet je dood, ik ga je
mishandelen" en/of
- " ik maak je dood en jouw ouders ga ik ook dood maken!" en/of
- " als jouw vader terug is uit Marokko maak ik hem dood, hij gaat zien" en/of
- " ik ga je dood maken, ik ga je schieten"
, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)