ECLI:NL:RBROT:2024:9627

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 september 2024
Publicatiedatum
3 oktober 2024
Zaaknummer
10/079669-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Veroordeling voor seksuele misdrijven tegen minderjarigen met eendaadse samenloop.

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 september 2024 uitspraak gedaan in een jeugdstrafrechtelijke procedure tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksuele misdrijven tegen zijn twee halfzusjes, die op het moment van de feiten minderjarig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 2008, zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere seksuele handelingen met zijn halfzusjes, die op dat moment respectievelijk 4-5 en 8-10 jaar oud waren. De feiten vonden plaats tussen 2021 en 2022 en omvatten onder andere het seksueel binnendringen van het lichaam van de slachtoffers en ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als geloofwaardig en consistent beoordeeld, ondanks de ontkenning van de verdachte. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte en de impact van de misdrijven op de slachtoffers. De verdachte is veroordeeld tot 182 dagen jeugddetentie, waarvan 150 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 120 uren. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door de jeugdreclassering en deelname aan forensische behandeling. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de noodzaak om kinderen te beschermen tegen seksueel misbruik.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/079669-23
Datum uitspraak: 26 september 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2008,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. F. Folkers, advocaat te Gorinchem.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 12 september 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L. Goudzwaard heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 331 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 300 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad);
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west (hierna: de jeugdreclassering) tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering feiten 3 en 4 ( [voornaam slachtoffer 1] )
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 3 en 4 wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. De verdachte heeft verklaard dat hij en [voornaam slachtoffer 1] eenmalig kort en oppervlakkig aan elkaars geslachtsdelen hebben gezeten. Gelet op de jonge leeftijd van de verdachte en [voornaam slachtoffer 1] dienen deze handelingen niet geseksualiseerd te worden. Verder ontkent de verdachte alle ten laste gelegde handelingen. De verklaring van [persoon A] ondersteunt de verklaring van de verdachte. De aangifte en de verklaringen van [voornaam slachtoffer 1] zijn onbetrouwbaar en daardoor onbruikbaar als bewijsmiddel. [voornaam slachtoffer 1] heeft inconsistent verklaard tijdens de studioverhoren. Het dossier bevat onvoldoende steunbewijs voor haar verklaringen. De betrokken volwassenen verklaren enkel over hetgeen [voornaam slachtoffer 1] hun heeft verteld. Ook komen hun verklaringen niet overeen met wat [voornaam slachtoffer 1] heeft verteld tijdens de studioverhoren. Dat [voornaam slachtoffer 1] een seksueel overdraagbare aandoening (soa) had, maakt dit niet anders, nu de FARR-arts heeft aangegeven dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte een soa heeft gehad.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank gaat op grond van het dossier en van hetgeen ter terechtzitting is besproken uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Begin 2021 heeft [voornaam slachtoffer 1] voor het eerst aan haar stiefmoeder [persoon B] verteld dat haar halfbroer [voornaam verdachte] (hierna: de verdachte) aan haar onderkant heeft gezeten. [voornaam slachtoffer 1] was hiervan zichtbaar geschrokken en had ook nachtmerries. [voornaam slachtoffer 1] vertelde aan haar stiefmoeder dat zij naar boven moest en zijn piemel moest vasthouden, maar dat zij dat echt niet wilde. Zij moest penetrerende bewegingen met zijn piemel maken. Ook vertelde [voornaam slachtoffer 1] over een andere keer dat zij seksuele handelingen bij de verdachte moest verrichten. De verdachte wreef heel hard over haar onderkant en dat deed veel pijn. Ze vertelde dat zij toen op de piemel van de verdachte heeft moeten zitten. [voornaam slachtoffer 1] heeft op verschillende momenten uit zichzelf hierover tegen de stiefmoeder gesproken, meestal voordat zij naar bed ging.
De toenmalige jeugdbeschermer van [voornaam slachtoffer 1] is hiervan op de hoogte gesteld en is in juni 2021 met de verdachte in gesprek gegaan. De verdachte heeft tegenover de jeugdbeschermer toegegeven dat hij aan het geslachtsdeel van zijn halfzusje had gezeten en zij aan zijn geslachtsdeel. Er is besloten dat de verdachte en [voornaam slachtoffer 1] elkaar voorlopig niet meer mochten zien en dat de hulpverlening MST-PSB voor de verdachte werd ingezet.
Op 22 juli 2021 is [voornaam slachtoffer 1] op het Goofy-spreekuur op de Polikliniek kindergeneeskunde in het Erasmus MC geweest. [voornaam slachtoffer 1] heeft daar verteld dat de verdachte haar op rare plekken heeft aangeraakt, op haar heeft gezeten en zijn vingers in haar heeft gedaan. Zij vond dit niet fijn en het deed veel pijn. Daarnaast is bij [voornaam slachtoffer 1] de soa gonorroe in haar keel vastgesteld.
Daarnaast heeft [voornaam slachtoffer 1] tussen 9 juni 2021 en 20 april 2022 verschillende gesprekken gehad met de hulpverleenster mevrouw [persoon C] bij Eddee. [voornaam slachtoffer 1] heeft ook aan haar verteld dat de verdachte aan haar lichaam op privé-plekken zit, zijn vingers onder haar buik inbrengt en dat hij dit heel hard doet, waardoor ze een wondje heeft gekregen. De handelingen zijn op de slaapkamer van de verdachte gebeurd toen de moeder weg was.
Uit de verklaring van de stiefmoeder volgt dat er eerst is geprobeerd om de situatie onderling op te lossen. Nadat het halfzusje van [voornaam slachtoffer 1] ook melding had gemaakt van gebeurtenissen die tussen haar en de verdachte zouden hebben plaatsgevonden, is er in maart 2023 toch aangifte gedaan door de stiefmoeder van [voornaam slachtoffer 1] en is [voornaam slachtoffer 1] op 25 maart 2023 verhoord in een kindvriendelijke studio. In het studioverhoor heeft zij verklaard dat de verdachte zijn broek naar beneden deed, met zijn hand tussen de benen van [voornaam slachtoffer 1] ging wrijven en dat zij de brandweerslang van de verdachte had gezien.
Betrouwbaarheid van de verklaring van [voornaam slachtoffer 1]
De rechtbank ziet in hetgeen de verdediging heeft aangevoerd geen reden om aan de verklaringen van [voornaam slachtoffer 1] te twijfelen. Uit het dossier leidt de rechtbank af dat [voornaam slachtoffer 1] spontaan en op eigen initiatief aan stiefmoeder vertelt over hetgeen de verdachte bij haar heeft gedaan. In de daarop volgende periode heeft [voornaam slachtoffer 1] in een kort tijdsbestek meerdere volwassenen verteld over het seksueel misbruik. Zij heeft over de seksuele en ontuchtige handelingen door de verdachte verteld aan onder andere een hulpverleenster, een medewerker op het Goofy-spreekuur en aan de politie. De rechtbank overweegt dat [voornaam slachtoffer 1] tegenover deze volwassenen in de kern consistent, gedetailleerd en authentiek heeft verklaard over de handelingen die de verdachte bij haar heeft verricht. Zij heeft weliswaar tijdens het studioverhoor bij de politie niet alle details herhaald, maar dat is verklaarbaar gelet op haar jonge leeftijd en het gegeven dat het studioverhoor geruime tijd na de gebeurtenissen heeft plaatsgevonden. De rechtbank ziet geen reden om aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van [voornaam slachtoffer 1] te twijfelen. Blijkens het gespreksverslag van het Goofy-spreekuur heeft [voornaam slachtoffer 1] daar nog gezegd dat zij boos was op zichzelf dat zij het had verteld, omdat zij de verdachte hierdoor niet meer mocht zien. Gelet op al het voorgaande zal de rechtbank de verklaringen van [voornaam slachtoffer 1] dan ook voor het bewijs bezigen.
Steunbewijs
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [voornaam slachtoffer 1] op belangrijke onderdelen worden ondersteund door andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. De stiefmoeder en de vader van [voornaam slachtoffer 1] hebben in die periode zelf waargenomen dat [voornaam slachtoffer 1] erg boze en verdrietige buien en nachtmerries had. Ook herinnert de stiefmoeder zich een heel vieze onderbroek met afscheiding van [voornaam slachtoffer 1] . Daarbij komt dat op 22 juli 2021 een soa in de keel van [voornaam slachtoffer 1] is geconstateerd. Nu de verdachte – tegen de tijd dat bij hem onderzoek werd verricht – al een medicijn tegen een blindedarmontsteking had gebruikt die ook de bacterie die een dergelijke soa veroorzaakt doodt, kon niet meer worden onderzocht of de verdachte de soa aan [voornaam slachtoffer 1] had overdragen. Dat neemt niet weg dat de aanwezigheid van een soa bij [voornaam slachtoffer 1] haar verklaringen dat sprake is geweest van seksueel misbruik ondersteunt. De rechtbank wijst verder op de verklaring van de voormalig jeugdbeschermer van [voornaam slachtoffer 1] waaruit volgt dat de verdachte in juni 2021 al heeft erkend dat [voornaam slachtoffer 1] aan zijn geslachtsdeel had gezeten en hij aan haar geslachtsdeel. Pas nadat de verdachte gedurende het derde politieverhoor delen van de verklaring van de jeugdbeschermer werden voorgehouden, erkende de verdachte dat er iets tussen [voornaam slachtoffer 1] en hem was gebeurd. Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van de verdachte, dat er niet meer is gebeurd dan het incident dat hij destijds tegenover de jeugdbeschermer heeft toegegeven, niet aannemelijk.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan het wettelijk bewijsminimum en wordt het verweer van de verdediging verworpen.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 3 en 4 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewijswaardering feiten 1 en 2 ( [voornaam slachtoffer 2] )
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 1 en 2 wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. De verdachte ontkent alle ten laste gelegde handelingen. De verklaringen van [voornaam slachtoffer 2] zijn onbetrouwbaar, omdat haar verklaringen tegenstrijdigheden bevatten. Ook is er geen steunbewijs in het dossier aanwezig. In het informatieve gesprek met de vader en de aangifte van de moeder wordt slechts gesproken over wat [voornaam slachtoffer 2] aan hen heeft verteld. Daarnaast kan niet worden vastgesteld wanneer het seksueel misbruik zou hebben plaatsgevonden.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank gaat op grond van het dossier en van hetgeen ter terechtzitting is besproken uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 21 juli 2022 begon [voornaam slachtoffer 2] spontaan tegen haar ouders te vertellen dat zij bang is voor de verdachte, omdat hij aan haar billen heeft gezeten. Zij hield twee vingers omhoog en wees hiermee naar haar spleetje. Zij gaf aan dat het pijn deed. Hierna heeft [voornaam slachtoffer 2] heel erg moeten huilen. Later die avond wilde [voornaam slachtoffer 2] niet naar bed en vertelde zij dat de handelingen in de slaapkamer hebben plaatsgevonden. Op een later moment vertelde [voornaam slachtoffer 2] dat zij de piemel van verdachte had zien hangen en deze in haar mond heeft gehad. Zij liet daarbij zien dat zij moest kokhalzen. Ook vertelde zij dat de verdachte met zijn piemel in haar billen en vagina was geweest.
De moeder herinnert zich veranderingen in het gedrag van [voornaam slachtoffer 2] in diezelfde periode. Zo wilde [voornaam slachtoffer 2] niet meer in haar stapelbed slapen en wilde ze een slaapzak aan, terwijl zij al vier jaar oud was. Ook heeft zij vaak ’s nachts in bed gehuild en kwam zij huilend en angstig naar beneden. Daarnaast plaste en poepte ze veel in haar broek. Toen [voornaam slachtoffer 2] en de verdachte niet meer in hetzelfde huis verbleven, zagen de ouders van [voornaam slachtoffer 2] een positieve gedragsverandering bij [voornaam slachtoffer 2] .
Vervolgens heeft [voornaam slachtoffer 2] bij Tribus Pro in december 2022 een tekening van het gezin gemaakt, waarop zij de verdachte met een penis met een rondje erop op de juiste anatomische plaats heeft getekend. De moeder heeft verklaard dat [voornaam slachtoffer 2] (6 jaar) nog nooit thuis een mannelijk geslachtsdeel had gezien.
Betrouwbaarheid van de verklaring van [voornaam slachtoffer 2]
De rechtbank ziet in hetgeen de verdediging heeft aangevoerd geen reden om aan de verklaring van [voornaam slachtoffer 2] te twijfelen. [voornaam slachtoffer 2] was destijds een heel jong meisje van 4-5 jaar oud. [voornaam slachtoffer 2] heeft spontaan en op eigen initiatief bij de ouders over de verdachte verklaard. Er zijn geen aanwijzingen voor tussentijdse beïnvloeding van [voornaam slachtoffer 2] . [voornaam slachtoffer 2] had geen contact met het andere halfzusje [voornaam slachtoffer 1] en wist niet van het seksueel misbruik van [voornaam slachtoffer 1] door de verdachte. De ouders van [voornaam slachtoffer 2] waren hiervan wel op de hoogte, maar hebben dat niet met haar gedeeld. [voornaam slachtoffer 2] heeft bij een hulpverlener een tekening van het gezin gemaakt, waarop zij de verdachte als enige met een geslachtsdeel heeft getekend, terwijl zij nog nooit een mannelijk geslachtsdeel had gezien. Dat de verklaring van [voornaam slachtoffer 2] tijdens het studioverhoor weinig gedetailleerd is, maakt nog niet dat deze als ongeloofwaardig of onbetrouwbaar dient te worden aangemerkt, zoals door de verdediging bepleit. De rechtbank houdt rekening met de zeer jonge leeftijd van [voornaam slachtoffer 2] , de aard van het delict – dat zich in de familiekring heeft afgespeeld – en het feit dat het studioverhoor geruime tijd na de gebeurtenissen heeft plaatsgevonden. Gelet op al het voorgaande zal de rechtbank de verklaring van [voornaam slachtoffer 2] dan ook voor het bewijs bezigen.
Steunbewijs
Anders dan de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [voornaam slachtoffer 2] op belangrijke onderdelen wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Zo volgt uit het dossier dat de ouders van [voornaam slachtoffer 2] in die periode zelf hebben waargenomen dat [voornaam slachtoffer 2] heel verdrietig, onrustig en boos was, vaak bang en verdrietig was en veel in haar broek plaste en poepte terwijl zij daarvoor al zindelijk was. De rechtbank wijst daarnaast ook op de verklaring van de verdachte zelf, waarin hij enerzijds het seksueel misbruik van [voornaam slachtoffer 2] ontkent, maar ook aangeeft dat hij wel eens aan haar billen en aan haar vagina heeft gezeten. Volgens de verdachte betroffen dit verzorgingshandelingen. De moeder van [voornaam slachtoffer 2] heeft evenwel verklaard dat de verdachte geen verzorgingshandelingen op zich nam en dat zij daar juist alert op is geweest, aangezien de ouders na de melding van [voornaam slachtoffer 1] wilden voorkomen dat zich een soortgelijke situatie zou voordoen. Gelet hierop en gezien al het voorgaande, acht de rechtbank de ontkennende verklaring van de verdachte, niet aannemelijk.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan het wettelijk bewijsminimum. Aan de overtuiging van de rechtbank heeft bijgedragen dat vast is komen te staan dat de verdachte de bewezen verklaarde handelingen met [voornaam slachtoffer 1] heeft verricht.
Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2021
tot en met 30 juni 2022 te Alblasserdam,
(meermalen) (telkens) met [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum 2] 2016,
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 3] ,
te weten het (meermalen)
- brengen/houden van zijn vinger(s) in haar vagina, en
- brengen/houden van zijn penis in haar mond en anus, en vagina, en
- betasten van haar schaamstreek en billen;
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2021
tot en met 30 juni 2022 te Alblasserdam,
(meermalen) (telkens) met [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum 2] 2016, die toen
de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt,
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het (meermalen)
betasten van haar schaamstreek en billen;
3.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 maart 2020
tot en met 31 mei 2022 te Nieuw-Lekkerland, gemeente Molenlanden,
(meermalen) (telkens) met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 3] 2012,
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ,
te weten het (meermalen)
- brengen/houden van zijn vinger(s) in haar vagina, en
- brengen/houden van zijn penis in haar vagina,
en
- betasten van haar schaamstreek en billen en
- laten aftrekken en betasten van zijn penis;
4.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 maart 2020
tot en met 31 mei 2022 te Nieuw-Lekkerland, gemeente Molenlanden,
(meermalen) (telkens) met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 3] 2012,
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt,
ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
te weten het (meermalen)
- betasten van haar schaamstreek en
- laten aftrekken en betasten van zijn penis.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
De eendaadse samenloop van:

1. met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;

en

2. met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.

De eendaadse samenloop van:

3. met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;

en

4. met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft toen hij tussen de twaalf en veertien jaar oud was gedurende een periode van meerdere jaren ontuchtige handelingen verricht die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van zijn twee halfzusjes [voornaam slachtoffer 1] en [voornaam slachtoffer 2] . [voornaam slachtoffer 1] was op dat moment tussen de 8-10 jaar oud en [voornaam slachtoffer 2] was 4-5 jaar oud.
De verdachte heeft door zijn handelen op zeer ernstige wijze de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn halfzusjes geschonden en misbruik gemaakt van hun kwetsbaarheid. Bovendien heeft de verdachte de normale en gezonde seksuele ontwikkeling van zijn halfzusjes doorkruist. Het is een feit van algemene bekendheid dat kinderen die in hun jeugd seksueel zijn misbruikt hiervan ook op latere leeftijd nog de (psychische) gevolgen (kunnen) ondervinden. Het is dan ook van groot belang dat kinderen worden beschermd tegen ernstige seksuele handelingen. In deze zaak klemt nog meer dat het misbruik is gepleegd door hun halfbroer en heeft plaatsgevonden in hun eigen woningen, een persoon en een plek waar zij zich veilig bij hadden moeten voelen. Uit de door de beide vaders voorgelezen slachtofferverklaringen volgt dat de impact heel groot is geweest en de gevolgen hiervan nog steeds merkbaar zijn. De verdachte heeft hier niet bij stilgestaan en heeft zijn eigen seksuele behoeftes voorop gesteld. Bovendien heeft de verdachte, gelet op zijn ontkennende houding, geen blijk gegeven verantwoordelijkheid te nemen voor zijn handelen. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 augustus 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaring van deskundige op de terechtzitting
De Raadheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 5 september 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte is een first offender. Het is positief dat de verdachte en zijn moeder de afgelopen periode goed hebben meegewerkt met de begeleiding vanuit jeugdreclassering en Coachpoint. Ook heeft de verdachte zich ingezet voor zijn behandeling vanuit De Waag. Er heeft alleen geen delictanalyse plaatsgevonden, omdat de verdachte een ontkennende verdachte is. De behandeldoelen gericht op het vergroten van zelfinzicht en het vergroten van zijn vermogen om zich in te leven in anderen zijn deels behaald, omdat deze volgens de verdachte in zijn dagelijks leven niet tot problemen leiden. De negatieve emoties weet de verdachte snel te neutraliseren. De Raad adviseert een intensieve forensische behandeling vanuit de Waag en begeleiding vanuit de jeugdreclassering. Het is van belang dat de verdachte eerst intrinsiek gemotiveerd moet worden om mee te werken aan de behandeling.
De Raad adviseert een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met bijzondere voorwaarden, waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten Jeugdbescherming west te Dordrecht opdracht wordt gegeven om toezicht te houden.
Psycholoog drs. [psycholoog]heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 6 juli 2023. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
De verdachte heeft een psychische stoornis, te weten een andere psychotrauma- of stressor gerelateerde stoornis. Vanwege de ontkennende procespositie van de verdachte is de mate waarin deze stoornis de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van de tenlastelegging beïnvloedde moeilijk vast te stellen.
Het recidiverisico op seksueel delinquent gedrag in de toekomst wordt zonder de inzet van bijzondere voorwaarden en intensieve behandeling ‘matig/hoog’ geschat. Risico’s worden gezien in de ernst en de duur van de ten laste gelegde feiten, de afwezigheid van verantwoordelijkheid ten aanzien van de ten laste gelegde feiten (indien bewezen), het egocentrisme, de beperkte behandelmotivatie vanuit betrokkene en moeder, de beperkte affectieve gewetensontwikkeling, de ontkenning van negatieve gevoelens (onzekerheid) in combinatie met het sterk opblazen van positieve gevoelens/zelfbeeld, de behoefte aan bewondering en het opblazen van het lichaam en de inadequate coping als risicoverhogende factoren naar voren. Ook het bagatelliseren en externaliseren vanuit moeder worden als risicoverhogend gezien.
De psycholoog adviseert een voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaar en toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering. De bijzondere voorwaarden bestaan uit systeemtherapie, individuele behandeling, een aanvullende delictanalyse en coaching.
De jeugdreclasseerderheeft aanvullend ter zitting verklaard dat de verdachte en het gezin goed hebben meegewerkt aan de bijzondere voorwaarden. De verdachte heeft behandeling bij de Waag gevolgd. Als de feiten worden bewezen, komt er een versnelde terugmelding bij de Waag zodat hij opnieuw behandeling kan volgen die meer gericht op de delictanalyse. Het zijn zware jaren geweest voor alle betrokkenen. De door de Raad geadviseerde residentiële behandeling vindt de jeugdreclasseerder niet meer nodig.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten en wat ter zitting naar voren is gebracht.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Net als de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank een onvoorwaardelijke jeugddetentie langer dan het al ondergane voorarrest niet passend en ook niet wenselijk. De verdachte is geschorst uit zijn voorlopige hechtenis en houdt zich al ruim een jaar goed aan de afspraken en zet zich in voor school en werk. Daarbij wordt rekening gehouden met dat de verdachte nog niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest en dat er sprake is van een geringe overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) met een maand.
De verdediging heeft verzocht om een eventuele straf te beperken tot onvoorwaardelijke jeugddetentie die gelijk is aan de duur van het voorarrest en dat niet te combineren met voorwaardelijk deel. De aard en ernst van de feiten en de lange periode waarin deze zijn gepleegd rechtvaardigen echter wel dat aan de verdachte een jeugddetentie wordt opgelegd die langer is dan het ondergane voorarrest, maar daarvan het resterende deel voorwaardelijk. De rechtbank ziet ook in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om een aanzienlijk deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk op te leggen en daarbij de voorwaarden op te leggen, zoals geadviseerd door de Raad. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Daarnaast zal de rechtbank een onvoorwaardelijke werkstraf, van na te noemen duur opleggen. De rechtbank acht het passend dat er ook nu nog een tastbare consequentie is verbonden aan het laakbare gedrag van de verdachte.
Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding de verdachte te verplichten om mee te werken aan een residentiele behandeling bij Atlantis.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op de ernst van de feiten en de rapportages van de deskundigen, waaruit naar voren komt dat de verdachte een psychische stoornis heeft en het recidiverisico hoog is, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 55, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 244 (oud) en 247 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 182 (honderdtweeëntachtig dagen);
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie
groot 150 (honderdvijftig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zijn medewerking zal verlenen aan forensisch ambulante behandeling van De Waag of soortgelijke instelling;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum 2] 2016 te [geboorteplaats] en [slachtoffer 1] geboren op [geboortedatum 3] 2012 te [geboorteplaats] , zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan genoemde jeugdreclasseringsinstelling opgedragen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen;
bepaalt dat de vervangende jeugddetentie ten uitvoer kan worden gelegd als vervangende hechtenis, indien de veroordeelde bij aanvang van de eventuele tenuitvoerlegging van de vervangende jeugddetentie de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.J. Loorbach, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. S. Riege en R.T.K. Davidse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 september 2024.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2021
tot en met 30 juni 2022 te Alblasserdam,
(meermalen) (telkens) met [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum 2] 2016,
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 3] ,
te weten het (meermalen)
- brengen/houden van zijn vinger(s) in haar vagina, althans tussen haar
schaamlippen, en/of
- brengen/houden van zijn penis in haar mond en/of anus, althans tussen haar
billen, en/of vagina, althans tussen haar schaamlippen en/of
- betasten van haar schaamstreek en/of billen;
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2021
tot en met 30 juni 2022 te Alblasserdam,
(meermalen) (telkens) met [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum 2] 2016, die toen
de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het (meermalen)
betasten van haar schaamstreek en/of billen;
3.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 maart 2020
tot en met 31 mei 2022 te Nieuw-Lekkerland, gemeente Molenlanden,
(meermalen) (telkens) met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 3] 2012,
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ,
te weten het (meermalen)
- brengen/houden van zijn vinger(s) in haar vagina, althans tussen haar
schaamlip(pen), en/of
- brengen/houden van zijn penis in haar vagina, althans tussen haar schaamlippen,
en/of
- betasten van haar schaamstreek en/of billen en/of
- laten aftrekken en/of betasten van zijn penis;
4.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 maart 2020
tot en met 31 mei 2022 te Nieuw-Lekkerland, gemeente Molenlanden,
(meermalen) (telkens) met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 3] 2012,
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
te weten het (meermalen)
- betasten van haar schaamstreek en/of
- laten aftrekken en/of betasten van zijn penis.