ECLI:NL:RBROT:2024:9619

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
2 oktober 2024
Zaaknummer
C/10/662423 / HA ZA 23-631
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in internationale zeevervoerszaak met betrekking tot transformatoren

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een bevoegdheidsincident, zijn de eisers Amasus Shipping B.V., Amasus Fleet B.V., Deo Volente Seatrade C.V., en andere betrokken partijen, in geschil met de Italiaanse vennootschap Getra Power S.p.A. over de aansprakelijkheid voor schade aan twee transformatoren tijdens zeevervoer van Italië naar Nederland en Zweden. De rechtbank Rotterdam moet beoordelen of zij bevoegd is om van de vorderingen van Amasus c.s. kennis te nemen, gezien de internationale aspecten van de zaak en de betrokkenheid van verschillende rechtsstelsels. De rechtbank concludeert dat zij bevoegd is voor de vorderingen van Amasus c.s. die betrekking hebben op de transformator die in Rotterdam/Schiedam moest worden afgeleverd, maar niet voor de vordering van Amasus Shipping of voor de vorderingen die betrekking hebben op de transformator die in Västerås moest worden afgeleverd. De rechtbank oordeelt dat de forumkeuze in de cognossementen niet bindend is voor Getra, omdat zij niet direct met Amasus c.s. heeft gecontracteerd. De rechtbank compenseert de proceskosten, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/662423 / HA ZA 23-631
Vonnis van 25 september 2024
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AMASUS SHIPPING B.V.,
gevestigd te Delfzijl,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AMASUS FLEET B.V.,
gevestigd te Delfzijl,
3. de commanditaire vennootschap
DEO VOLENTE SEATRADE C.V.voorheen
HARTMAN SEATRADE C.V.,
gevestigd te Urk,
4.
[persoon A],
wonende te Urk,
5.
[persoon B],
wonende te Tollebeek (gemeente Noordoostpolder),
6.
[persoon C],
wonende te Staphorst,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DEO VOLENTE SEATRADE B.V.,
gevestigd te Urk,
eisers in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. P.J. Hoepel te Rotterdam,
tegen
de vennootschap naar Italiaans recht
GETRA POWER SPA,
gevestigd te Napels, Italië,
gedaagde,
eiseres in het incident,
advocaat mr. V.R. Pool te Rotterdam.
Eisers in de hoofdzaak, verweerders in het incident zullen hierna gezamenlijk Amasus c.s. genoemd worden. Eiseres 1 zal hierna Amasus Shipping genoemd worden, eiseres 2 Amasus Fleet, eiseres 3 Deo Volente Seatrade CV, eiser 4 [persoon A] , eiser 5 [persoon B] , eiser 6 [persoon C] en eiseres 7 Deo Volente Seatrade BV. Gedaagde, eiseres in het incident zal hierna Getra genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 10 maart 2023 tevens incidentele vordering tot het verkrijgen van een voorlopige voorziening (artikel 223 Rv);
  • de akte van Amasus c.s. houdende overlegging producties 1 tot en met 7;
  • de akte vermindering van eis, waarbij Amasus c.s. de vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 223 Rv) hebben ingetrokken;
  • de incidentele conclusie van Getra houdende exceptie van onbevoegdheid, tevens incidentele conclusie tot niet-ontvankelijkheid, althans afwijzing van vordering (i) in de hoofdzaak vanwege verjaring, met producties 1 tot en met 3;
  • de incidentele conclusie van antwoord van Amasus c.s., met producties 8 en 9;
  • de beslissing van de rolrechter van 1 november 2023;
  • de oproepingsbrief van 27 november 2023 voor een mondelinge behandeling;
  • de zittingsagenda van 1 februari 2024;
  • de akte van Getra ten behoeve van de mondelinge behandeling, tevens houdende overlegging productie 4;
  • de akte overlegging producties van Amasus c.s., met producties 10 tot en met 12;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 12 maart 2024;
  • de spreekaantekeningen van Getra;
  • de spreekaantekeningen van Amasus c.s.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling:
- heeft Getra haar incidentele vordering tot niet-ontvankelijkverklaring wegens verjaring teruggenomen, onder het uitdrukkelijk voorbehoud dat zij die vordering nog kan instellen in de hoofdzaak;
en
- hebben Amasus c.s. hun eis in de hoofdzaak verminderd door terug te nemen hun vordering (ii), luidende:
gedaagde het bevel te doen tot teruggave van de garantie van NorthStandard binnen zeven dagen na het in deze zaak te wijzen vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 50.000 per dag of gedeelte daarvan dat gedaagde met de voldoening aan deze veroordeling in gebreke blijft,
met dien verstande dat met 'teruggave' wordt bedoeld de onherroepelijke, schriftelijke bevestiging namens gedaagde aan de garant, dat geen aanspraak zal worden gemaakt op uitbetaling onder de garantie.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De vorderingen in de hoofdzaak

2.1.
De verminderde eis van Amasus c.s. luidt dat de rechtbank, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, voor recht verklaart dat geen van Amasus c.s. jegens Getra aansprakelijk is zijn voor enige schade aan de lading in verband met het in de dagvaarding bedoelde vervoer onder de cognossementen met kenmerken NAPROT-01 en NAPVAS-02, met veroordeling van Getra in de proceskosten.
2.2.
Hieraan leggen Amasus c.s. de volgende stellingen ten grondslag.
  • i) Deze zaak betreft het zeevervoer van twee transformatoren aan boord van het zeeschip [naam schip] van Napels, in Italië, naar Schiedam respectievelijk Västerås, in Zweden. Dit vervoer vond plaats in de periode oktober-november 2020.
  • ii) De [naam schip] is (economisch) eigendom van Deo Volente Seatrade CV, welke vennootschap ten tijde van het vervoer Hartman Seatrade C.V. heette en waarvan [persoon A] , [persoon B] en [persoon C] destijds de beherende vennoten waren. Tegenwoordig is Deo Volente Seatrade BV de enige beherend vennoot van Deo Volente Seatrade CV. Amasus Shipping en Amasus Fleet maken onderdeel uit van de scheepvaartonderneming Amasus, die als commercieel manager bij de exploitatie van de [naam schip] is betrokken.
  • iii) Het vervoer is in oktober 2020 bij Amasus Fleet geboekt door de Italiaanse vennootschap SHL s.r.l. (hierna: Sodimax). Amasus Fleet heeft daarbij Deo Volente Seatrade CV vertegenwoordigd. De partijen bij deze vervoerovereenkomst zijn dus Sodimax enerzijds en Deo Volente Seatrade CV (voorheen Hartman Seatrade CV) anderzijds. Deze vervoerovereenkomst is vastgelegd in een
  • iv) Getra is geen partij bij de
  • v) Voor het vervoer van ieder van de twee transformatoren is een cognossement op naam afgegeven, de cognossementen met kenmerken NAPROT-01 en NAPVAS-02 (hierna: de cognossementen).
  • vi) Getra staat op de cognossementen vermeld als “

Carrier’s name/principal place of business:
AMASUS FLEET B.V.
P.O. BOX 250 – NL 9930 AG DELFZIJL – THE NETHERLANDS”.
  • vii) De cognossementen zijn gedateerd 22 oktober 2020 en ondertekend door de kapitein van de DEO VOLENTE.
  • viii) Op 30 oktober 2020 is de onder cognossement NAPROT-01 vervoerde transformator in Rotterdam/Schiedam uit de [naam schip] gelost. Op 4 november 2020 is de onder cognossement NAPVAS-02 uit de [naam schip] gelost in Västerås.
  • ix) Volgens Getra zijn de transformatoren tijdens het zeevervoer beschadigd geraakt. Getra houdt Amasus c.s. aansprakelijk voor de door haar gestelde schade van ruim € 1.600.000,-.
Volgens Getra heeft de schade kunnen ontstaan omdat Amasus c.s. zich niet hield(en) aan de richtlijnen voor het vervoer van de transformatoren.
  • x) In februari 2023 heeft Getra ter verzekering van haar vordering tot schadevergoeding beslag laten leggen op de [naam schip] in de haven van Imperia, Italië. Ter opheffing van dit beslag is een garantie gesteld door de P&I (her)verzekeraar van de [naam schip] , NorthStandard.
  • xi) Amasus c.s. zijn niet aansprakelijk voor de door Getra gestelde schade. Amasus c.s. betwisten dat de transformatoren zijn beschadigd geurende de periode dat zij (of een of meer van hen) voor het vervoer verantwoordelijk waren (was). De richtlijnen voor het vervoer van de transformatoren waren niet aan (een van) Amasus c.s. verstrekt en maken dus geen deel uit van de vervoerovereenkomst die zij zijn aangegaan. De transformatoren waren niet geschikt (gemaakt) voor het vervoer. Getra, de afzender heeft niet tijdig opgave gedaan van al hetgeen voor Amasus c.s. van belang was ten aanzien van de transformatoren en de behandeling daarvan tijdens het vervoer.
  • xii) In de cognossementsvoorwaarden is een forumkeuze opgenomen voor de “

3.Het geschil in het incident

3.1.
Getra vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zich onbevoegd zal verklaren om van de vorderingen in de hoofdzaak kennis te nemen, met veroordeling van Amasus c.s. in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van veertien dagen na het te wijzen vonnis.
3.2.
Getra stelt zich primair op het standpunt dat de Nederlandse rechter in deze zaak geen rechtsmacht heeft, omdat rechtsmacht kan worden gebaseerd noch op het Verdrag tot het vaststellen van enige eenvormige regels betreffende het conservatoir beslag op leveren zeeschepen, Brussel, 10 mei 1952, Trb. 1981, 165, hierna: Beslagverdrag) noch op de Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking; hierna: Brussel I-bis Vo). Subsidiair stelt Getra zich op het standpunt dat de rechtbank Rotterdam geen bevoegdheid kan ontlenen aan het forumkeuzebeding in de cognossementen. Een reden daarvoor is dat Getra niet is gebonden aan dat forumkeuzebeding. Een andere reden is dat de forumkeuze geen keuze inhoudt voor de rechtbank Rotterdam maar voor de rechtbank Noord-Nederland, omdat de “principal place of business” van de “Carrier”, Amasus Fleet, Delfzijl is. Er is dus geen ruimte voor bevoegdheid van de rechtbank Rotterdam op grond van artikel 625 Rv. Evenmin levert artikel 7 lid 1 of lid 2 Brussel I-bis Vo bevoegdheid van de rechtbank Rotterdam op, aldus Getra.
3.3.
Amasus c.s. voeren verweer en concluderen tot afwijzing van de incidentele vordering van Getra, met veroordeling van deze in de proceskosten bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna nader ingegaan, voor zover dat voor de beoordeling van belang is.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
In de hoofdzaak vorderen zeven eisers, Amasus c.s., een verklaring voor recht dat geen van hen aansprakelijk is jegens Getra voor de door deze gestelde beschadiging van de twee transformatoren tijdens het zeevervoer daarvan van Napels naar Rotterdam/Schiedam, respectievelijk Västerås.
4.2.
Hier is sprake van een internationale zaak, omdat de zaak grensoverschrijdende aspecten heeft. Immers, Amasus c.s. zijn in Nederland gevestigd of woonachtig en Getra in Italië, terwijl de zaak over grensoverschrijdend vervoer gaat. De regels van internationaal bevoegdheidsrecht zijn van openbare orde. Dit betekent dat de rechter gehouden is ambtshalve de internationale bevoegdheid aan een onderzoek te onderwerpen. Bovendien stelt Getra de vraag naar internationale en nationale (relatieve) bevoegdheid uitdrukkelijk aan de orde in het incident.
4.3.
De rechtbank moet dus ten aanzien van ieder van Amasus c.s. beoordelen of zij internationaal en nationaal bevoegd is kennis te nemen van de door ieder van die eisers in de hoofdzaak ten aanzien van Getra gevorderde verklaring voor recht.
4.4
Amasus c.s. hebben hun gevorderde verklaring voor recht dat (een of meer van) Amasus c.s. niet aansprakelijk zijn jegens Getra breed geformuleerd en deze niet beperkt tot aansprakelijkheid onder de zeevervoerovereenkomst(en) dan wel onder de cognossementen. Weliswaar wordt in de dagvaarding – voordat Getra haar vorderingen voor het gerecht in Napels aanhangig had gemaakt – uitgegaan van een vordering van Getra onder vervoerovereenkomst, maar in de conclusie van antwoord in het incident – nadat Getra haar vorderingen voor het gerecht in Napels aanhangig had gemaakt – en bij de mondelinge behandeling hebben Amasus c.s. duidelijk aangegeven dat zij een verklaring voor recht verlangen van niet-aansprakelijkheid op contractuele noch buitencontractuele grondslag.
Daarom dient voor ieder van Amasus c.s. onderzocht te worden of de rechtbank Rotterdam bevoegd is tot kennisneming van de betreffende vordering van Amasus c.s.
Litispendentie
4.5
Zoals hiervoor gezegd, heeft Getra in Imperia conservatoir beslag doen leggen op de [naam schip] ter verzekering van haar vordering tegen Amasus Shipping, Amasus Fleet, Deo Volente Seatrade CV en Deo Volente Seatrade BV en is dat beslag opgeheven nadat een garantie was gesteld door de P&I-club NorthStandard.
Vervolgens hebben Amasus c.s. de onderhavige zaak bij dagvaarding van 10 maart 2023 aanhangig gemaakt voor de rechtbank Rotterdam.
Daarna is Getra begin mei 2023 een civiele procedure begonnen voor het gerecht in Napels enerzijds tegen Sodimax en anderzijds tegen Amasus Shipping, Amasus Fleet, Deo Volente Seatrade CV en Deo Volente Seatrade BV. Getra vordert in die procedure vergoeding van door haar gestelde schade aan de transformatoren. De vordering op Sodimax is gebaseerd op de tussen Getra en Sodimax gesloten overeenkomst. De vordering op de andere gedaagden is gebaseerd zowel op de cognossementen als op buitencontractuele grondslag.
4.6
Voor zover bekend heeft Getra geen zaak aangespannen tegen [persoon A] , [persoon B] en [persoon C] . Maar ten aanzien van de overigen van Amasus c.s. betekent het vorenstaande dat tussen dezelfde partijen gedingen aanhangig zijn voor de gerechten in Rotterdam, Nederland en in Napels, Italië.
4.7
Bovendien betreffen die procedures voor zowel de gerechten in Rotterdam als in Napels beide de vraag of (een of meer van) Amasus c.s. aansprakelijk zijn voor de gestelde schade aan de transformatoren die in het kader van het zeevervoer met de [naam schip] zou zijn ontstaan. In Italië gaat het om een vordering tot schadevergoeding gegrond op gestelde aansprakelijkheid, in Nederland om een vordering tot een verklaring voor recht dat Amasus c.s. juist niet aansprakelijk zijn. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie (HvJEU) dienen dergelijke spiegelbeeldige vorderingen te worden aangemerkt als vorderingen met hetzelfde onderwerp en dezelfde oorzaak in de zin van artikel 29 e.v. Brussel I-bis Vo (vgl. HvJEG 6 december 1994, C-406/92, ECLI:NL:XX:1994:AD2263 – TATRY en vgl. 30 HvJEU 19 december 2013, C-452/12, ECLI:EU:C:2013:858 Nipponkoa/Inter-Zuid).
4.8
Omdat de procedure voor het gerecht in Rotterdam eerder aanhangig is gemaakt dan die voor het gerecht in Napels, heeft laatstgenoemd gerecht bij beslissing van 16 februari 2024 op de voet van artikel 29 e.v. Brussel I-bis Vo de procedure geschorst in afwachting van de vaststelling door het gerecht in Rotterdam of deze rechtsmacht heeft. In bevestigend geval heeft de procedure voor het gerecht in Rotterdam voorrang.
Rechtbank Rotterdam internationaal en nationaal (relatief) bevoegd?
Contractuele grondslag
4.9
Gezien het zwaartepunt van het debat tussen partijen over aansprakelijkheid, begint de rechtbank het onderzoek naar haar internationale bevoegdheid bij eventuele aansprakelijkheid van een of meer van Amasus c.s. op contractuele basis, zoals de vervoerovereenkomst(en).
Forumkeuzebeding
4.1
Evenzeer gezien het zwaartepunt van het debat tussen partijen over aansprakelijkheid en gelet op het stelsel van de Brussel I-bis Vo, begint de rechtbank het onderzoek naar haar internationale bevoegdheid bij het door Amasus c.s. gedane beroep op het door haar gestelde forumkeuzebeding in de cognossementen.
4.11
Gesteld noch gebleken is dat de ‘fixture recap’ of de ‘booking note’ Getra gebonden hebben. Voor zover de vervoerovereenkomst(en) in die stukken belichaamd is (zijn) en die stukken een forumkeuzebeding bevatten, kan Getra daaraan niet gebonden zijn geraakt.
4.12
Artikel 4 van de op de achterzijde van de cognossementen vermelde voorwaarden bevat de volgende bepaling:

4. Law and Jurisdiction
Disputes arising out of or in connection with this Bill of Lading shall be exclusively determined by the courts and in accordance with the law of the place where the Carrier has his principal place of business, as stated on Page 1, except as provided elsewhere herein.
Zoals hiervoor gezegd staat op de voorzijde (‘Page 1’) van de cognossementen

Carrier’s name/principal place of business:
AMASUS FLEET B.V.
P.O. BOX 250 – NL 9930 AG DELFZIJL – THE NETHERLANDS”.
Dat de genoemde uitzondering ‘except as provided otherwise herein’ in dit geval een rol speelt is gesteld noch gebleken.
Deze bepaling in de cognossementsvoorwaarden bevat een exclusieve (‘exclusively’) forumkeuze voor ‘the courts [..] of the place where the Carrier has his principal place of business’.
De betreffende ‘carrier’ is blijkens de voorpagina van de cognossementen Amasus Fleet. De vestigingsplaats van Amasus Fleet is Delfzijl. Daarom is het in het forumkeuzebeding aangewezen gerecht de rechtbank Noord-Nederland, binnen wiens rechtsgebied Delfzijl ligt. Partijen zijn het daarover ook eens.
4.13
Voor zover de gestelde aansprakelijkheid gegrond is op (een) vervoerovereenkomst(en) onder de cognossementen, zou Amasus Fleet als ‘carrier’ op die bepaling een beroep kunnen doen.
4.14
Voor de vraag welke partij(en) van Amasus c.s. verder als vervoerder (‘carrier’) onder de cognossementen zou(den) kunnen worden aangemerkt, overweegt de rechtbank het volgende. Het gaat hierbij niet alleen om de vraag welke partij in de cognossementsvoorwaarden als vervoerder wordt aangemerkt, maar om de vraag welke partij Getra als vervoerder onder cognossement zou kunnen aanspreken. Voor zover het gaat over aflevering in Nederland, dat wil zeggen: het vervoer van de transformator die vervoerd werd onder cognossement NAPROT-01 en in Rotterdam/Schiedam werd gelost, dient dat aanmerken als vervoerder, bij gebreke van een internationale regeling, te worden uitgevoerd aan de hand van artikel 10:162 BW; daarmee dient dat aanmerken te worden uitgevoerd aan de hand van Nederlands recht.
4.15
Ingevolge artikel 8:461 BW kunnen in het onderhavige geval als vervoerder onder het cognossement NAPROT-01 worden aangemerkt:
a. a) de persoon die het cognossement ondertekende of voor wie hij dit ondertekende;
b) hij wiens formulier voor het cognossement is gebruikt;
c) de (laatste) vervoerder onder een bevrachtingsketen, dan wel de reder van het schip.
Uitgaande van door of namens de kapitein ondertekende cognossementen, zou naast Amasus Fleet ook de eigenaar van de [naam schip] als vervoerder onder het betreffende cognossement kunnen worden aangemerkt. Die eigenaar is Deo Volente Seatrade CV met haar beherend vennoot Deo Volente Seatrade BV, voorheen Hartman Seatrade CV met haar beherende vennoten [persoon A] , [persoon B] en [persoon C] .
4.16
Enige grond waarop Amasus Shipping beroep op die bepaling zou kunnen doen is gesteld noch gebleken. Het gebruikte cognossementspapier is niet van Amasus Shipping. Dat Amasus Shipping (de laatste) bevrachter van de [naam schip] was, is gesteld noch gebleken. De enkele omstandigheid dat Amasus Shipping in het verleden als vervoerder ten opzichte van Getra is opgetreden (vgl. productie 9 van Amasus c.s.) maakt haar nog geen vervoerder in het onderhavige geval.
4.17
Over de stelling van Amasus c.s. dat Getra gebonden is aan het forumkeuzebeding in de cognossementsvoorwaarden, hetgeen Getra bestrijdt, overweegt de rechtbank het volgende.
Voor de geldigheid van een forumkeuzebeding vereist artikel 25 Brussel I-bis Vo onder meer daadwerkelijke wilsovereenstemming over de forumkeuze (vgl. HvJEG 20 feb 1997, ECLI:EU:C:1997:70, C-106/95 - MSG/Gravières Rhénanes en HvJEU 18 nov 2020, ECLI:EU:C:2020:933 - Ryanair/DelayFix).
Tussen partijen staat vast dat Getra niet (rechtstreeks) met (een of meer van) Amasus c.s. heeft gecontracteerd voor het zeevervoer van de transformatoren, maar met (of via) Sodimax. Getra is geen partij bij de ‘fixture recap’ of de ‘booking note’ tussen (een of meer van) Amasus c.s. en Sodimax. De enkele omstandigheid dat Getra als ‘shipper’ op de cognossementen staat vermeld maakt haar nog geen partij bij de vervoerovereenkomst, afzender of opdrachtgever tot vervoer. Voor daadwerkelijke toestemming van Getra met het forumkeuzebeding is daarom een aparte instemmingshandeling van deze vereist.
Amasus c.s. verwijzen voor het blijken van instemming van Getra met het forumkeuzebeding naar e-mailcorrespondentie met Getra van 22 oktober 2020 (productie 8 van Amasus c.s.). In die e-mailcorrespondentie zijn de cognossementen (in concept) aan Getra gestuurd, maar enig blijk van instemming van Getra met het forumkeuzebeding valt in die correspondentie niet te lezen. De transformatoren waren of werden op 22 oktober 2020 al aan boord van de [naam schip] geladen, zoals blijkt uit de datering van de cognossementen op 22 oktober 2020 en de aantekening bij het stempel en de handtekening op de cognossementen “
received on board”. Het lijkt er daarom op dat de toezending van de cognossementen veeleer geschiedde ter informatie dat de transformatoren inderdaad aan boord waren verscheept, dan dat de instemming van Getra met het forumkeuzebeding werd gevraagd.
Uit de (als productie 9) door Amasus c.s. overgelegde cognossementen die in maart 2020 zijn gedateerd en waarop Getra eveneens als ‘shipper’ is vermeld, valt, zonder nadere toelichting over de totstandkoming van de betreffende vervoerovereenkomst(en) welke Amasus c.s. niet hebben gegeven, evenmin de instemming van Getra af te leiden; het kan heel goed zijn dat bij die gelegenheid Getra evenmin zelf als afzender optrad, net als in het onderhavige geval.
De conclusie is dat Getra niet aan het forumkeuzebeding gebonden is geraakt.
4.18
Gesteld al dat het forumkeuzebeding geldig zou zijn en Getra daaraan gebonden zou zijn, dan zou daarmee uitsluitend (‘exclusively’) de rechtbank Noord-Nederland bevoegd zijn verklaard. Het woord ‘courts’ in het forumkeuzebeding kan niet uitgelegd worden in die zin dat daarin alle Nederlandse gerechten of meer gerechten dan het in het forumkeuzebeding bedoelde gerecht bevoegd worden verklaard. Het gaat om geen ander gerecht dan dat van ‘the place where the Carrier has his principal place of business’, niet het land of de staat waarin die vestigingsplaats is gelegen.
De omstandigheid dat het hier om een scheepvaartzaak gaat in de zin van artikel 625 Rv en de rechtbank Rotterdam bevoegd is om kennis te nemen van dat soort zaken, kan daar niets aan veranderen.
4.19
De conclusie is dat het beroep op het forumkeuzebeding Amasus c.s. niet baat.
Bijzondere bevoegdheid artikel 7 Brussel I-bis Vo
4.2
Artikel 7 Brussel I-bis Vo bepaalt het volgende:
Een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, kan in een andere lidstaat voor de volgende gerechten worden opgeroepen:
1. a) ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomst, voor het gerecht van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd;
b) voor de toepassing van deze bepaling is, tenzij anders is overeengekomen, de plaats van uitvoering van de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt:
[..]
-
voor de verstrekking van diensten, de plaats in een lidstaat waar de diensten volgens de overeenkomst verstrekt werden of verstrekt hadden moeten worden;
c) punt a) is van toepassing indien punt b) niet van toepassing is;
2.[..]
Artikel 7 aanhef en onder 1 Brussel I-bis Vo regelt zowel de internationale als de nationale, relatieve bevoegdheid. Die bepaling wijst rechtstreeks het bevoegde gerecht aan, niet de bevoegdheid van de gerechten van een lidstaat.
Ingevolge artikel 7 aanhef en onder 1 sub b) Brussel I-bis Vo en de rechtspraak van het HvJEU over die bepaling, is het gerecht van de plaats waar de zaken volgens de vervoerovereenkomst moe(s)ten worden afgeleverd bevoegd om van vorderingen betreffende het vervoer kennis te nemen (vgl. HvJEU 4 september 2014, ECLI:EU:C:2014:2145, rov. 41 - Nickel & Goeldner Spedition, en HvJEU 11 juli 2018, ECLI:EU:C:2018:558 - Zürich/Abnormal Load Services, rov. 23 – 25). Dat geldt ook voor de spiegelbeeldige vorderingen van Amasus c.s. voor verklaringen voor recht.
4.21
Onder de zeevervoerovereenkomst(en) diende de ene transformator in Rotterdam/Schiedam en de andere in Västerås te worden afgeleverd. Voor wat betreft de transformator die in Rotterdam/Schiedam diende te worden afgeleverd (onder cognossement NAPROT-01) vormt artikel 7 aanhef en onder 1 sub b) dan ook grond voor internationale bevoegdheid van de rechtbank Rotterdam. Maar voor wat betreft de transformator die in Västerås diende te worden afgeleverd niet.
4.22
Zodanige bevoegdheid geldt slechts ten aanzien van de partij die als vervoerder kan worden aangemerkt. Waar het hier gaat over aflevering in Nederland dient dat aanmerken als vervoerder, bij gebreke van een internationale regeling, te worden uitgevoerd aan de hand van artikel 10:162 BW. Daarmee dient dat aanmerken te worden uitgevoerd aan de hand van Nederlands recht.
Ingevolge artikel 8:461 BW kunnen in het onderhavige geval als vervoerder onder het door of namens de kapitein van de [naam schip] ondertekende cognossement NAPROT-01 worden aangemerkt:
de persoon die het cognossement ondertekende of voor wie hij dit ondertekende;
hij wiens formulier voor het cognossement is gebruikt;
de (laatste) vervoerder onder een bevrachtingsketen, dan wel de reder van het schip.
4.23
Kennelijk ondertekende de kapitein van de [naam schip] het cognossement NAPROT-01 voor Amasus Fleet, die in het cognossement als vervoerder wordt genoemd. Over bevrachting van de [naam schip] is niets gesteld of gebleken. De [naam schip] was eigendom van Hartman Seatrade CV en haar beherend vennoten [persoon A] , [persoon B] en [persoon C] , thans van Deo Volente Seatrade CV en haar beherend vennoot Deo Volente Seatrade BV. Al die partijen kunnen als vervoerder worden aangemerkt.
Feiten of omstandigheden op grond waarvan Amasus Shipping als vervoerder in de zin van artikel 10:162 BW of artikel 8:461 BW kan worden aangemerkt zijn gesteld noch gebleken.
Derhalve levert artikel 7 aanhef en onder 1 sub b) Brussel I-bis Vo de rechtbank Rotterdam internationale bevoegdheid om kennis te nemen van de vordering van Amasus Fleet, Deo Volente Seatrade CV, Deo Volente Seatrade BV en de rechtsvoorgangers Hartman Seatrade CV, [persoon A] , [persoon B] en [persoon C] voor zover het betreft aansprakelijkheid gegrond op een overeenkomst tot het vervoer van de transformator die in Rotterdam/Schiedam moest worden afgeleverd, dus de transformator die onder cognossement NAPROT-01 is vervoerd. Voor de betreffende vordering van Amasus Shipping levert die bepaling de rechtbank Rotterdam geen bevoegdheid.
Voor zover de vorderingen van Amasus c.s. betreffen het vervoer van de transformator die in Västerås afgeleverd moest worden, geeft artikel 7 aanhef en onder 1 sub b) Brussel I-bis Vo geen bevoegdheid aan de rechtbank Rotterdam.
4.24
Omdat Amasus c.s. de gevorderde verklaring voor recht ook verlangen voor het geval zij buitencontractueel worden aangesproken, dient de rechtbank ook te onderzoeken of zij internationale bevoegdheid heeft voor aansprakelijkheid van een of meer van Amasus c.s. op buitencontractuele basis, bij voorbeeld op basis van onrechtmatige daad of ongerechtvaardigde verrijking.
4.25
Artikel 7 aanhef en onder 2 van Brussel I-bis Vo verschaft internationale bevoegdheid voor dergelijke vorderingen. Het gaat hier om de volgende bepaling:
Artikel 7 Brussel I-bis Vo
Een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, kan in een andere lidstaat voor de volgende gerechten worden opgeroepen:
[..]
2. ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad, voor het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen.
Ook voor artikel 7 aanhef en onder 2 Brussel I-bis Vo geldt dat het zowel de internationale als de nationale, relatieve bevoegdheid regelt. Die bepaling wijst rechtstreeks het bevoegde gerecht aan, niet de bevoegdheid van de gerechten van een lidstaat.
Het daarin genoemde begrip ‘onrechtmatige daad’ dekt alle buitencontractuele aansprakelijkheid.
Op grond van de rechtspraak van het HvJEU geldt als plaats van het schadebrengende feit zowel de plaats van de schadeveroorzakende gebeurtenis, het zogenaamde
Handlungsort, als de plaats waar de schade is ingetreden, het zogenaamde
Erfolgsort. De eisende partij heeft de keuze of zij de verweerder oproept voor het gerecht van het
Handlungsortdan wel voor die van het
Erfolgsort. Vgl. HvJEG 30 november 1976, nr. 21/76, ECLI:EU:C:1976:166 - Bier/Mines de potasse d’Alsace.
4.26
Volgens Amasus c.s. is zowel het
Handlungsortals het
Erfolgsortgelegen binnen het rechtsgebied van de rechtbank Rotterdam. Getra betwist dat.
4.27
Getra stelt zich op het standpunt dat een of meer van Amasus c.s. buitencontractueel jegens haar aansprakelijk (is) zijn omdat zij de richtlijnen voor het vervoer van de transformatoren niet behoorlijk hebben nageleefd en dat daardoor de beide transformatoren tijdens de zeereis van Napels naar Rotterdam/Schiedam beschadigd zijn. Getra stelt daarbij dat die niet-naleving zich heeft voorgedaan in de periode voorafgaande aan de belading van de transformatoren aan boord van de [naam schip] en dat (mede daardoor) de beide transformatoren beschadigd zijn geraakt tijdens zwaar weer op volle zee.
Voor zover het gaat om gedragingen van een of meer van Amasus c.s. die hebben plaatsgevonden op de kantoren van Amasus Shipping, Amasus Fleet, Deo Volente Seatrade CV en/of Deo Volente Seatrade BV, of hun rechtsvoorgangers (de kantoren als het
Handlungsort), levert artikel 7 aanhef en onder 2 geen bevoegdheid op van de rechtbank Rotterdam omdat die kantoren buiten het arrondissement Rotterdam liggen (want in Urk of Delfzijl). Voor zover het gaat om gedragingen toen het schip op volle zee zwaar weer tegen kwam (het
Handlungsortis dan op volle zee), levert artikel 7 aanhef en onder 2 evenmin bevoegdheid van de rechtbank Rotterdam op, nu immers gesteld noch gebleken is dat de schadebrengende gedragingen binnen het arrondissement Rotterdam hebben plaatsgevonden. De omstandigheid dat de schade aan de transformatoren is ontstaan aan boord van de [naam schip] die onder Nederlandse vlag vaart, maakt dat niet anders.
4.28
Ook het
Erfolgsortin de zin van artikel 7 aanhef en onder 2 Brussel I bis-Vo kan de rechtbank Rotterdam geen bevoegdheid verschaffen, omdat de schade geleden wordt door Getra in Italië.
Dat de schade aan de transformatoren is ontstaan op volle zee aan boord van een zeeschip dat onder Nederlandse vlag vaart, brengt niet mee dat het
Erfolgsortbinnen het arrondissement Rotterdam is gelegen. Evenmin leidt de omstandigheid dat dit zeeschip Rotterdam als bestemming had tot bevoegdheid van de rechtbank Rotterdam op grond artikel 7 aanhef en onder 2; vgl. HvJEU 11 juli 2018, zaak C-88/17, ECLI:EU:C:2018:558 – Zürich/Abnormal Load Service.
Tussenconclusie
4.29
Het vorenstaande leidt tot de conclusie:
(i) dat de rechtbank Rotterdam internationale bevoegdheid heeft ten aanzien van de vorderingen tot verklaringen voor recht van Amasus Fleet, Deo Volente Seatrade CV, Deo Volente Seatrade BV en de rechtsvoorgangers Hartman Seatrade CV, [persoon A] , [persoon B] en [persoon C] voor zover het betreft aansprakelijkheid gegrond op een overeenkomst tot het vervoer van de transformator die in Rotterdam/Schiedam moest worden afgeleverd, dus de transformator die onder cognossement NAPROT-01 is vervoerd;
(ii) dat de Nederlandse rechter, in het bijzonder de rechtbank Rotterdam geen bevoegdheid heeft voor de betreffende vordering van Amasus Shipping;
en
(iii) dat de Nederlandse rechter, in het bijzonder de rechtbank Rotterdam geen bevoegdheid heeft voor zover de vorderingen van Amasus c.s. betreffen het vervoer van de transformator die in Västerås afgeleverd moest worden.
4.3
Andere mogelijke gronden van internationale bevoegdheid van de rechtbank Rotterdam om kennis te nemen van de vordering van Amasus c.s. zijn gesteld noch (ambtshalve) gebleken.
Gerecht in Napels niet exclusief bevoegd ingevolge artikel 7 Beslagverdrag
4.31
Volgens Getra heeft de Nederlandse rechter, ook de rechtbank Rotterdam geen bevoegdheid, omdat het gerecht in Napels bij uitsluiting van andere gerechten bevoegd is op grond van artikel 7 lid 1, aanhef en onder a van het Beslagverdrag. De rechtbank volgt Getra niet in dat standpunt. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
4.32
Italië en Nederland zijn beide partij bij het Beslagverdrag. Artikel 7 Beslagverdrag geeft regels voor de rechterlijke bevoegdheid ten aanzien van de vordering ten gronde ingeval in een verdragsstaat een conservatoir beslag is gelegd op een zeeschip. Voor zover voor dit geval van belang, bepaalt artikel 7 in een van de authentieke talen het volgende:
(1) The Courts of the country in which the arrest was made shall have jurisdiction to determine the case upon its merits if the domestic law of the country in which the arrest is made gives jurisdiction to such Courts, or in any of the following cases namely:
(a) if the claimant has his habitual residence or principal place of business in the country in which the arrest was made;
[..]
(2) If the Court within whose jurisdiction the ship was arrested has not jurisdiction to decide upon the merits, the bail or other security given in accordance with Article 5 to procure the release of the ship shall specifically provide that it is given as security for the satisfaction of any judgment which may eventually be pronounced by a Court having jurisdiction so to decide; and the Court or other appropriate judicial authority of the country in which the arrest is made shall fix the time within which the claimant shall bring an action before a Court having such jurisdiction.
(3) If the parties have agreed to submit the dispute to the jurisdiction of a particular Court other than that within whose jurisdiction the arrest was made or to arbitration, the Court or other appropriate judicial authority within whose jurisdiction the arrest was made may fix the time within which the claimant shall bring proceedings.
4.33
Getra voert aan dat volgens Italiaans recht het gerecht in Napels bevoegdheid heeft.
Dat betekent volgens Getra dat de Nederlandse rechter en de rechtbank Rotterdam geen bevoegdheid heeft, omdat het Beslagverdrag een bijzonder verdrag is in de zin van artikel 71 Brussel I-bis Vo zodat de bevoegdheidsregel van artikel 7 Beslagverdrag voorrang heeft.
4.34
Artikel 71 lid 1 Brussel I-bis Vo bepaalt dat de verordening onverlet laat (Engelse tekst:
shall not affect) de verdragen waarbij de lidstaten partij zijn en die voor bijzondere onderwerpen de rechterlijke bevoegdheid regelen. Deze uitzondering heeft tot doel de in bijzondere verdragen neergelegde bevoegdheidsregels in acht te doen nemen, omdat bij de vaststelling van deze regels rekening is gehouden met de bijzondere kenmerken van de onderwerpen waarop zij betrekking hebben. Het Beslagverdrag is zodanig bijzonder verdrag.
Echter, volgens vaste rechtspraak van het HvJEU dient artikel 71 Brussel I-bis Vo aldus te worden uitgelegd dat het zich ertegen verzet dat een dergelijk bijzonder verdrag wordt uitgelegd op een manier die de eerbiediging van de doelstellingen en beginselen die aan deze verordening ten grondslag liggen, niet waarborgt onder ten minste even gunstige voorwaarden als die waarin deze verordening voorziet (vgl. 30 HvJEU 19 december 2013, C-452/12, ECLI:EU:C:2013:858 - Nipponkoa/Inter-Zuid).
Derhalve dient onderzocht te worden of het Beslagverdrag aan die maatstaf voldoet en of artikel 7 inderdaad een exclusieve bevoegdheid oplevert.
4.35
De uitleg van de bepalingen van het Beslagverdrag dient te geschieden aan de hand van de maatstaven van artikel 31 - 33 van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht (hierna: Verdrag van Wenen), die moeten worden beschouwd als codificatie van het geldende volkenrecht inzake de uitleg van verdragen. Op grond van artikel 31 lid 1 Verdrag van Wenen moet een verdrag te goeder trouw worden uitgelegd overeenkomstig de gewone betekenis van de termen van het verdrag in hun context en in het licht van voorwerp en doel van het verdrag. Uit artikel 31 lid 3, aanhef en onder b, Verdrag van Wenen volgt dat behalve met de context ook rekening moet worden gehouden met ieder later gebruik in de toepassing van het verdrag waardoor overeenstemming van de verdragspartijen inzake de uitleg van het verdrag is ontstaan, hetgeen meebrengt dat ook de heersende opvatting in de rechtspraak en literatuur van de verdragslanden een primair interpretatiemiddel bij de uitleg van dat verdrag vormt.
Met inachtneming van het bepaalde in artikel 32 Verdrag van Wenen kan voor de uitleg van een verdrag een beroep worden gedaan op de voorbereidende werkzaamheden (‘
travaux préparatoires’) van dat verdrag.
4.36
Allereerst dient te worden opgemerkt dat het hier niet gaat om het ‘bijzondere’ onderwerp, te weten conservatoir beslag op een zeeschip, maar om de vraag of de vordering ten gronde, die waarvoor het conservatoir beslag is gelegd, al dan niet exclusief aanhangig kan worden gemaakt bij het gerecht binnen wiens rechtsgebied het beslag is gelegd. Het gaat wat dat betreft niet om een ‘bijzonder onderwerp’ als bedoeld artikel 71 Brussel I-bis Vo.
Noch de tekst van artikel 7 Beslagverdrag, noch de context van dat artikel, noch overige bepalingen van het verdrag leiden ertoe de bepaling aldus uit te leggen dat het gerecht binnen wiens rechtsgebied het beslag is gelegd exclusief bevoegd is om van de vordering ten gronde kennis te nemen. Integendeel, in het tweede lid van artikel 7 wordt een regeling gegeven voor het geval het gerecht binnen wiens rechtsgebied het beslag is gelegd geen bevoegdheid heeft, hetgeen niet spoort met een uitlegging van het eerste lid als een exclusieve bevoegdheid. Bovendien bevat het derde lid van dat artikel een regeling voor procedures voor een ander gerecht (of voor arbitrage). Artikel 7 Beslagverdrag levert geen exclusieve bevoegdheid van het beslagforum op voor de vordering ten gronde.
4.37
Nu artikel 7 Beslagverdrag geen exclusieve bevoegdheid oplevert voor het gerecht in wiens rechtsgebied het beslag is gelegd, staat die regeling niet in de weg aan de bevoegdheid van de rechtbank Rotterdam ingevolge de bevoegdheidsregels van de Brussel I-bis Vo.
Conclusie
4.38
Daarom komt de rechtbank tot de slotsom dat zij internationale bevoegdheid heeft ten aanzien van de vorderingen tot verklaringen voor recht van Amasus Fleet, Deo Volente Seatrade CV, Deo Volente Seatrade BV en de rechtsvoorgangers Hartman Seatrade CV, [persoon A] , [persoon B] en [persoon C] voor zover het betreft aansprakelijkheid gegrond op een overeenkomst tot het vervoer van de transformator die in Rotterdam/Schiedam moest worden afgeleverd, dus de transformator die onder cognossement NAPROT-01 is vervoerd. Voor de betreffende vordering van Amasus Shipping heeft de rechtbank Rotterdam geen bevoegdheid.
4.39
Voor zover de vorderingen van Amasus c.s. betreffen het vervoer van de transformator die in Västerås afgeleverd moest worden, heeft de rechtbank Rotterdam geen bevoegdheid.
4.4
Het vorenstaande betekent dat de procedure voor de rechtbank Rotterdam zal worden voortgezet voor zover het betreft de vorderingen tot verklaringen voor recht van Amasus Fleet, Deo Volente Seatrade CV, Deo Volente Seatrade BV en de rechtsvoorgangers Hartman Seatrade CV, [persoon A] , [persoon B] en [persoon C] slechts voor zover het betreft aansprakelijkheid gegrond op een overeenkomst tot het vervoer van de transformator die in Rotterdam/Schiedam moest worden afgeleverd (dus de transformator die onder cognossement NAPROT-01 is vervoerd). Voor wat betreft die vorderingen zal de zaak worden verwezen naar de rol voor het nemen van een conclusie van antwoord door Getra.
4.4
Voor de betreffende vordering van Amasus Shipping heeft de rechtbank Rotterdam geen bevoegdheid, evenmin voor de vorderingen van Amasus c.s. betreffende het vervoer van de transformator die in Västerås afgeleverd moest worden.
4.41
Derhalve kunnen de onderwerpen waarover de rechtbank Rotterdam geen bevoegdheid heeft onverminderd worden voortgezet voor het bevoegde gerecht in Italië.
4.42
Op de mondelinge behandeling heeft de rechter de mogelijkheid van een zodanige uitkomst van deze bevoegdheidsprocedure en de (on)praktische consequenties daarvan met partijen besproken.
4.43
Omdat beide partijen deels in het gelijk en deels in het ongelijk gesteld worden, zal de rechtbank de proceskosten compenseren, zodat ieder van partijen haar eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1
verklaart zich bevoegd kennis te nemen van de vordering(en) van Amasus Fleet, Deo Volente Seatrade CV, Deo Volente Seatrade BV en de rechtsvoorgangers Hartman Seatrade CV, [persoon A] , [persoon B] en [persoon C] voor zover het betreft aansprakelijkheid gegrond op een overeenkomst tot het vervoer van de transformator die in Rotterdam/Schiedam moest worden afgeleverd (de transformator die onder cognossement NAPROT-01 is vervoerd);
5.2
verklaart zich onbevoegd kennis te nemen:
a) van de vordering van Amasus Shipping;
b) van de vorderingen van Amasus c.s. betreffende het vervoer van de transformator die in Västerås afgeleverd moest worden;
en
c) van de vorderingen van Amasus Fleet, Deo Volente Seatrade CV, Deo Volente Seatrade BV en de rechtsvoorgangers Hartman Seatrade CV, [persoon A] , [persoon B] en [persoon C] voor zover het betreft aansprakelijkheid
anders dangegrond op een overeenkomst tot het vervoer van de transformator die in Rotterdam/Schiedam moest worden afgeleverd (de transformator die onder cognossement NAPROT-01 is vervoerd);
5.3
compenseert de proceskosten, zodat ieder van partijen haar eigen kosten draagt;
in de hoofdzaak
5.4
verwijst de zaak voor zover betreffende de vorderingen van Amasus Fleet, Deo Volente Seatrade CV, Deo Volente Seatrade BV en de rechtsvoorgangers Hartman Seatrade CV, [persoon A] , [persoon B] en [persoon C] voor zover het betreft aansprakelijkheid gegrond op een overeenkomst tot het vervoer van de transformator die in Rotterdam/Schiedam moest worden afgeleverd (de transformator die onder cognossement NAPROT-01 is vervoerd) naar de rol van
27 november 2024voor het nemen van de conclusie van antwoord;
5.5
houdt elke verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. W.P. Sprenger in aanwezigheid van de griffier mr. J.F. de Heer en door de rolrechter ondertekend en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2024.
901/1928