ECLI:NL:RBROT:2024:9615

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 juni 2024
Publicatiedatum
2 oktober 2024
Zaaknummer
10-338901-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplichtigheid aan heroïnehandelingen en voorbereiding daarvan

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 juni 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan diverse handelingen met heroïne en de voorbereiding daarvan. De verdachte heeft haar woning ter beschikking gesteld als versnijdingspand, waardoor zij medeverantwoordelijk is geworden voor de handelingen die anderen in dat pand uitvoerden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte schuldig is aan de tenlastegelegde feiten en heeft een gevangenisstraf opgelegd van 100 dagen, waarvan 83 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar kwetsbaarheid en middelenproblematiek. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank heeft in strafverminderende zin meegewogen dat de heroïnepreparaten een lage concentratie hadden en dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte een risico op recidive heeft, maar dat er op dat moment geen mogelijkheden waren voor reclasseringsbemoeienis. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet en de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10-338901-23
Datum zitting en uitspraak: 19 juni 2024
Tegenspraak
Verkort vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren in [geboorteplaats], op [geboortedatum], ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres], raadsvrouw M. Wever, advocaat in Rotterdam.
Officier van justitie: N.G.H. Verschaeren

Beschuldiging

De verdachte wordt beschuldigd van medeplichtigheid aan diverse handelingen met heroïne en van medeplichtigheid aan de voorbereiding van dat soort handelingen. De volledige tenlastelegging houdt in dat de verdachte:
1.
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 19 december 2023 te [plaatsnaam]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 148,4 en/of 394,4 en/of 647,9 en/of 31,1 en/of 17,4 en/of 42,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 19 december 2023 te [plaatsnaam], opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door de woning, gelegen aan [adres], ter beschikking te stellen voor het opslaan van die heroïne.
2.
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 19 december 2023 te [plaatsnaam]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
  • het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
  • het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
  • het opzettelijk vervaardigen van heroïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
  • een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
  • zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
  • voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan die een of meer onbekend gebleven personen en/of zijn/hun mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door een grote hoeveelheid versnijdingsmiddelen, te weten ongeveer 4.388 en/of 9.359 en/of 998,6 en/of 141 en/of 20.117 en/of 406,9 en/of 986,6 en/of 1.119,3 gram paracetamol en/of 11.379 gram cafeïne voorhanden te hebben bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 19 december 2023 te [plaatsnaam], opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door de woning, gelegen aan [adres], ter beschikking te stellen voor het opslaan van die heroïne.

Bewijs

Vordering officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden.
Oordeel rechtbank
Bewezenverklaring
Bewezen is dat de verdachte:
1.
een onbekend gebleven personen op 19 december 2023 te [plaatsnaam] opzettelijk aanwezig heeft gehad 148,4 en 394,4 en 647,9 en 31,1 gram heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 19 december 2023 te [plaatsnaam], opzettelijk behulpzaam is geweest door de woning, gelegen aan [adres], ter beschikking te stellen voor het opslaan van die heroïne.
2.
een onbekend gebleven personen op 19 december 2023 te [plaatsnaam], om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
  • het opzettelijk bewerken, verwerken en het opzettelijk vervaardigen van heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
  • stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan die onbekend gebleven personen wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door een grote hoeveelheid versnijdingsmiddelen, paracetamol en cafeïne voorhanden te hebben bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 19 december 2023 te [plaatsnaam], opzettelijk behulpzaam is geweest, door de woning, gelegen aan de [adres], ter beschikking te stellen.
Bewijsmotivering
De bewezenverklaring steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen. Deze bewijsmiddelen zijn in dit verkorte vonnis niet opgenomen. Indien op een later moment uitwerking van de bewijsmiddelen nodig mocht zijn, zal dit afzonderlijk worden gedaan.

Verboden gedraging en strafbaarheid

Kwalificatie
medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod
medeplichtigheid aan een feit, bedoeld in het vierde van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen, stoffen voorhanden hebben, waarvan zij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit
Strafbaarheid feit en verdachte
De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

Straf

Vooraf
Voor de bewezenverklaarde feiten wordt aan de verdachte een straf opgelegd. In deze strafmotivering zullen de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte worden besproken die bij de strafoplegging een rol spelen.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met proeftijd van twee jaren.
Oordeel rechtbank
Gepleegde feiten
De verdachte heeft haar huis ter beschikking gesteld als versnijdingspand en is daardoor medeverantwoordelijk geworden voor de bewezenverklaarde handelingen die anderen in dat pand uitvoerden.
Heroïne is heel verslavend en het heeft grote negatieve gevolgen voor de gebruikers zelf en hun omgeving. Daarnaast heeft de verdachte overlast gecreëerd voor haar buren door haar woning, die zich in een woonwijk bevindt, ter beschikking te stellen voor criminele activiteiten.
De bewezenverklaarde heroïnepreparaten (mengsels) hebben een uiterst lage concentratie heroïne (2-5%). Bij de bepaling van de uiteindelijke straf is dit opmerkelijke detail in strafverminderende zin meegewogen.
Persoon verdachte
Uit het strafblad van 28 mei 2024 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Stichting Verslavingsreclassering GGZ heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 25 maart 2024. Dit rapport houdt - samengevat en voor zover hier van belang - het volgende in. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. De verdachte is een zeer kwetsbare vrouw, waarbij middelenproblematiek en een negatief sociaal netwerk een grote rol spelen. Daarnaast zijn er vanuit verschillende instanties zorgen om de verdachte in verband met mogelijke criminele uitbuiting. Gelet hierop zijn reclasseringsbemoeienis en bijzondere voorwaarden geïndiceerd. De reclassering ziet op dit moment echter geen mogelijkheden om invulling te geven aan een toezicht en/of bijzondere voorwaarden. Nadat de verdachte op 4 januari 2024 is geschorst uit voorlopige hechtenis met bijzondere voorwaarden, is de verdachte niet bereikbaar gebleken voor de reclassering. De reclassering adviseert om die reden om de strafzaak af te doen zonder reclasseringsbemoeienis.
Straf
Op grond van het voorgaande is de na te noemen straf passend.
Wettelijke voorschriften
Bij de strafoplegging is gelet op de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 48, 49 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissingen

De rechtbank:
1. verklaart bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan;
2. stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
3. verklaart de verdachte strafbaar;
4. veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
100 (honderd) dagen, waarvan
83 (drieëntachtig) dagenvoorwaardelijk, met een proeftijd van
2 (twee) jaren;
5. beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
6. heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
J.H. Janssen, voorzitter,
H.I. Kernkamp-Maathuis en R.H. Kroon, rechters,
in tegenwoordigheid van E.S. Roman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 19 juni 2024.