ECLI:NL:RBROT:2024:9614

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2024
Publicatiedatum
2 oktober 2024
Zaaknummer
11138769 CV EXPL 24-14194
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling collegegeld door Hogeschool Rotterdam met afwijzing van incassokosten

In deze zaak vordert de Stichting Hogeschool Rotterdam betaling van collegegeld van € 404,98 van de gedaagde, die zich als student had ingeschreven voor het studiejaar 2022-2023. De gedaagde betwist de vordering en stelt dat hij door medische omstandigheden, waaronder een coma, zich niet had ingeschreven voor het betreffende studiejaar. De kantonrechter oordeelt dat de Hogeschool voldoende bewijs heeft geleverd dat de gedaagde zich daadwerkelijk had ingeschreven en dat de vordering tot betaling van het collegegeld grotendeels wordt toegewezen. De persoonlijke omstandigheden van de gedaagde zijn geen reden om van dit oordeel af te wijken, aangezien hij ervoor heeft gekozen zich in te schrijven.

Daarnaast heeft de Hogeschool geen recht op vergoeding van incassokosten, omdat niet kan worden vastgesteld dat de gedaagde de veertiendagenbrief heeft ontvangen. De kantonrechter wijst de vordering tot incassokosten af, maar kent wel rente toe van € 14,32, omdat de Hogeschool voldoende bewijs heeft geleverd dat deze moet worden betaald. De proceskosten worden aan de gedaagde opgelegd, omdat hij grotendeels ongelijk heeft gekregen. De kantonrechter begroot de proceskosten op € 472,38. Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de Hogeschool het vonnis direct kan uitvoeren zonder verdere procedures.

De beslissing van de kantonrechter is als volgt: de gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van € 419,30 aan de Hogeschool, inclusief wettelijke rente, en in de proceskosten van € 472,38. Al het andere wordt afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11138769 CV EXPL 24-14194
datum uitspraak: 4 oktober 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Hogeschool Rotterdam,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: Rotterdam,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Hogeschool Rotterdam’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 14 mei 2024, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • de repliek, met bijlagen.
1.2.
[gedaagde] is in de gelegenheid gesteld om te reageren op de repliek, maar van die mogelijkheid heeft hij geen gebruik gemaakt.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
Volgens Hogeschool Rotterdam stond [gedaagde] vanaf 1 september 2022 tot en met 31 maart 2023 als student ingeschreven, maar heeft hij het collegegeld voor een deel niet betaald. Hogeschool Rotterdam eist daarom een veroordeling tot betaling van € 404,98, met rente en kosten. [gedaagde] is het hiermee niet eens. Hij heeft een maand in coma gelegen tot eind februari 2022 en wegens zijn medische situatie heeft hij zich niet ingeschreven voor het studiejaar 2022-2023. De eis van Hogeschool Rotterdam wordt echter grotendeels toegewezen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Collegegeld
2.2.
Hogeschool Rotterdam heeft voldoende onderbouwd dat [gedaagde] zich wel heeft ingeschreven voor het studiejaar 2022-2023 en deze stelling is onvoldoende gemotiveerd betwist. Het uitgangspunt is dus dat [gedaagde] gehouden is het resterende collegegeld te betalen. Omdat de hoogte daarvan niet in geschil is, wordt het bedrag van € 404,98 toegewezen. Zijn persoonlijke omstandigheden, hoe moeilijk die ook zijn geweest, zijn geen reden om tot een ander oordeel te komen. Hij heeft er namelijk zelf voor gekozen zich toch (weer) in te schrijven.
Geen incassokosten, wel rente
2.3.
De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen. Hogeschool Rotterdam heeft pas recht op een vergoeding als een brief is gestuurd waarin [gedaagde] de kans heeft gekregen om binnen vijftien dagen na ontvangst van de brief alsnog zonder extra kosten te betalen en deze brief hem heeft bereikt. Hogeschool Rotterdam heeft een brief van 16 maart 2023 overgelegd die aan de eisen voldoet, maar niet kan worden vastgesteld dat [gedaagde] deze heeft ontvangen. Hij heeft dat betwist. Het had vervolgens op de weg van Hogeschool Rotterdam gelegen om te concretiseren dat dat anders is. Dat zijn vader op 26 april 2023 per mail heeft gereageerd, is daarvoor onvoldoende. Dit betekent namelijk niet zonder meer dat [gedaagde] bekend is met de brief van 16 maart 2023, omdat daarna nog twee aanmaningen zijn gestuurd, waarvan de laatste op 18 april 2023.
2.4.
De rente van € 14,32 wordt toegewezen, omdat Hogeschool Rotterdam genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist.
Proceskosten
2.5.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan Hogeschool Rotterdam moet betalen op € 137,38 aan dagvaardingskosten, € 130,- aan griffierecht, € 164,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 82,-) en € 41,- aan nakosten. Dat is in totaal € 472,38. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Uitvoerbaar bij voorraad
2.6.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Hogeschool Rotterdam dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Hogeschool Rotterdam te betalen € 419,30 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek over een bedrag van € 404,98 vanaf 14 mei 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Hogeschool Rotterdam worden begroot op € 472,38;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.F. Milders en in het openbaar uitgesproken.
53954