ECLI:NL:RBROT:2024:9612

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
2 oktober 2024
Zaaknummer
10-285504-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eerste strafzaak bij de kantonrechter over seksuele straatintimidatie met aandacht voor de inzet van buitengewoon opsporingsambtenaren en bewijsrechtelijke aspecten

Op 2 oktober 2024 heeft de kantonrechter in Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksuele intimidatie in het openbaar. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 9 augustus 2024, waarbij de verdachte een vrouw op indringende wijze benaderde door haar heupen aan te raken. Dit was de eerste zaak die onder de nieuwe Wet seksuele misdrijven viel, die op 1 juli 2024 in werking trad. De kantonrechter heeft in zijn vonnis verschillende overwegingen opgenomen over de rol van buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) en de bewijsrechtelijke reikwijdte van de strafbaarstelling van seksuele intimidatie. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 280,-, waarvan € 180,- voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De uitspraak benadrukt de maatschappelijke impact van seksuele intimidatie en de noodzaak van handhaving in het openbaar.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10-285504-24
Datum zitting en uitspraak: 2 oktober 2024
Tegenspraak
Vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte],

geboren in [geboorteplaats] [geboortedatum], ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres].
Officier van justitie: W.B.J. ten Have.

Inhoudsopgave

Op 1 juli 2024 is de nieuwe Wet seksuele misdrijven in werking getreden. In deze wet is -onder meer - seksuele intimidatie in het openbaar als overtreding strafbaar gesteld. Volgens de wetgever is de kern van het strafrechtelijk verwijt dat: ‘iemand een ander in het openbaar op intimiderende wijze als seksueel object benadert met het gevolg dat mensen zich onveilig voelen of worden gehinderd om zichzelf te zijn als zij zich in het openbaar begeven.’ De maximale straf op het delict is een hechtenis van 3 maanden of een geldboete van
€ 10.300,-.
De verdachte is de eerste die door de officier van justitie voor deze overtreding voor de kantonrechter is gedagvaard om terecht te staan. Op 9 augustus 2024 zou hij een vrouw hebben aangesproken, op haar zijn afgelopen en haar heupen hebben aangeraakt en vastgepakt.
In dit vonnis is een aantal overwegingen opgenomen over de inzet van buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) en over de bewijsrechtelijke reikwijdte van de strafbaarstelling van seksuele intimidatie. Dit zijn antwoorden op vragen die door de kantonrechter zelf op de zitting naar voren zijn gebracht.
De seksuele intimidatie is bewezenverklaard en aan de verdachte is een geldboete opgelegd van € 280,- waarvan € 180,-- voorwaardelijk.

Beschuldiging

De verdachte wordt beschuldigd van seksuele intimidatie in het openbaar. De volledige tenlastelegging, houdt in dat de verdachte:
op of omstreeks 9 augustus 2024 te Rotterdam, in het openbaar een ander, te weten een onbekend gebleven persoon, indringend seksueel heeft benaderd, door middel van een of meer
opmerkingen, gebaren, geluiden en/of aanrakingen op een wijze die vreesaanjagend, vernederend, kwetsend en/of onterend was te achten, door achter de onbekend gebleven persoon aan te lopen en/of haar heupen aan te raken en/of vast te pakken.

Vooropgestelde overwegingen

Undercoverboa’s niet als zodanig (her)kenbaar
Bij de opsporing van de seksuele intimidatie in deze zaak is een aantal buitengewoon opsporingsambtenaren betrokken geweest. Tijdens hun opsporingsactiviteiten waren zij ‘in burger’ en dus zonder dat kenbaar was dat zij optraden als opsporingsambtenaren.
Deze manier van optreden is in de wet of daarop gebaseerde regelgeving niet uitgewerkt. Om die reden heeft de kantonrechter gekeken naar de proportionaliteit (evenredigheid) en de subsidiariteit (kan het anders?) van deze manier van opsporing.
Seksuele intimidatie is sinds jaar en dag een probleem dat in veel grote steden voor veel overlast zorgt. Dit blijkt uit het strafdossier, de strafzaken rond een soortgelijke bepaling in de Algemene Plaatselijke Verordeningen in diverse (grote) steden, de wetgeschiedenis van de genoemde wet, en ook uit allerlei vrij toegankelijke publicaties over dit onderwerp. De nieuwe strafbaarstelling benadrukt dit probleem ook op zichzelf. Tegen deze achtergrond is begrijpelijk dat in een grote stad als Rotterdam handhavend wordt opgetreden en dat daarbij wordt gekeken hoe dat het beste kan.
Bij dat handhavende optreden ligt het voor de hand dat de boa’s zich niet in uniform maar in burger in de openbare ruimte onder de mensen mengen. Dit heeft immers een belangrijk voordeel. Als de boa’s in uniform aanwezig zouden zijn, zouden zij met hun aanwezigheid wellicht seksuele intimidatie kunnen voorkomen, maar zou opsporing niet aan de orde zijn. De potentiële plegers van seksuele intimidatie zouden door die opvallende aanwezigheid teveel op hun hoede zijn. Het handhavende optreden van de boa’s in burger is daarnaast ook proportioneel. Het niet kenbaar zijn als opsporingsambtenaar is niet heel ingrijpend voor de verdachte en het raakt zijn verdedigingsrechten (vrijwel) niet. Voor andere in de openbare ruimte aanwezigen schendt de enkele aanwezigheid van een undercoverboa als observant hun privacy slechts in marginale zin.
Kort en goed doorstaat de inzet van undercoverboa’s als observant een redelijke en billijke belangenafweging met een zekere glans.
Lokboa’s
In het strafdossier valt op dat de verdachte, nog voorafgaand aan de tenlastegelegde handelingen, ook heeft gekeken naar twee boa’s (in burgerkleding), naar hen is toegelopen en hen heeft aangesproken. Een van de twee boa’s heeft vervolgens duidelijk aangegeven hiervan niet gediend te zijn. Hierna heeft de verdachte één van de boa’s met zijn hand aangeraakt, en zijn hand gedurende vijf seconden op het bovenbeen van de andere boa gelegd, op ongeveer 10 centimeter vanaf haar heup. Deze handelingen, die in de richting van seksuele intimidatie gaan, zijn niet tenlastegelegd.
De keuze van de officier van justitie om deze handelingen niet op de tenlastelegging te zetten lijkt een bewuste en die keuze is te begrijpen. Als de boa’s in burger bewust of onbewust subject worden van de seksuele intimidatie liggen immers strafvorderlijke hobbels op de loer. Zonder een rechterlijk oordeel te willen geven over niet tenlastegelegde feiten en zonder naar volledigheid hierover te willen streven kunnen twee van die hobbels kort worden geschetst.
Instignatie
Als undercoverboa’s, bewust of onbewust, van kleur verschieten en verworden tot ‘lokboa’s’ wordt de interactie en de communicatie tussen deze lokboa’s en de potentiële verdachten van seksuele intimidatie relevant. Dit komt omdat bij seksuele intimidatie de context rondom de ‘opmerkingen, gebaren, geluiden en/of aanrakingen’ in veel gevallen van belang is voor de vraag of die handelingen strafbaar zijn, waarover hieronder meer. De interactie en communicatie tussen een ‘lokboa’ en potentiële verdachten is vele malen groter dan bij bijvoorbeeld een ‘lokfiets’ [1] die door de politie wordt geplaatst op een plek waar veel fietsendiefstallen plaatsvinden. Een lokfiets is in zekere zin een vrijwel kleurloos object in tegenstelling tot een lokboa die op allerlei manieren kan communiceren en interacteren. Gelet op het belang van de context van de seksuele intimidatie kan die communicatie en interactie relevant zijn bij de vragen of het handelen van de boa in zo’n geval heeft bijgedragen aan het strafbare feit en of de verdachte mogelijk (deels) door de boa’s is gebracht tot die handelingen. Dit kan ertoe leiden dat de druk op de verbalisering van de lokboa’s toeneemt, extra verbalisering van andere boa’s noodzakelijk wordt en in het verlengde hiervan ook procedurele consequenties in de strafzaak om de hoek komen kijken. Mogelijk heeft de officier van justitie zich dit gerealiseerd, een afweging gemaakt en is hij daarom die weg niet ingeslagen. Op de zitting heeft de officier van justitie dit op een vraag van de kantonrechter in enige mate voorzichtig bevestigd.
Is het middel niet erger dan de kwaal?
Het voorgaande leidt tot het aanstippen van een tweede hobbel die de inzet van lokboa’s mogelijk kan veroorzaken. Hierboven is het probleem van seksuele intimidatie kort in kaart gebracht. Het probleem is best groot en de wens tot handhaving begrijpelijk. Toch dringt de vraag zich op of de inzet van lokboa’s, voor zover het die kant op zou gaan, wel een goed idee is als dit meer wordt bekeken vanuit het algemeen belang.
Op de eerste plaats moet dan benoemd worden dat de wetgever seksuele intimidatie bij de totstandkoming van de wet enigszins heeft gerelativeerd door het als overtreding strafbaar te stellen. In een voorontwerp van de wet was (non)verbale en fysieke seksuele intimidatie nog als misdrijf opgenomen met als strafbedreiging een gevangenisstraf van 6 maanden respectievelijk 12 maanden en een geldboete van € 10.300,- respectievelijk € 25.750,- . In de wet heeft de wetgever seksuele intimidatie uiteindelijk strafbaar gesteld als een overtreding van de openbare orde. De maximale strafbedreiging van 3 maanden hechtenis of een geldboete van € 10.300,- is daarmee in lijn.
Verregaande opsporingsmiddelen inzetten bij (dit type) overtredingen ligt, anders dan voor (zware) misdrijven, in het algemeen minder voor de hand. De suggestie in de door de minister ingewonnen adviezen bij de totstandkoming van de wet om extra wettelijke opsporingsbevoegdheden bij seksuele intimidatie mogelijk te maken is niet overgenomen. [2] Verder speelt dat potentiële verdachten en ook andere aanwezigen in de publieke ruimte in zekere zin worden misleid door de inzet van een lokboa, terwijl voor deze inzet dus geen expliciete wettelijke grondslag bestaat, maar ‘slechts’ kan plaatsvinden op basis van de algemene taakstelling van de boa. Dat is een magere basis voor een best verregaande inbreuk op het maatschappelijk verkeer in de publieke ruimte.
Een en ander werpt een schaduw vooruit voor het geval een belangenafweging zou moeten worden gemaakt tussen de inzet van lokboa’s bij opsporing van seksuele intimidatie en de het probleem dat seksuele intimidatie vormt. Anders gezegd: is deze wijze van opsporing wel proportioneel en kan niet beter worden volstaan met een boa in burger die de rol heeft van observant, zoals hiervoor uiteengezet als goed te aanvaarden methode? Kort en goed: is het middel van lokboa dan misschien niet erger dan de kwaal?

Bewijs

Vordering officier van justitie
De officier van justitie vindt dat het tenlastegelegde bewezen kan worden.
Bewezenverklaring
Bewezen is dat de verdachte:
op 9 augustus 2024 te Rotterdam, in het openbaar een onbekend gebleven persoon, indringend seksueel heeft benaderd, door middel van aanrakingen op een wijze die vreesaanjagend, kwetsend en onterend was te achten, door achter de onbekend gebleven persoon bij haar heupen aan te raken en vast te pakken.
Bewijsmotivering
De bewezenverklaring steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen
1. Proces-verbaal van een buitengewoon opsporingsambtenaar [3]
Ik zag op 9 augustus 2024 te Rotterdam om 21:42 uur op het Schouwburgplein dat [naam verdachte] opstond van een bank en keek naar een jonge vrouw die voorbij liep. Ik zag dat de vrouw ongeveer 20 jaar oud was. Ik zag de man naar de vrouw toelopen. Ik zag dat de man vanaf de linkerkant de heupen van de vrouw vastpakte. Ik zag dat de vrouw haar heupen zodanig heen en weer bewoog om los te komen van de greep. Ik zag dat de vrouw haar handen hierbij omhoog deed en afwerende bewegingen maakte. Ik zag dat de vrouw geschrokken en angstig richting de man keek. Ik zag dat de ogen van de vrouw wijd opensperde. Hierna zag ik dat de man de vrouw losliet. Ik zag dat de vrouw haar weg vervolgde richting de Karel Doormanstraat. Ik zag dat de man terugliep naar de bank en ging zitten.
2. Proces-verbaal van een buitengewoon opsporingsambtenaar [4]
Ik zag op 9 augustus 2024 te Rotterdam een dame van ongeveer 19 jaar oud voorbijlopen. Ik zag dat [naam verdachte] de dame ongeveer anderhalve meter voor de bank voorbijliep. Ik zag dat hij de dame aankeek. Ik zag dat de man van de bank opstond en ongeveer twee meter achter de dame aanliep. Ik zag dat de afstand tussen de man en de dame ongeveer 0.5 meter was. Ik zag dat de man iets zei tegen de dame. Ik zag dat de man zijn hoofd liet zakken en naar de bil van de dame keek. Hierna zag ik dat de man zijn linkerarm in de richting van de bil van de dame bewoog en haar net niet aanraakte. Ik zag dat de afstand tussen de arm van de man en de bil van de dame ongeveer 30 centimeter was. Na ongeveer een half uur zag ik dat dezelfde dame die de man eerder probeerde aan te raken weer voorbijliep. Ik zag dat de man naar de dame keek, van de bank waar hij zat opstond en weer ongeveer een twee meter achter de dame aan liep. Ik zag dat hij zijn armen uitstrekte en met zijn handen naar de heupen van de dame bewoog. Ik zag vervolgens dat de dame schrok, met gesperde ogen omkeek, haar lijf wegtrok, een afwerende beweging met haar armen maakte en snel verder liep.
Bewijsoverwegingen
Toetsingskader
In artikel 429ter van het Wetboek van Strafrecht is het verwijt dat de verdachte wordt gemaakt strafbaar gesteld. De delictsomschrijving - dat is de manier waarop het strafbare feit in de wet is opgeschreven - bevat de bestanddelen die voor strafbaarheid van belang zijn:
een ander indringend
seksueel benaderen door middel van opmerkingen, gebaren, geluiden of aanrakingen
op een wijze die vreesaanjagend, vernederend, kwetsend of onterend is te achten
in het openbaar.
Deze vier bestanddelen worden hieronder in een breder perspectief geplaatst en geschetst hoe de invulling van deze bestanddelen zou kunnen plaatshebben. Daarbij is de wetsgeschiedenis, meer in het bijzonder de memorie van toelichting [5] , gebruikt als bron van dit perspectief. Daarna zal tegen deze achtergrond worden beoordeeld dat, en op welke manier, in deze zaak sprake is van deze bestanddelen.
1.
indringend
Onder indringende seksuele benadering kan worden verstaan een seksuele benadering met een zekere intensiteit. Anders gezegd: een sterk overheersende wijze van contact zoeken die kan worden beschouwd als opdringerig. Niet alle vormen van seksueel benaderen zijn indringend. Gedrag dat bedoeld is om contact te leggen of te flirten valt buiten de reikwijdte daarvan.
2)
seksueel benaderen door middel van opmerkingen, gebaren, geluiden of aanrakingen
De seksuele benadering moet plaatsvinden door middel van opmerkingen, gebaren, geluiden of aanrakingen. Een seksuele benadering kan bestaan uit één van die handelingen, of uit een samenstel daarvan. Het totaalbeeld van de handelingen is doorslaggevend voor de vraag of in een concreet geval sprake is van een seksuele benadering. Vereist is dat de handelingen een seksuele lading hebben. Gaat het om het maken van opmerkingen, dan zou die seksuele lading kunnen worden afgeleid uit de inhoud daarvan. Bij het maken van gebaren kan worden gedacht aan uitbeeldingen die zinspelen op seksueel contact met degene tot wie de gebaren worden gericht en aan, al dan niet impliciete, verwijzingen naar geslachtsdelen. Bij het maken van geluiden kan worden gedacht aan het nafluiten van een ander of het zogenoemde sissen of klakken. Met aanrakingen wordt gedoeld op kortstondige gedragingen met een geringe fysieke component. Van belang daarbij is de plek waar iemand op zijn of haar lichaam wordt aangeraakt. Bij kortstondige aanrakingen van een seksueel lichaamsdeel, zoals borsten of billen, kan - naast andere strafbare (zeden)feiten - sprake zijn van seksuele intimidatie. Ook kortstondige aanrakingen van niet seksuele lichaamsdelen, zoals een arm of een been, of een aai over de bol kunnen onder omstandigheden worden aangemerkt als seksuele intimidatie.
3)
op een wijze die vreesaanjagend, vernederend, kwetsend of onterend is te achten
Niet hoeft komen vast te staan dat de manier waarop de seksuele benadering heeft plaatsgevonden door een concreet slachtoffer vreesaanjagend, vernederend, kwetsend of onterend wordt geacht of als zodanig was bedoeld. Voldoende is dat de seksuele benadering naar algemene maatstaven als intimiderend kan worden beschouwd. Het betreft dus een geobjectiveerd criterium.
Onder een ander indringend seksueel benaderen op een wijze die vreesaanjagend, vernederend, kwetsend of onterend is te achten wordt verstaan een seksuele benadering met een bepaalde intensiteit waarvan een
intimiderend effectuitgaat. Hierbij is van belang de inhoud van de seksuele benadering, maar ook aan de context waarbinnen deze benadering plaatsvindt. Deze vormen als het ware communicerende vaten. Sommige handelingen, zoals het maken van expliciete seksuele opmerkingen, kunnen al op grond van hun inhoud als een indringende seksuele benadering die vreesaanjagend, vernederend, kwetsend of onterend is te achten worden beschouwd. Het iemand in het openbaar uitmaken voor ‘hoer’, ‘bitch’, ‘slet’, ‘geil wijf’ et cetera kan in de meeste gevallen worden begrepen als opdringerig en hiervan gaat een intimiderend effect uit. Hetzelfde geldt voor expliciete zinspelingen op seksueel contact, zoals de vraag ‘Wil je seks?’ of andere expliciete, seksualiserende opmerkingen, zoals ‘Hee, waar ga je heen met dat lekkere kontje?’, of ‘Hee, meisje, ben je geil?’, ‘Ik wil je pakken’, ‘Ik zou je doen’. Ook het maken van masturbatie-, lik-, pijp- en/of penetratiebewegingen in de richting van een ander vormt een seksuele benadering die op zichzelf bezien in de regel al qua inhoud voldoende zou kunnen zijn.
Als de inhoud van een handeling op zichzelf bezien onvoldoende is om een indringende seksuele benadering die vreesaanjagend, vernederend, kwetsend of onterend is te achten te vormen, kan de context waarin die handeling plaatsvindt alsnog maken dat sprake is van strafbaar handelen. Factoren die de intensiteit van de seksuele benadering en het intimiderende effect dat hiervan uitgaat kunnen inkleuren zijn bijvoorbeeld de duur of frequentie van de seksuele benadering, de specifieke verschijningsvorm(en) hiervan – bijvoorbeeld een combinatie van verschillende handelingen – of de omgeving of situatie waarin de seksuele benadering plaatsvindt.
De wetgever geeft de volgende voorbeelden [6] van de genoemde communicerende vaten:
Een eerste voorbeeld van een handeling waarbij de context waarin deze plaatsvindt kan maken dat sprake is van een strafbare gedraging in de zin van artikel 429ter is het maken van seksueel geladen geluiden, zoals het nafluiten van een ander of het zogenoemde «sissen» of «klakken». Het eenmalig nafluiten, sissen of klakken volstaat niet voor strafbaarheid. Deze handeling is wat betreft inhoud niet als dusdanig opdringerig aan te merken en hiervan gaat geen dusdanig intimiderend effect uit dat gesproken kan worden van een indringende seksuele benadering die vreesaanjagend, vernederend, kwetsend of onterend is te achten. Maar bij het verschillende keren herhalen hiervan, al dan niet in de richting van dezelfde persoon, of bij het combineren van dit gedrag met andere handelingen, bijvoorbeeld het vastpakken van iemand en beletten zijn of haar gang te vervolgen, kan de seksuele benadering alsnog een zekere intensiteit krijgen en kan het effect hiervan alsnog intimiderend worden. Hetzelfde geldt voor het nafluiten van iemand of sissen of klakken in een ongelijkwaardige setting. Hiervan zal over het algemeen eerder een intimiderend effect uitgaan als bijvoorbeeld degene die deze seksuele geluiden maakt zich in een groep bevindt, terwijl de ander alleen over straat loopt of als sprake is van aanzienlijk leeftijdsverschil tussen dader en slachtoffer. Verder kan de omgeving waarin de seksuele benadering plaatsvindt een rol spelen bij de beoordeling van de strafbaarheid van het gedrag. Het maken van seksueel geladen geluiden in het donker, in een verlaten straat, is eerder als opdringerig aan te merken en hiervan gaat een sterker intimiderend effect uit dan wanneer deze geluiden bijvoorbeeld worden gemaakt in een drukke winkelstraat, in het bijzijn van winkelend publiek. Ook daar kan deze vorm van seksuele benadering mogelijk als vervelend worden ervaren, maar in een dergelijk geval maakt de setting waarin die plaatsheeft dat minder snel sprake zal zijn van een seksuele benadering van een bepaalde intensiteit waarvan een intimiderend effect uitgaat.
Een volgend voorbeeld van een handeling waarbij de context waarin deze plaatsvindt van invloed kan zijn op het strafbare karakter ervan is het maken van hijgende geluiden. Bij het hijgend achter iemand aanlopen – al dan niet in hardloopkleding – in een afgelegen omgeving, zoals een park of een bos, zal al snel gesproken kunnen worden van een seksuele benadering met een bepaalde intensiteit waarvan een intimiderend effect uitgaat.
4)
in het openbaar
Met ‘in het openbaar’ gaat het om de feitelijke bepaling van de pleegplaats van de seksuele intimidatie in het publieke fysieke en digitale domein. Van ‘in het openbaar’ kan bijvoorbeeld sprake zijn als de inbreuk zich voordoet aan de openbare weg, in het openbaar vervoer of in een voor het publiek toegankelijk gebouw, zoals een winkel of een uitgaansgelegenheid. Van seksuele intimidatie ‘in het openbaar’ kan ook sprake zijn als deze gedraging plaatsvindt in een voor het publiek toegankelijke ruimte die toegang geeft tot een voor bewoning in gebruik zijnde ruimte of een hierbij behorende ruimte die niet afsluitbaar is, zoals een stoep, portiek, trap of gang. Het gaat dus om plaatsen waar in beginsel eenieder vrij is om er te komen, te verblijven en te gaan, maar ook om algemeen voor het publiek openstaande plaatsen waarbij – zonder aanziens des persoons – beletselen gelden voor toegang en verblijf (entreeprijs, minimumleeftijd).
Het begrip ‘in het openbaar’ strekt zich ook uit tot de online wereld. De omgeving waarin de seksuele intimiderende benadering heeft plaatsgevonden moet dan wel voor een breed publiek toegankelijk zijn en daarmee met een (fysieke) openbare plaats zijn gelijk te stellen.
Invulling toetsingskader
De verdachte heeft op het Schouwburgplein te Rotterdam in de avond een voor hem onbekende vrouw uit het niets aangesproken, is naar haar toegelopen en heeft haar bij de heupen vastgepakt.
In hoeverre past dit handelen van de verdachte in het beschreven toetsingskader?
Ad 1) indringend
Het uit het niets bij de heupen vastpakken van een onbekende is aan te merken als een seksuele benadering met een zekere intensiteit en daarmee is deze benadering/handeling als seksueel indringend aan te merken.
Ad 2) seksueel benaderen door middel van opmerkingen, gebaren, geluiden of aanrakingen
Het vastpakken van de heupen is een aanraking die op zichzelf al een seksuele aard en strekking heeft. Dat is nog sterker wanneer dit onverhoeds plaatsvindt in de avond door een wildvreemde.
Ad 3) op een wijze die vreesaanjagend, vernederend, kwetsend of onterend is te achten
De seksuele benadering van het bij de heupen pakken door een wildvreemde is naar algemene maatstaven vreesaanjagend, kwetsend en onterend
.In dit geval is dit ook nog eens uit de reactie van de vrouw duidelijk op te maken. Daarbij komt dat de onbekende vrouw ongeveer een half uur daarvóór ook langs de verdachte was gelopen. De verdachte liep toen ongeveer twee meter achter de vrouw aan met een afstand van ongeveer 0,5 meter tussen hen. De verdachte zei toen iets tegen de vrouw, keek naar haar bil en bewoog zijn arm in de richting van de bil en raakte haar net niet aan.
Ad 4) in het openbaar
Het Schouwburgplein in het centrum van Rotterdam is de openbare weg en daarmee vindt de gedraging van de verdachte in het openbaar plaats.

Verboden gedraging en strafbaarheid

Kwalificatie
in het openbaar een ander indringend benaderen door middel van aanrakingen op een wijze die vreesaanjagend, kwetsend en onterend is te achten.
Strafbaarheid feit en verdachte
Het feit en de verdachte zijn strafbaar.

Straf

Vooraf
Voor het bewezenverklaarde feit wordt aan de verdachte een straf opgelegd. In deze strafmotivering zullen de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan, en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte worden besproken die bij de strafoplegging een rol spelen.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete van € 280,-.
Oordeel kantonrechter
Gepleegde feit
De verdachte heeft op straat in het centrum van de stad een vrouw aangesproken, vervolgens is hij op haar afgelopen en heeft hij haar heupen aangeraakt en vastgepakt. Door op straat iemand op deze manier seksueel te intimideren ervaren mensen overlast, voelen zij zich onveilig en worden zij gehinderd om zichzelf te zijn als zij zich in het openbaar begeven. Niet zelden leidt seksueel intimiderend gedrag tot aanpassingsgedrag bij degene die geïntimideerd wordt, bijvoorbeeld door bepaalde plekken te mijden of andere kleding aan te trekken. Het toegenomen maatschappelijke besef van de schadelijkheid en onwenselijkheid van seksueel intimiderend gedrag vertaalt zich in een sterkere afkeuring van het gedrag en een toenemende roep om strafrechtelijke normering, handhaving en vervolging.
Persoon verdachte
Uit het strafblad van 6 september 2024 blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Hij is veroordeeld voor onder andere feitelijke aanranding van de eerbaarheid en overtredingen van APV bepalingen, te weten wildplassen en geluidhinder.
Over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte is weinig bekend. De Reclassering Nederland heeft in 2021 in het kader van een andere strafzaak contact gehad met de verdachte, maar heeft geen advies kunnen opstellen omdat de verdachte niet met de reclassering mee wilde werken.
Straf
De ernst van het feit rechtvaardigt de oplegging van een geldboete. Voor de hoogte van de geldboete is voorzichtig gekeken naar de oriëntatiepunten straftoemeting van de Rechtspraak voor belediging en bedreiging. Daarop staan voor personen die schuldig maken aan zo’n feit geldboetes van € 150,- en € 250,-. Daarbij mag niet uit het oog worden verloren dat het hier gaat om een overtreding en bij belediging en bedreiging om misdrijven. Bij die misdrijven speelt een andere maximale strafbedreiging dan bij de overtreding seksuele intimidatie die hier aan de orde is.
Alles afwegend acht de kantonrechter een geldboete zoals door de officier van justitie geëist passend. Gelet op het feit dat het voor de verdachte mogelijk op 9 augustus 2024 nog niet volstrekt duidelijk was dat een strafzaak en/of een boete boven zijn hoofd hing ziet de kantonrechter aanleiding om daarvan € 180,- voorwaardelijk op te leggen.
Wettelijke voorschriften
Bij de strafoplegging is gelet op de artikelen 14a, 14b, 23, 24c, 63, 429ter van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissingen

De kantonrechter:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboete van € 280,00 (tweehonderdtachtigeuro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
5 dagen hechtenis;
bepaalt dat van de geldboete een gedeelte, groot
180,00 (honderdtachtig euro) niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken.
Dit vonnis is gewezen door
J.H. Janssen, kantonrechter,
in tegenwoordigheid van M.M. Dijk, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting op 2 oktober 2024.

Voetnoten

1.Zie ook: Hoge Raad 23 januari 2018, ECLI:NL:HR:2018:62, NJ 2018/232 m.nt. N. Rozemond.
2.
3.Proces-verbaal van bevindingen 2024-08-001-4.
4.Proces-verbaal van bevindingen 2024-08-001-01.
5.
6.