ECLI:NL:RBROT:2024:9611

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
2 oktober 2024
Zaaknummer
C/10/672229 / HA ZA 24-74
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige hinder door het aanbieden van huisvuil door de VvE nabij de woningen van eisers

In deze zaak hebben eisers, [eiser 1] en [eiser 2], een vordering ingesteld tegen de vereniging van eigenaren (VvE) van het Zalmhaven-complex in Rotterdam. De eisers zijn sinds 23 november 2021 eigenaar van een eengezinswoning in dit complex en ervaren hinder door het aanbieden van huisvuil op de stoep voor hun woning. De VvE plaatst rolcontainers met afval op de stoep, wat leidt tot geluids- en stankoverlast, beperking van uitzicht en belemmering van de toegankelijkheid van hun woning. Ondanks herhaalde klachten van de eisers heeft de VvE geen adequate oplossing geboden.

De rechtbank heeft de procedure op 19 september 2024 behandeld, waarbij de eisers hun vordering hebben toegelicht en de VvE verweer heeft gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de VvE onrechtmatig handelt door het afval op de stoep nabij de woningen van eisers aan te bieden. De hinder die hierdoor ontstaat, is van zodanige aard dat deze niet door de eisers hoeft te worden geduld. De rechtbank heeft geoordeeld dat de VvE moet zorgen voor een alternatieve manier van afvalverwerking en heeft een termijn van vier weken na betekening van het vonnis gesteld voor de uitvoering van deze veroordeling.

Daarnaast is de VvE veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 500,00 per dag voor iedere dag dat zij in gebreke blijft, met een maximum van € 25.000,00. De VvE is ook veroordeeld in de proceskosten van de eisers, die zijn begroot op € 1.866,92. Het vonnis is uitgesproken door mr. P.D. Olden op 2 oktober 2024.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/672229 / HA ZA 24-74
Vonnis in hoofdzaak van 2 oktober 2024
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te Rotterdam,
2.
[eiser 2],
wonende te Rotterdam,
eisers,
advocaat mr. A. de Rooij te Den Haag,
tegen
de vereniging
[naam VvE],
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. J.H. Bargeman te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiser 1] en [eiser 2] en de VvE genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 11 januari 2024 met producties 1 t/m 28;
  • de conclusie van antwoord van 6 maart 2024 met producties 1 t/m 3;
  • de brief van de rechtbank van 23 april 2024 met de agenda voor de mondelinge behandeling van 19 september 2024;
  • de spreekaantekeningen van mr. De Rooij.
1.2.
De mondelinge behandeling op 19 september 2024 is om 13:00 uur ter plaatse begonnen op de stoep voor de woning van [eiser 1] en [eiser 2] aan de [adres] te Rotterdam en is om 13:40 uur voortgezet op de rechtbank in Rotterdam.

2.De feiten

2.1.
[eiser 1] en [eiser 2] zijn sinds 23 november 2021 eigenaars van een eengezinswoning aan de [adres] in Rotterdam. De koopprijs voor deze woning heeft € 785.000,00 bedragen. De woning maakt deel uit van het Zalmhaven-complex, dat in april 2022 is opgeleverd.
2.2.
Het Zalmhaven-complex omvat een hoge woontoren met 256 woningen, bergingen en commerciële ruimten (de “High-Rise”), twee kleinere woontorens met elk 98 woningen (de “Mid-Rise I en II”) en 33 eengezinswoningen, waarvan de woning van [eiser 1] en [eiser 2] er een is. De woning van [eiser 1] en [eiser 2] grenst - vanaf de straat bezien - aan de linker ingang van de parkeergarage aan de Houtlaan die behoort bij de High-Rise en de eengezinswoningen van het Zalmhaven-complex.
2.3.
De VvE is de hoofd-VvE van het Zalmhaven-complex. Volgens de splitsingsakte, waarbij de VvE is opgericht, ligt het beheer en de besluitvorming ter zake van de onderdelen en gedeelten van het complex die van belang zijn voor de eenheid in uitstraling van het gehele complex bij de VvE. De VvE heeft de dagelijkse beheertaken opgedragen aan de huismeester, [naam huismeester] .
2.4.
In deze parkeergarage onder het Zalmhaven-complex bevinden zich twee ruimten, waarin het afval van de bewoners van de High-Rise en van de eengezinswoningen wordt ingezameld. Dat gebeurt in rolcontainers met een inhoud van 1.100 liter. In elk van de twee ruimtes staan ca. 20 rolcontainers.
2.5.
Op tenminste vier dagen per week worden de volle rolcontainers door of op aanwijzing van de huismeester naar buiten gereden en op de stoep geplaatst om door de gemeente te worden geleegd. Dat gebeurt om ca. 7:15 uur.
2.6.
Een gedeelte van de rolcontainers wordt geplaatst in een met gele lijnen gemarkeerd vak, dat gelegen is ter hoogte van de rechter ingang van de parkeergarage. Dit vak is door de gemeente aangewezen voor het aanbieden van het afval. Als daar containers zijn geplaatst, is de rechter ingang van de parkeergarage tijdelijk gesloten. Het vak is in de tekening hieronder gemarkeerd met de letter B.
2.7.
Een ander gedeelte van de rolcontainers wordt buiten dit vak geplaatst, links van de ingang van de parkeergarage. Die containers staan dan op de stoep tussen de voordeur van [eiser 1] en [eiser 2] en de linker ingang van de parkeergarage. Hier staan 10 tot 20 rolcontainers, afhankelijk van de hoeveelheid aangeboden afval. Het vak is in de tekening hierboven gemarkeerd met de letter A.
2.8.
De gemeente leegt de containers op onregelmatige tijden, maar meestal in de voormiddag. Als dat gebeurt voor 15:00 uur, worden de lege containers die dag weer in de parkeergarage geplaatst. Als dat gebeurt na 15:00 uur, blijven de containers tot de volgende dag op de stoep staan. Dat komt ongeveer een keer per week voor.
2.9.
Bij e-mail aan de VvE van 7 december 2022 hebben [eiser 1] en [eiser 2] over de plaatsing van de containers nabij hun voordeur geklaagd. De toenmalige accountmanager van de VvE heeft diezelfde dag teruggeschreven:
“Dit is een tijdelijke plek waar de containers staan. Er is hier nog niet concreet over nagedacht, aangezien de High-Rise nog niet is opgeleverd. Daarnaast waren het voor nu uitzonderlijk veel containers, maar dit zal in de toekomst zeker minder worden. Bij het bedenken van een plek zal er zeker rekening gehouden worden met de grondgebonden woningen.”
2.10.
Op 22 februari 2022 zijn [eiser 1] en [eiser 2] het huis gaan bewonen. Het afval werd toen nog op dezelfde manier aangeboden. [eiser 1] en [eiser 2] ervaren als gevolg van de plaatsing van rolcontainers op de stoep nabij hun voordeur hinder, bestaande uit geluids- en stankoverlast, beperking van hun uitzicht, overlast door rondslingerend vuil en belemmering van de toegankelijkheid van hun woning. Het komt voor dat omwonenden hun afval ter plaatse nog in de containers deponeren. Het komt ook voor dat mensen in de volle containers op zoek gaan naar voorwerpen van waarde.
2.11.
[eiser 1] en [eiser 2] hebben hun klacht op 14 maart 2022, 13 september 2022, 31 januari 2023 en - via hun rechtsbijstandsverzekeraar - op 1 juni en 29 augustus 2023 herhaald. Dat heeft er niet toe geleid dat de VvE het afval op een andere plaats is gaan aanbieden. De VvE heeft [eiser 1] en [eiser 2] verwezen naar de gemeente Rotterdam.

3.Het geschil

3.1.
[eiser 1] en [eiser 2] vorderen dat:
“Het uw rechtbank moge behagen om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de VvE te veroordelen om:
a. a) binnen veertien dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, dan wel binnen een nadere door U Edelachtbare in redelijkheid te bepalen termijn, zorg te (laten) dragen dat er geen (vuil)containers worden geplaatst op de stoep voor de woning van [eiser 1] aan de [adres] te Rotterdam, zulks op straffe van een dwangsom ter grootte van € 500,00 per dag voor iedere dag dat de VvE met de nakoming van haar verplichtingen uit dit vonnis in gebreke mocht blijven;
b) de VvE te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder inbegrepen een bedrag voor het salaris van de advocaat van eisers en te vermeerderen met de nakosten.”
3.2.
[eiser 1] en [eiser 2] leggen het volgende aan hun vordering ten grondslag. De VvE bepaalt hoe en waar het afval van de bewoners van het Zalmhaven-complex wordt aangeboden. Zij biedt dat afval niet alleen aan op de plaats die hiervoor door de gemeente is aangewezen, maar ook op de stoep nabij de voordeur van [eiser 1] en [eiser 2] . De VvE veroorzaakt hierdoor hinder op een wijze die onrechtmatig is.
3.3.
De VvE voert verweer, waarop hierna wordt ingegaan. Zij concludeert dat:
“het uw Rechtbank moge behagen, bij vonnis, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I de vorderingen van eisers af te wijzen als zijnde ongegrond en onbewezen;
II eisers hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure.”

4.De beoordeling

De norme
4.1.
De rechtbank toetst de vordering van [eiser 1] en [eiser 2] aan de normen die hiervoor door de Hoge Raad zijn geformuleerd. De beantwoording van de vraag of het toebrengen van hinder onrechtmatig is, hangt af van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor toegebrachte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval, waaronder ook de plaatselijke omstandigheden [1] . Daarbij is mede van belang of degene die zich beklaagt over hinder, zich ter plaatse heeft gevestigd vóór of ná het tijdstip waarop de hinder veroorzakende activiteiten een aanvang hebben genomen. In het laatste geval zal hij een zekere mate van hinder eerder hebben te dulden. [2]
De VvE handelt onrechtmatig
4.2.
[eiser 1] en [eiser 2] hebben in 2021 een nieuwbouwwoning gekocht in het centrum van Rotterdam. Hun woning maakt deel uit van een complex met bijna 500 woningen. Zij mochten verwachten dat bij het ontwerpen en het ontwikkelen van het complex op een adequate manier was voorzien in het behandelen van de afvalstromen. Aan die verwachting draagt ook bij de prijs die zij voor hun woning hebben betaald. Die verwachting is niet waargemaakt. [eiser 1] en [eiser 2] zijn nadat zij de woning hebben gekocht geconfronteerd met een als “tijdelijk” aangemerkte manier van afvalbehandeling die hinder veroorzaakt: het plaatsen van rolcontainers met afval op de stoep nabij hun voordeur. De VvE heeft desgevraagd niet kunnen verklaren, wanneer de ondergrondse containers geplaatst zullen worden die door de gemeente zijn toegezegd. Er is geen concreet uitzicht op verandering van de situatie.
4.3.
[eiser 1] en [eiser 2] hebben onbetwist gesteld dat de VvE en niet de gemeente ervoor heeft gekozen om het afval op de stoep voor hun deur aan te bieden. De gemeente heeft juist een daartoe bestemd vak aangewezen dat aan de andere kant van de ingang van de parkeergarage ligt (vak B). Anders dan de VvE heeft aangevoerd, kan de VvE zich niet aan de verantwoordelijkheid voor die keuze onttrekken doordat zij het aanbieden van het huisvuil naar eigen zeggen slechts “vrijwillig” als taak op zich heeft genomen.
4.4.
De hinder door deze manier van aanbieden van het afval tast naar het oordeel van de rechtbank het woongenot van [eiser 1] en [eiser 2] serieus aan. Het aantal containers (10 tot 20), de frequentie waarmee de containers worden geplaatst (tenminste vier keer per week), het tijdstip waarop dat gebeurt (07:15 uur) en de duur van de hinder (tot de middag, regelmatig tot de volgende ochtend) maken dat de rechtbank de VvE niet volgt in haar standpunt dat de hinder door lawaai en stank beperkt is. [eiser 1] en [eiser 2] hebben onbetwist gesteld dat zij vanwege de stank de ramen gesloten houden als de containers er staan. Anders dan de VvE heeft aangevoerd, hoeven [eiser 1] en [eiser 2] dit niet te dulden, ook al gaat het hier om een dichtbevolkt stedelijk gebied.
4.5.
De VvE heeft aangevoerd dat er geen alternatief is voor de manier waarop het afval nu wordt aangeboden. De rechtbank ziet dat anders. De rechter heeft waargenomen dat het met gele lijnen gemarkeerde vak B aan de kant van de rechter ingang van de parkeergarage dat door de gemeente is aangewezen voor het aanbieden van afval in de richting van de High-Rise kan worden vergroot. Dat kan zodanig gebeuren, dat de containers die thans op de stoep nabij de woning van [eiser 1] en [eiser 2] worden geplaatst in dat vergrote vak B kunnen worden aangeboden. Dat daartoe een of meer plantenbakken verplaatst moeten worden, is geen onoverkomelijk bezwaar. Daaraan staat ook niet in de weg dat een deel van de rolcontainers in dat geval over een langere afstand gereden moet worden: op de totale weg die de rolcontainers vanuit de parkeergarage moeten afleggen, is het aantal extra meters niet materieel. Zo nodig zal de VvE daartoe extra menskracht of een elektrische containertrekker kunnen inzetten. Van doorslaggevende bezwaren tegen deze wijze van het aanbieden van het afval is niet gebleken. Evenmin valt in te zien, waarom de belangen van de overige bewoners zich zouden verzetten tegen het aanbieden van het afval op deze plaats.
4.6.
De VvE heeft nog wel aangevoerd dat de plantenbakken eigendom zijn van de gemeente en dat zij niet weet of de gemeente zal toestaan dat zij worden verplaatst. Ook weet de VvE niet of de gemeente het goed zal vinden dat het “gele vak” wordt vergroot. De VvE heeft desgevraagd verklaard dat niet aan de gemeente te hebben gevraagd. Of de opstelling van de gemeente in de weg zal staan aan de alternatieve oplossing die de rechtbank voor zich ziet, kan thans niet worden vastgesteld. Aannemelijk lijkt dat overigens niet. De VvE heeft ook geen reden gegeven, waarom de gemeente bezwaar zou hebben tegen het aanbieden van de containers op één plaats in plaats van op twee plaatsen. Dat de VvE het de gemeente niet heeft gevraagd, is illustratief voor het gebrek aan inzet waarmee de VvE op de klachten van [eiser 1] en [eiser 2] heeft gereageerd. Dat de VvE daadwerkelijk een alternatief heeft onderzocht, is niet gebleken. Zij heeft zich echter jarenlang op het ontbreken van een alternatief beroepen.
4.7.
Op grond van deze omstandigheden oordeelt de rechtbank dat de VvE onrechtmatig handelt door het afval aan te bieden op de stoep nabij de woning van [eiser 1] en [eiser 2] . De rechtbank zal de VvE veroordelen om deze manier van het aanbieden van afval te staken en gestaakt te houden.
4.8.
Omdat de VvE mogelijk enige tijd nodig heeft om de medewerking van de gemeente te verkrijgen, zal de VvE pas vier weken na betekening van het vonnis aan de veroordeling hoeven te voldoen.
4.9.
De rechtbank zal aan het bevel de gevorderde dwangsommen verbinden, omdat de inzet van de VvE om het probleem op te lossen tot dusverre onvoldoende is geweest. De dwangsommen zullen worden beperkt tot een maximumbedrag van € 25.000,00.
De kosten
4.10.
De VvE zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser 1] en [eiser 2] worden begroot op:
- dagvaarding
140,92
- griffierecht
320,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2 punten x tarief II)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.866,92

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
veroordeelt de VvE om het aanbieden en doen aanbieden van afval in Rotterdam op het gedeelte van de stoep ter hoogte van de woning van [eiser 1] en [eiser 2] aan de [adres] te staken en gestaakt te houden met ingang van vier weken na de betekening van dit vonnis,
5.2.
veroordeelt de VvE om aan [eiser 1] en [eiser 2] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag dat zij niet aan de in 5.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 25.000,00 is bereikt,
5.3.
veroordeelt de VvE in de kosten, aan de zijde van [eiser 1] en [eiser 2] tot op heden begroot op € 1.866,92, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als de VvE niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet de VvE € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.D. Olden. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2024.
[1729;3669]

Voetnoten

1.HR 3 mei 1991, NJ 1991, 476 (Overwaaiende onkruidzaden).
2.HR 18 september 1998, NJ 1999,69 (Bijenspat II).