In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 oktober 2024 uitspraak gedaan over een aanvraag van verzoekster om een urgentieverklaring. Verzoekster, die blind is en geen vaste woon- of verblijfplaats heeft, had op 30 mei 2024 een aanvraag ingediend bij de Stichting Urgentiebepaling woningzoekenden Rijnmond (SUWR) op medische gronden. SUWR heeft deze aanvraag op 22 augustus 2024 afgewezen, omdat de arts in zijn advies concludeerde dat er geen urgente situatie was die een onmiddellijke verhuizing vereiste. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 23 september 2024 heeft de voorzieningenrechter de zaak behandeld, waarbij verzoekster en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van SUWR. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster niet voldoet aan de voorwaarden voor een urgentieverklaring op medische gronden, omdat zij op dat moment geen zelfstandige woonruimte bewoonde. De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat SUWR in het bestreden besluit niet zichtbaar heeft getoetst aan de hardheidsclausule, die kan leiden tot een urgentieverklaring in schrijnende situaties.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang was dat een urgentieverklaring rechtvaardigde. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat SUWR geen urgentieverklaring aan verzoekster hoeft te verstrekken en dat er geen aanleiding is voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Lunenberg, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier, en is openbaar uitgesproken op 2 oktober 2024.