ECLI:NL:RBROT:2024:9581

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
1 oktober 2024
Zaaknummer
ROT 24/8525
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag urgentieverklaring op medische gronden door Stichting Urgentiebepaling woningzoekenden Rijnmond

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 oktober 2024 uitspraak gedaan over een aanvraag van verzoekster om een urgentieverklaring. Verzoekster, die blind is en geen vaste woon- of verblijfplaats heeft, had op 30 mei 2024 een aanvraag ingediend bij de Stichting Urgentiebepaling woningzoekenden Rijnmond (SUWR) op medische gronden. SUWR heeft deze aanvraag op 22 augustus 2024 afgewezen, omdat de arts in zijn advies concludeerde dat er geen urgente situatie was die een onmiddellijke verhuizing vereiste. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 23 september 2024 heeft de voorzieningenrechter de zaak behandeld, waarbij verzoekster en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van SUWR. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster niet voldoet aan de voorwaarden voor een urgentieverklaring op medische gronden, omdat zij op dat moment geen zelfstandige woonruimte bewoonde. De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat SUWR in het bestreden besluit niet zichtbaar heeft getoetst aan de hardheidsclausule, die kan leiden tot een urgentieverklaring in schrijnende situaties.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang was dat een urgentieverklaring rechtvaardigde. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat SUWR geen urgentieverklaring aan verzoekster hoeft te verstrekken en dat er geen aanleiding is voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Lunenberg, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier, en is openbaar uitgesproken op 2 oktober 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/8525

uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 oktober 2024 in de zaak tussen

[verzoekster], uit [plaatsnaam], verzoekster

(gemachtigde: mr. G.A.S. Maduro),
en

Stichting Urgentiebepaling woningzoekenden Rijnmond, SUWR

(gemachtigde: mr. R. Duivenvoorde).

Inleiding

1. Deze zaak gaat over een aanvraag van verzoekster om een urgentieverklaring.
1.1.
Met het primaire besluit van 22 augustus 2024 heeft SUWR deze aanvraag afgewezen. Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening gevraagd.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 23 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, haar gemachtigde, [naam 1] (tolk), [naam 2] (begeleidster) en de gemachtigde van SUWR.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 30 mei 2024 heeft verzoekster bij SUWR vanwege medische redenen een aanvraag ingediend om een urgentieverklaring. SUWR heeft vervolgens een arts om advies gevraagd. De arts is van mening dat geen sprake is van een urgente situatie waardoor verzoekster op zeer korte termijn moet verhuizen. Op basis van dit advies heeft SUWR de aanvraag afgewezen. Verzoekster is het hier niet mee eens. Zij is blind en heeft geen vaste woon- of verblijfplaats. Daarom heeft zij ondersteuning en begeleiding nodig in het dagelijks leven. Volgens verzoekster is het primaire besluit onvoldoende gemotiveerd en daarom niet zorgvuldig tot stand gekomen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Spoedeisend belang
4. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter moet eerst bepalen of er voldoende spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorziening is, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
5. Verzoekster stelt dat zij geen vaste verblijfplaats heeft. Zij is afhankelijk van ondersteuning en begeleiding door anderen. De voorzieningenrechter ziet hierin voldoende spoedeisend belang om de zaak inhoudelijk te beoordelen.
Wanneer een urgentieverklaring
6. Er is in de regio Rotterdam schaarste aan sociale huurwoningen en er zijn veel mensen met spoed op zoek naar een (andere) woning. Die mensen kunnen onder bepaalde voorwaarden in aanmerking komen voor een urgentieverklaring. Met een urgentieverklaring heeft iemand voorrang boven andere woningzoekenden. Dat betekent dat iemand met een urgentieverklaring meer kans maakt op een bepaald type woning dan andere woningzoekenden, mits de woning aan de voorwaarden van urgentie voldoet. Omdat woningen schaars zijn, zijn de voorwaarden voor urgentieverklaring streng: als een woningzoekende voorrang krijgt, betekent dat immers dat anderen langer moeten wachten. De voorwaarden voor het verkrijgen van een urgentieverklaring in de regio Rotterdam staan in de Verordening woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2024 [1] (Verordening).
Voldoet verzoekster aan de voorwaarden voor een urgentieverklaring op medische gronden?
7. Om in aanmerking te komen voor een urgentieverklaring op medische gronden gelden twee voorwaarden:
-verzoekster moet op dit moment een zelfstandige woonruimte bewonen;
-verzoekster is bekend met medische problematiek waardoor de huidige zelfstandige woonruimte in ernstige mate duurzaam ongeschikt is voor bewoning door haar. [2]
8. De arts heeft in zijn advies van 22 augustus 2024 toegelicht dat verzoekster weliswaar kampt met medische problematiek, maar dat deze problematiek er niet toe leidt dat de huidige woonruimte van verzoekster ongeschikt is waardoor zij er niet meer kan wonen. Volgens de arts woonde verzoekster ten tijde van de beoordeling in bij een kennis en moest zij daar een trap op. De arts heeft toegelicht dat woningen zonder lift op maximaal de eerste verdieping geschikt zijn en dat een binnentrap niet bezwaarlijk is.
9. Verzoekster heeft ter zitting aangevoerd dat zij de ene dag op de ene plek en de andere dag op de andere plek slaapt en dat de arts ten onrechte is uitgegaan van een kennis waarbij zij langer kon verblijven. De voorzieningenrechter overweegt dat, ook wanneer de arts is uitgegaan van onjuiste informatie, dat niet betekent dat verzoekster in aanmerking komt voor een urgentieverklaring op medische gronden. Daarbij is van belang dat verzoekster niet voldoet aan de eerste voorwaarde voor een urgentieverklaring op medische gronden, namelijk dat zij op dit moment een zelfstandige woonruimte bewoont.
Komt verzoekster in aanmerking voor een urgentieverklaring op grond van de hardheidsclausule?
10. Als verzoekster niet voldoet aan de voorwaarden voor een urgentieverklaring, dan kan SUWR toch een urgentieverklaring toekennen op grond van de hardheidsclausule. De weigering van de urgentieverklaring moet dan leiden tot een schrijnende situatie en er moeten bijzondere omstandigheden zijn. [3]
11. De voorzieningenrechter stelt vast dat SUWR in het bestreden besluit niet zichtbaar heeft getoetst aan de hardheidsclausule. Tijdens de zitting heeft SUWR zich op het standpunt gesteld dat verzoekster enige tijd geleden naar Nederland is gekomen en dat zij haar komst onvoldoende heeft voorbereid. Ook is er ter zitting op gewezen dat verzoekster heeft verzocht om opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, dat dit verzoek is afgewezen en dat hier nog procedures over lopen. Volgens SUWR bevindt verzoekster zich in een nare situatie, maar is deze niet dermate schrijnend dat aan haar een urgentieverklaring moet worden verleend. De voorzieningenrechter vindt dat het op de weg van SUWR ligt om dit standpunt nader te motiveren in de bezwaarprocedure, maar ziet op dit moment geen aanleiding om het standpunt van SUWR als onredelijk te bestempelen.

Conclusie en gevolgen

12. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter wijst daarom het verzoek daarom af. Dat betekent dat SUWR geen urgentieverklaring aan verzoekster hoeft te verstrekken. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Lunenberg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Gemeenteblad 2024, nr. 291878.
2.Dit staat in artikel 5.1 van bijlage I bij de Verordening.
3.Artikel 2.5 van Bijlage I bij de Verordening.