ECLI:NL:RBROT:2024:954

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
14 februari 2024
Zaaknummer
10/310743-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cold case verkrachting van twee minderjarige meisjes in 2010 met DNA-match

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 15 februari 2024, staat de verdachte terecht voor de verkrachting van twee minderjarige meisjes in 2010. De feiten vonden plaats in een kelderbox, waar de slachtoffers onder bedreiging van een mes gedwongen werden tot seksuele handelingen. De verdachte kwam eind 2021 in beeld na een tip en een DNA-match na vrijwillige DNA-afname. De rechtbank concludeert dat de verdachte de dader is van de verkrachtingen, gebaseerd op DNA-onderzoek en overeenkomsten in de werkwijze van de dader. De verdachte wordt vrijgesproken van de poging tot aanranding van een derde meisje en van witwassen van een geldbedrag. De rechtbank legt een gevangenisstraf van zes jaar op en wijst schadevergoedingen toe aan de slachtoffers. De zaak benadrukt de impact van zedendelicten op slachtoffers en de noodzaak van rechtvaardigheid.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/310743-22
Datum uitspraak: 15 februari 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1970,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres01] te ( [postcode01] ) [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI01] ,
raadsman mr. P.B.A. Acda, advocaat te Roermond.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 februari 2024.

2.Beschuldiging en kern van dit vonnis

De verdachte wordt – samengevat – beschuldigd van verkrachting van twee minderjarige meisjes (feiten 1 en 2) en poging tot aanranding van een ander minderjarig meisje (feit 3). Daarnaast wordt de verdachte beschuldigd van het witwassen van een groot geldbedrag (feit 4). De tekst van de volledige (op de zitting gewijzigde) tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis toegevoegd.
In deze strafzaak staat met name de vraag centraal of het de verdachte is geweest die de twee meisjes heeft verkracht. De rechtbank vindt dat dit is bewezen en zal dat eerst motiveren (hoofdstuk 3.1). Het overzicht van de bewijsmiddelen waarop deze bewezenverklaring is gebaseerd staat in bijlage II van dit vonnis. De bewezenverklaring (hoofdstuk 3.4) in deze twee zaken betekent dat ook de onderbouwde vorderingen tot schadevergoeding van deze meisjes zullen worden toegewezen (hoofdstuk 7.1 en 7.2).
Daarnaast moet onder meer de vraag beantwoord worden of de gedragingen die de man volgens het derde meisje heeft gepleegd een poging tot aanranding opleveren. De rechtbank vindt dat niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij (hoofdstuk 3.2). Dat betekent ook dat de vordering tot schadevergoeding van dit meisje niet in deze strafzaak kan worden behandeld (hoofdstuk 7.3).
Verder moet worden bepaald of het aangetroffen geldbedrag in de kluis een criminele herkomst heeft en of de verdachte dat wist of had moeten weten. De conclusie van de rechtbank is dat dit niet kan worden vastgesteld, zodat de verdachte ook daarvan wordt vrijgesproken (hoofdstuk 3.3).
De bewezenverklaarde feiten zijn volgens de wet verboden gedragingen waar straf op staat. Welke feiten dat zijn, is omschreven in hoofdstuk 4 van dit vonnis.
De rechtbank komt tot oplegging van een gevangenisstraf van zes jaar. Hoofdstuk 5 van dit vonnis vermeldt de overwegingen van de rechtbank die tot deze straf hebben geleid.
Tot slot heeft de rechtbank nog een beslissing genomen over de in beslag genomen goederen (hoofdstuk 6).
Hoofdstuk 10 sluit dit vonnis af met een korte weergave van alle beslissingen en de ondertekening door de rechters.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Bewijswaardering feiten 1 en 2
Mede vanwege het verzoek van de slachtoffers van de zedenbeschuldigingen om niet bij naam genoemd te worden, zullen zij worden aangeduid als respectievelijk slachtoffer 1, slachtoffer 2 en slachtoffer 3. Verder zullen de zaken hierna worden aangeduid bij de onderzoeksnamen Kelderbox 1 (feit 1), Kelderbox 2 (feit 2) en Kelderbox 3 (feit 3).
3.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officieren van justitie mrs. M. Luijpen en M.L. Goudzwaard (hierna: de officier van justitie) hebben gevorderd tot bewezenverklaring van het onder 1 en onder 2 primair tenlastegelegde (kort gezegd: verkrachting).
3.1.2.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de beschuldigingen in de zaken Kelderbox 1 en Kelderbox 2. De verdachte ontkent enige betrokkenheid te hebben bij de feiten.
Het enige objectieve bewijs zou gevormd kunnen worden door de resultaten van het DNA-onderzoek. De feiten stammen uit 2010 en na al deze tijd is het een ondoenlijke opgave voor de verdachte om een verklaring te geven voor de aanwezigheid van zijn DNA bij de slachtoffers. Als een onschuldige overdracht van minieme DNA-sporen heeft plaatsgevonden, is dit voor de verdachte op geen enkele manier nu nog te duiden. Mede gelet op diverse internationale voorbeelden waarbij aangetroffen DNA geen bewijs van daderschap was, kunnen de minimale DNA-sporen in deze zaak geen dragende bewijsfunctie hebben.
Verder is er onduidelijkheid over de locaties van de bemonsteringen, omdat een deugdelijke verslaglegging hiervan ontbreekt. Hierdoor valt niet vast te stellen dat de bemonsteringen die worden vermeld in de NFI-rapportages ook daadwerkelijk de herkomst hebben die in desbetreffende rapportages wordt vermeld. Ook is opvallend dat de zedenset uit de zaak Kelderbox 1 een hoger SIN-nummer heeft dan de zedenset uit de zaak Kelderbox 2, terwijl dit feit later plaatsvond. Dit alles maakt dat er een dusdanige twijfel over het DNA-onderzoek bestaat dat de resultaten van dit onderzoek niet betrouwbaar zijn en niet gebruikt kunnen worden voor het bewijs. Dit betekent dat er onvoldoende bewijs is om tot een veroordeling te komen.
Subsidiair is aangevoerd dat ook bij gebruik van de DNA-resultaten als bewijsmiddel niet kan worden bewezen dat er sprake is geweest van verkrachting, omdat het binnendringen niet bewezen kan worden. Er is geen DNA van de verdachte aangetroffen in de schede, de baarmoedermond of de mond van slachtoffer 1 en ook niet in de vagina van slachtoffer 2. Uit het DNA-onderzoek in de zaak Kelderbox 2 blijkt bovendien dat er enkel aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van Y-chromosomaal DNA van de verdachte bij de bemonstering ‘net voor ingang vagina’. Aan de uitkomst van dit Y-chromosomaal onderzoek dient een beperkte bewijswaarde te worden toegekend. Het is onvoldoende onderscheidend om – zeker ook door het gebrek aan steunbewijs voor de concrete gedragingen die de verdachte verweten worden – tot wettig en overtuigend bewijs te komen. Dit dient te leiden tot vrijspraak van verkrachting.
3.1.3.
Beoordeling rechtbank
Wat is er gebeurd?
Kelderbox 1
Slachtoffer 1 heeft verklaard dat zij op 31 augustus 2010 door een onbekende man is gevolgd naar de kelderbox van de flat waar zij woonde. Deze man heeft haar daar onder bedreiging van een mes gezegd dat ze mee moest werken en dat hij haar dan geen pijn zou doen. Hierna moest slachtoffer 1 zich uitkleden en zichzelf op verschillende plekken op het lichaam betasten. Vervolgens heeft de man met zijn handen en zijn mond haar borsten aangeraakt. Hierna is hij met zijn vingers in haar vagina gegaan, en met zijn mond/tong over haar vagina, borsten en buik gegaan. Daarna heeft hij zijn vinger in haar vagina en in haar anus gedaan. Tijdens een deel van deze handelingen lag slachtoffer 1 op de grond en heeft de man haar aan haar benen naar zich toegetrokken, waardoor zij met haar rug over de vloer is gegaan. Slachtoffer 1 werd ten slotte gedwongen om de penis van de man af te trekken en zijn penis in haar mond te doen. Achteraf zei de man: “dit is nooit gebeurd, je zegt het tegen niemand en ik weet waar je woont”.
Nadat slachtoffer 1 was thuisgekomen, heeft zij direct de partner van haar moeder gebeld en daarna haar moeder. Beiden hebben verklaard dat slachtoffer 1 hen overstuur heeft opgebeld en dat zij vertelde dat zij even hiervoor was aangerand door een man met een mes. Volgens slachtoffer 1 ging het om een “blanke” man van tussen de 40 en 45 jaar oud met kort haar, een pet en een bril met rechthoekige glazen. Naar aanleiding van het signalement dat door haar is opgegeven is een compositiefoto gemaakt van de dader.
Diezelfde dag is slachtoffer 1 aan haar lichaam onderzocht. Op haar rechterschouderblad werd toen een lichte schaafplek gezien. Verder zijn er door een arts bemonsteringen aan en in het lichaam genomen. Door het NFI is DNA-onderzoek gedaan naar deze bemonsteringen. In de bemonsteringen van de linker- en de rechterborst ( [SIN-nummer01] en [SIN-nummer02] ) is een DNA-hoofdprofiel van onbekende man A aangetroffen. In vijf andere bemonsteringen van onder meer de ingang van de schede en de buitenzijde van de schede ( [SIN-nummer03] , [SIN-nummer04] en [SIN-nummer05] ) zijn DNA-kenmerken van dezelfde onbekende man A aangetroffen.
Kelderbox 2
Slachtoffer 2 heeft verklaard dat zij op 20 september 2010 rond 14:30 uur door een onbekende man is gevolgd naar de kelderbox van haar woning en dat hij haar vervolgens om een fietspomp vroeg. Hierna hield hij een mes achter haar schouder en zei dat ze de kelder in moest gaan. Hij zei: “Als je gewoon rustig blijft, dan doe ik niks”. De man zei tegen haar dat ze haar kleren uit moest doen, waarna ze haar benen verder uit elkaar moest doen. Vervolgens begon hij haar aan te raken tussen haar schaamlippen. Hierna zat hij aan haar borsten. Nadat hij klaar was met deze handelingen, zei hij: “Als je iets aan iemand verteld, weet ik waar je woont”. Volgens slachtoffer 2 ging het om een “blanke” man, tussen de 35 en 40 jaar oud. De man droeg een bril met een rechthoekig montuur, had niet veel haar en droeg een pet.
De moeder van slachtoffer 2 heeft verklaard dat slachtoffer 2 rond 14:45 uur die dag huilend binnenkwam en vertelde dat er beneden een man was die aan haar had gezeten en haar met een mes had bedreigd. De huismeester heeft daarnaast verklaard dat hij slachtoffer 2 die middag had gezien in de kelderbox en dat er een man bij haar in de buurt stond die met een fietspomp bezig was. Later heeft hij de man uit de keldergang zien komen. De man had een bril en een pet op.
Diezelfde dag is bij slachtoffer 2 een onderzoek ingesteld aan en in haar lichaam. Door het NFI is DNA-onderzoek gedaan aan de diverse bemonsteringen die hierbij zijn veiliggesteld. In de bemonstering [SIN-nummer06] (net voor ingang vagina) is een onvolledig Y-chromosomaal DNA-profiel verkregen.
Betrouwbaarheid verklaringen slachtoffers
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen die door beide slachtoffers zijn afgelegd als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt. Zij hebben beiden consistent en gedetailleerd verklaard en wat zij hebben verklaard wordt ondersteund door de verklaringen van de ouders van de slachtoffers over de toestand waarin de slachtoffers verkeerden na wat er had plaatsgevonden. Deze zelfstandige waarneming door de getuigen van de directe emoties van de slachtoffers nagenoeg direct na de incidenten, vormt steunbewijs voor de verklaringen van de slachtoffers. In de zaak Kelderbox 1 is er ook nog een schaafplek op het schouderblad van slachtoffer 1 aangetroffen, die past binnen haar verklaring dat zij door de man over de grond is getrokken. In de zaak Kelderbox 2 is er als steunbewijs bovendien de verklaring van een getuige die een man met een fietspomp heeft gezien in de kelderbox, in de nabijheid van slachtoffer 2. Daar komt ten slotte bij dat er DNA van een onbekende man is aangetroffen op de plekken waarvan de slachtoffers hebben verklaard dat ze daar door de dader zijn aangeraakt. Bij de verdere beoordeling zal dan ook worden uitgegaan van (de juistheid van) de verklaringen van de slachtoffers.
Wie heeft het gedaan?
Vervolgens is het de vraag of de verdachte de dader in een of beide zaken is.
Tip en overeenkomende persoonlijkheidskenmerken
In 2010 en de jaren daarna is uitvoerig onderzoek naar de dader gedaan, maar daarbij is er geen zicht op een verdachte gekomen. In 2020 is het onderzoek overgedragen aan de afdeling Cold Case van de eenheid Rotterdam. Met nieuwe beeldtechnieken is een driedimensionale weergave, een zogenaamd hologram, van de dader gemaakt, die onder meer is getoond bij Opsporing Verzocht en aan (winkelend) publiek in Vlaardingen en Schiedam. Het hologram is onder andere tot stand gekomen met behulp van de eerder gemaakte compositiefoto uit 2010 in de zaak Kelderbox 1 en de door de slachtoffers opgegeven signalementen. Naar aanleiding van alle aandacht is er eind 2021 onder andere een tip van een voormalig collega van de verdachte binnengekomen die verklaarde de verdachte in het hologram en de compositiefoto te herkennen. Bovendien was aan de verdachte door de politie een zogenaamde 5+-score toegekend vanwege zijn passende leeftijd, woonplaats en het gegeven dat hij kalend was, een bril had en regelmatig een pet droeg. Bovendien vond de politie hem ook lijken op de man van de compositietekening en het hologram. Daarom is de verdachte, net als 112 andere mannen die een hoog aantal punten scoorden, benaderd voor vrijwillige DNA-afname.
DNA-onderzoek
Door het NFI zijn DNA-profielen van de mannen die vrijwillig DNA hadden afgestaan vergeleken met het eerder verkregen autosomale DNA-profiel van de onbekende man A uit de zaak Kelderbox 1. Uit dit DNA-onderzoek is gebleken dat alleen het DNA-profiel van de verdachte overeen kwam met het DNA-profiel [SIN-nummer02] van de onbekende man A uit de zaak Kelderbox 1. Na aanvullend onderzoek bleek dat het DNA van de verdachte ook overeen kwam met de aangetroffen DNA-sporen van de onbekende man A uit de andere zes bemonsteringen in de zaak Kelderbox 1. Voor al deze resultaten geldt dat de bewijskracht meer dan 1 miljard is. Het DNA-profiel uit deze bemonsteringen zijn dus 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer – kort gezegd – de verdachte donor is dan wanneer dit niet zo is.
De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat de verdachte donor is van het aangetroffen DNA-profiel [SIN-nummer02] .
Het Y-chromosomaal DNA-profiel in de zaak Kelderbox 2 is door het NFI vergeleken met het Y-chromosomaal DNA-profiel van de verdachte. Op grond van dit onderzoek wordt geconcludeerd dat het mannelijk DNA in bemonstering [SIN-nummer06] afkomstig kan zijn van de verdachte of van een in mannelijke lijn aan hem verwante man. Daarbij wordt benoemd dat het DNA-profiel uit de bemonstering veel waarschijnlijker is wanneer – kort gezegd – de verdachte (of een man in de vaderlijke lijn van de verdachte) de donor is dan wanneer dit niet zo is. De bewijskracht van de uitkomst van dit onderzoek is daarmee minder sterk dan de bewijskracht van de uitkomst van het DNA-onderzoek uit zaak Kelderbox 1, maar nog steeds relatief sterk. Zelfs wanneer wordt uitgegaan van de genoemde minimale bewijskracht zijn de resultaten (nog steeds) 100 keer waarschijnlijker wanneer verdachte, of een andere man in de vaderlijke lijn van de verdachte, de donor is van het celmateriaal dan wanneer dit niet zo is. Daar komt bij dat het NFI heeft vastgesteld dat het onvolledige Y-chromosomale DNA-profiel (in bemonstering [SIN-nummer06] ) in de zaak Kelderbox 2 overeenkomt met het Y-chromosomale DNA-profiel (in bemonstering [SIN-nummer02] ) van de onbekende man A in de zaak Kelderbox 1. Zoals hiervoor is overwogen, is de verdachte donor van dit aangetroffen DNA-profiel in de zaak Kelderbox 1. De rechtbank concludeert hieruit dat de verdachte ook donor is van het mannelijke celmateriaal in de bemonstering [SIN-nummer06] . Bij het trekken van deze conclusie is de rest van het dossier in acht genomen, waaronder het feit dat er geen aanwijzingen zijn aangetroffen voor betrokkenheid van een man in de vaderlijke lijn van de verdachte.
Van onregelmatigheden in het DNA-onderzoek, zoals door de raadsman is aangevoerd, is niet gebleken. Het enkele feit dat de (waarschijnlijk later geproduceerde) zedenkit van het eerdere strafbare feit een hoger SIN-nummer heeft dan de zedenkit van het latere strafbare feit zegt niets over de procedure die is gevolgd, de bemonsteringen en de resultaten van onderzoek daaraan. Het zegt al helemaal niets over de betrouwbaarheid van die resultaten. Niet is gebleken dat bij de afname en verslaglegging van de bemonsteringen onzorgvuldig is gehandeld en dat de in 2010 geldende protocollen niet zijn gevolgd. De rechtbank ziet dan ook geen reden om te twijfelen aan de vermelde locaties van de bemonsteringen en de betrouwbaarheid van de resultaten van het DNA-onderzoek. Dit verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen. Dat betekent dat de resultaten van het DNA-onderzoek niet van het bewijs zullen worden uitgesloten, maar worden gebruikt als bewijsmiddel.
Werkwijze daderUit het dossier blijkt dat de dader in de zaken Kelderbox 1 en Kelderbox 2 op dezelfde manier te werk is gegaan. De dader heeft in beide gevallen het slachtoffer benaderd terwijl zij op de fiets vanuit school naar huis reed. Hierna is hij hen naar binnen gevolgd de flat in waarna hij hen onder bedreiging van een mes de kelderbox in heeft gedwongen. Ook de manier van aanspreken komt in beide gevallen overeen. De dader heeft tegen de meisjes gezegd dat ze gewoon mee moesten werken, want dan zou hij hen niets aandoen. Hij heeft beide slachtoffers gevraagd zelf hun kleren uit te doen en heeft hen vervolgens aangeraakt. Ook heeft hij naderhand tegen beide slachtoffers gezegd dat ze tegen niemand mochten vertellen wat er was gebeurd, omdat hij wist waar ze woonden. Daar komt bij dat het signalement dat beide slachtoffers hebben gegeven overeenkomt zoals de leeftijd, de huidskleur, de bril, de pet en zijn haar.
Dezelfde daderKijkend naar de hiervoor besproken uitkomsten van het DNA-onderzoek in beide zaken en naar de overeenkomende werkwijze en de opgegeven signalementen van de dader, wordt geconcludeerd dat de dader in de zaken Kelderbox 1 en Kelderbox 2 dezelfde moet zijn geweest.
De verdachte is de dader
De verdachte past in het signalement. Hij is een man met een overeenkomende huidskleur, die destijds een rechthoekige bril droeg, kort haar had en 40 jaar oud was. Verder woonde de verdachte in de buurt van de slachtoffers en fietste hij ook in de nabijheid van de pleegplaatsen en kende hij zelfs de flat van slachtoffer 1. Daarnaast is het DNA van de verdachte aangetroffen op de slachtoffers 1 en 2. Door de verdachte is hiervoor geen enkele verklaring is gegeven. Het verweer van de raadsman dat dit gelet op het tijdsverloop niet van de verdachte verlangd kan worden, wordt verworpen mede gelet op de plaatsen waar het DNA van de verdachte is aangetroffen, namelijk onder de kleding van de slachtoffers op hun intieme delen, op plekken waarvan zij bovendien hebben verklaard dat de dader hen heeft aangeraakt.
Het voorgaande in combinatie met de inhoud van de bewijsmiddelen leidt tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
Juridische kwalificatie
De vraag is vervolgens of de strafbare handelingen gekwalificeerd kunnen worden als verkrachting. Door slachtoffer 1 is verklaard dat de verdachte onder meer met zijn vinger in haar vagina en anus is geweest. Slachtoffer 2 heeft verklaard dat de verdachte met zijn vinger tussen haar schaamlippen is geweest. Deze handelingen kunnen volgens vaste jurisprudentie gekwalificeerd worden als ‘binnendringen’. Dat er geen DNA van de verdachte is aangetroffen in de schede, baarmoedermond, of vagina, zoals door de raadsman aangevoerd, betekent niet dat er onvoldoende bewijs is voor het binnendringen. Het DNA van de verdachte is bij beide slachtoffers immers wel aangetroffen bij de ingang van de vagina en zoals eerder overwogen is er bovendien geen reden om te twijfelen aan de verklaringen van beide slachtoffers over wat er is gebeurd. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
3.1.4.
Conclusie
De bewijsverweren worden verworpen.
3.2.
Vrijspraak feit 3
3.2.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot aanranding van slachtoffer 3 (zaak Kelderbox 3). De verdachte heeft hierbij gebruikt gemaakt van dezelfde werkwijze als in de zaken Kelderbox 1 en 2. Hij is achter slachtoffer 3 aangefietst, heeft haar om een fietspomp gevraagd en is haar gevolgd naar de kelderbox. Hij bleef haar aan de praat houden en belemmerde haar om hem te passeren, maar zij heeft toch kans gezien om weg te komen. Verder heeft slachtoffer 3 eenzelfde signalement van de dader gegeven als de andere slachtoffers. Deze overeenkomsten met de andere zaken maken de verklaring van slachtoffer 3 betrouwbaar.
3.2.2.
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken van de poging tot aanranding van slachtoffer 3. Er ontbreekt enig objectief forensisch of ander bewijs. Het signalement is ook onvoldoende om te concluderen dat de verdachte de man in de kelderbox is geweest. Bovendien kunnen de door slachtoffer 3 beschreven handelingen niet leiden tot de vaststelling dat er sprake is geweest van een poging tot aanranding. Uit de uiterlijke verschijningsvorm van die handelingen blijkt niet dat deze waren gericht op voltooiing van een aanranding. Er was bijvoorbeeld geen sprake van een mes en ook geen uitlatingen van de man waaruit een seksueel motief kan worden afgeleid.
3.2.3.
Beoordeling rechtbank
Slachtoffer 3 heeft bij de politie verklaard dat zij bij de ingang van haar flatgebouw merkte dat er een onbekende man met zijn fiets achter haar aan kwam. Zij heeft vervolgens de deur voor hem open gehouden, omdat ze ervan uitging dat hij ook een bewoner was. Nadat zij haar fiets in de kelderbox had gezet, vroeg hij haar of zij een fietspomp te leen had, die ze hem vervolgens heeft gegeven. Toen hij klaar was met zijn band oppompen, vroeg hij haar om hem te helpen zijn fiets in de kelderbox te zetten omdat zijn band aanliep. Slachtoffer 3 heeft verklaard dat zij er een raar gevoel bij kreeg en snel weg is gegaan toen zij de mogelijkheid had.
Een poging tot misdrijf is strafbaar, wanneer het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard. De feitelijke handelingen moeten naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf oftewel uit hoe de handelingen eruit zien moet afgeleid kunnen worden dat de dader opzet had op het plegen van een aanranding. Uit de feitelijke handelingen die door slachtoffer 3 zijn beschreven kan echter niet worden afgeleid, of en zo ja, welk delict de man van plan was te gaan plegen. De man heeft haar gevraagd om een fietspomp en om hulp met zijn fiets. Er kan niet worden vastgesteld dat de man slachtoffer 3 heeft belemmerd om er vandoor te gaan, zoals de officier van justitie heeft gesteld. Ze kon hem gewoon passeren, zo blijkt uit haar verklaring. De wel vastgestelde feitelijke handelingen zijn onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen van een poging tot aanranding. Het gegeven dat in een van de twee bewezen feiten (Kelderbox 2) ook sprake van een fietspomp was, legt onvoldoende gewicht in de schaal om tot een ander oordeel te komen.
Hierbij wordt opgemerkt dat de vrijspraak niet af doet aan de betrouwbaarheid van de verklaring van slachtoffer 3 en de ernstige gevolgen die zij heeft ondervonden van het incident.
3.2.4.
Conclusie
Het onder 3 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
3.3.
Vrijspraak feit 4
3.3.1.
Standpunt officier van justitie
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van € 116.500,- dat in een kluis in de woning van de verdachte is aangetroffen. Door de verdachte is verklaard dat het grootste deel van het geld van zijn inmiddels overleden broer was, en zo’n € 20.000,- van zijn ouders. Uit de financiële gegevens van de broer van de verdachte kan de aanwezigheid van een dergelijk groot geldbedrag echter niet worden verklaard. Ook het geldbedrag dat aan de ouders van de verdachte zou toebehoren, kan uit onderzoek van hun bankrekeningen niet worden verklaard. De legale middelen van zowel de verdachte als zijn broer zijn dusdanig ontoereikend dat een criminele herkomst als enige bron valt te beschouwen.
3.3.2.
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken van witwassen. De verdachte heeft direct verklaard dat de kluis en de inhoud daarvan niet van hem is, maar van zijn broer en ouders. Dit is bevestigd in de verklaring van de ouders en het feit dat zij de beschikking hadden over de code en sleutel om de kluis te openen. Ook blijkt niet uit onderzoek dat de gelden afkomstig zijn uit een misdrijf. Het geld is door zijn broer tijdens zijn lange werkende leven gespaard. Uit het onderzoek blijkt ook dat de ouders diverse malen contant geld van hun rekening hebben opgenomen. Bovendien geldt dat de verdachte geen wetenschap had van de hoogte van het bedrag in de kluis, zodat hij ook niet redelijkerwijs kon vermoeden dat het geld een criminele herkomst had.
3.3.3.
Beoordeling
Door zowel de verdachte als zijn ouders is meteen verklaard dat het geld in de kluis deels van de overleden broer van de verdachte was en deels van de ouders van de verdachte. De kluis kon alleen geopend worden met de combinatie van een sleutel en code, die beide in het bezit van de ouders waren. Niet uitgesloten kan worden dat de kluis al in de woning stond op het moment dat de broer van de verdachte er nog woonde, en dus voordat de verdachte in de woning woonde. Er lagen ook geen goederen van de verdachte in de kluis, zodat het erop lijkt dat de verdachte zelf geen toegang tot de kluis heeft gehad.
Dat betekent dat zelfs als wordt vastgesteld dat het aangetroffen geld van misdrijf afkomstig is, gelet op het voorgaande in ieder geval niet kan worden vastgesteld dat de verdachte dit wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden. Dit maakt dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het witwassen van een geldbedrag van € 116.500,-.
3.3.4.
Conclusie
Het onder 4 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken
3.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen waarop de bewezenverklaring steunt. Op grond daarvan en op grond van de redengevende inhoud van de bewijsmotivering, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
Kelderbox 1
hij op 31 augustus 2010 te Schiedam door bedreiging met geweld
enandere feitelijkheden [slachtoffer01] (geboren op [geboortedatum02] 1994), heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer01] , hebbende verdachte
- de dijen en de borsten en de buik van die [slachtoffer01] betast en/of aangeraakt, en
- die [slachtoffer01] gedwongen in haar borsten te knijpen, en
- aan de buik en de borsten en de vagina van die [slachtoffer01] gelikt, en
- die [slachtoffer01] gedwongen haar schaamlippen uit elkaar te duwen en aan te raken en met haar vinger in haar vagina te gaan, en
- met zijn, verdachtes, vingers meermalen in de vagina en/of in de anus van die [slachtoffer01] gegaan en met die vingers in haar vagina heen en weer bewogen, en- meermalen geprobeerd met zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer01] te gaan, en
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer01] gebracht en vervolgens met zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer01] heen en weer bewogen, en
- zich laten aftrekken en zich laten pijpen door die [slachtoffer01] , en bestaande die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheden hierin dat verdachte
- die [slachtoffer01] is gevolgd naar de kelderbox van haar woning gelegen aan het
[locatie01] , en
- in die kelderbox aan die [slachtoffer01] meermalen een mes heeft getoond en voorgehouden, en
- de benen van die [slachtoffer01] uit elkaar geduwd, en
- het hoofd van die [slachtoffer01] beetgepakt, en
- aan die [slachtoffer01] gezegd: “als je meewerkt, doe ik je geen pijn” en “ik wil je
zien, kleed je uit” en “dit is nooit gebeurd, tegen niemand zeggen” en “ik weet
waar je woont”,
en aldus voor die [slachtoffer01] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
2
Kelderbox 2
hij op 20 september 2010 te Vlaardingen door bedreiging met geweld
enandere feitelijkheden [slachtoffer02] (geboren op [geboortedatum03] 1997) heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer02] , hebbende verdachte
- zijn, verdachtes, vingers tussen de schaamlippen van die [slachtoffer02] gebracht, en
- de vagina en de schaamlippen van die [slachtoffer02] betast, en
-
inde borsten van die [slachtoffer02] geknepen en
dezebetast, en
bestaande die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheden hierin dat verdachte
- die [slachtoffer02] naar de kelderbox behorende bij haar woning gelegen aan de
[locatie02]
isgevolgd, en
- een mes ter hoogte van de schouder aan die [slachtoffer02] heeft voorgehouden en getoond, en
- die [slachtoffer02] heeft geduwd en (daarbij) aan die [slachtoffer02] heeft gezegd:
Ga maar even de kelder in” en “Gewoon even luisteren" en "Als je gewoon rustig blijft
,dan doe ik niks" en
Als je iets aan iemand vertelt
,dat weet ik waar je woont", en aldus die [slachtoffer02] heeft gedwongen die kelderbox in te gaan, en
- de deur van die kelderbox heeft gesloten, en
- die [slachtoffer02] heeft gedwongen zich (deels) te ontkleden, en
- tegen de benen van die [slachtoffer02] heeft getikt, waarbij hij, verdachte, tegen die [slachtoffer02] heeft gezegd: "Doe je benen maar wat verder uit elkaar",
en aldus voor die [slachtoffer02] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

4.Verboden gedragingen en strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1: Verkrachting
Feit 2 primair: Verkrachting.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

5.Straf

Eis van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte voor alle vier tenlastegelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar met aftrek van voorarrest.
Oordeel rechtbank
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gebaseerd op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
5.1.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich binnen een periode van drie weken schuldig gemaakt aan verkrachting van een 13-jarig en een 15-jarig meisje en hij heeft daarbij in beide gevallen gebruik gemaakt van dezelfde werkwijze. Hij is de meisjes op de fiets naar hun flat gevolgd en is mee naar binnen gegaan de flat in. Hier heeft hij de meisjes hun kelderboxen in gedwongen en onder bedreiging van een mes verkracht en andere seksuele handelingen met hen verricht.
De verdachte heeft daarbij enkel oog gehad voor zijn eigen lustgevoelens en heeft zich op geen enkele wijze bekommerd om de schade die hij bij de minderjarige slachtoffers aanrichtte. Door zo te handelen heeft de verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Dat dit ook bij de slachtoffers in deze zaak het geval is, blijkt uit de onderbouwing van de ingediende verzoeken tot schadevergoeding en uit de slachtofferverklaring die namens één van de slachtoffers tijdens de zitting is afgelegd. Hieruit volgt dat zij tot op de dag van vandaag, ruim 13 jaar later, nog steeds last heeft van psychische klachten zoals PTSS, paniekaanvallen en angst in onbekende situaties. Ook het andere slachtoffer moest door een psychiater worden behandeld.
Het behoeft ten slotte geen betoog dat deze verkrachtingen gevoelens van afschuw en verontwaardiging oproepen in de samenleving en dat vrouwen zich hierdoor in zijn algemeenheid minder veilig voelen.
De rechtbank neemt het de verdachte ook in het bijzonder kwalijk dat hij al die jaren heeft gezwegen over zijn betrokkenheid bij de verkrachtingen, zodat de slachtoffers al ruim 13 jaar met de angst leven de dader nog een keer tegen te komen, zeker omdat hij tegen hen had gezegd dat hij wist waar ze woonden. Ook tijdens de inhoudelijke behandeling van de zaak heeft de verdachte geen openheid van zaken of inzicht in zijn handelen gegeven, laat staan dat hij er blijk van heeft gegeven dat hij spijt heeft van zijn daden.
5.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
5.2.1.
Strafblad
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 januari 2024 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Het strafblad leidt dus niet tot strafverhoging.
5.2.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft twee rapportages over de verdachte opgemaakt. Deze rapportages houden onder meer het volgende in.
Bij de verdachte blijkt sprake te zijn van zwakbegaafdheid en een vermijdende manier van omgaan met problemen. Het herhalingsgevaar wordt ingeschat als laag. Gezien de ernst van de feiten en de maatschappelijke impact acht de reclassering het wel van belang de verdachte langer te monitoren middels reclasseringstoezicht. Geadviseerd wordt bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een contactverbod en begeleiding van Homerun Humanitas.
Ook psycholoog dr. [psycholoog01] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt het onder meer volgende in.
Bij de verdachte is geen sprake van een stoornis, maar wel is sprake van zwakbegaafdheid. Dat was ook zo ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Zijn gedragskeuzes en gedragingen zijn hierdoor echter niet beïnvloed, met als kanttekening dat er vanwege het ontbreken van een delictscenario geen duidelijk zicht kon worden verkregen op de mogelijkheid dat zijn zwakbegaafdheid een rol heeft gespeeld bij de ten laste gelegde feiten. Het herhalingsgevaar wordt als laag ingeschat. Omdat er geen sprake is van een psychische stoornis, wordt er geen zorg geadviseerd. Een strafrechtelijk juridisch kader is niet geboden.
5.2.3.
Conclusie toerekeningsvatbaarheid
Nu de conclusies van de psycholoog gedragen worden door zijn bevindingen, neemt de rechtbank die conclusies over. De verdachte wordt dus toerekeningsvatbaar geacht en wordt volledig verantwoordelijk gehouden voor de bewezen gedragingen.
5.3.
Strafbepaling
Gezien de eerdergenoemde ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf is rekening gehouden met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Verder is in strafverzwarende zin rekening gehouden met het feit dat het om twee minderjarige slachtoffers gaat, waarvan de jongste ten tijde van het delict nog maar 13 jaar oud was. Ook is strafverzwarend dat de delicten hebben plaatsgevonden onder bedreiging van een mes.
Er zal een lagere straf worden opgelegd dan door de officier van justitie geëist, omdat de verdachte wordt vrijgesproken van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de ernst van de feiten en de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf geen (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf toelaat. Als het door de reclassering geadviseerde toezicht en begeleiding nodig blijkt, dan kan daaraan in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling invulling worden gegeven.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 6 jaren passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

6.In beslag genomen voorwerpen

6.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen geldbedrag van € 116.650,- (zie bijlage III) verbeurd te verklaren.
6.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat het beslag moet worden opgeheven en het geld beschikbaar moet worden gesteld.
6.3.
Beoordeling
Uit het dossier blijkt dat door de rechter-commissaris een machtiging voor het leggen van conservatoir beslag is afgegeven tot een bedrag van € 45.000,- in verband met het verhaal van een op te leggen schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft hierop ook een bevel tot conservatoir beslag ter hoogte van dit bedrag gegeven. Op het restant van € 71.500,- is klassiek beslag gelegd in verband met de witwasverdenking en een eventuele verbeurdverklaring.
Voor wat betreft het in beslag genomen geldbedrag van € 45.000,- zal de rechtbank geen beslissing nemen, omdat dit geldbedrag conservatoir in beslag is genomen in de zin van artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering. Uit de wet en de vaste rechtspraak volgt dat op een zodanig beslag geen beslissing bij einduitspraak in de strafzaak mogelijk is.
Gelet op het feit dat de verdachte wordt vrijgesproken van witwassen zal ten aanzien van het restantbedrag van € 71.500,- de bewaring worden gelast ten behoeve van de rechthebbende, omdat gelet op de verklaringen over het geldbedrag en de onduidelijkheid over de erfrechtelijke en fiscale rechtspositie op dit moment niet kan worden vastgesteld wie als rechthebbende kan worden aangemerkt.

7.Vorderingen benadeelde partijen/schadevergoedingsmaatregelen

7.1.
De benadeelde partij 1
Als benadeelde partij heeft slachtoffer 1 (benadeelde partij 1) zich in het geding gevoegd. De benadeelde partij 1 vordert vanwege feit 1 een vergoeding van € 60,26 aan materiële schade en een vergoeding van € 7.000,- aan immateriële schade.
Standpunt verdediging
Omdat de verdediging vrijspraak heeft bepleit van het onder 1 ten laste gelegde, dient de benadeelde partij 1 niet-ontvankelijk te worden verklaard. De inhoud van de vordering is niet betwist.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks (materiële en immateriële) schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding door de verdachte niet is weersproken, zal de vordering worden toegewezen.
De benadeelde partij 1 heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 31 augustus 2010.
Nu de vordering van de benadeelde partij 1 zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij 1 gemaakt, tot nu toe begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij 1 een schadevergoeding betalen van € 7.060,26, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Ook wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Dat betekent onder meer dat de overheid de schadevergoeding gaat innen en dat als de verdachte niet betaalt, hij voor een bepaald maximum aantal dagen gegijzeld kan worden.
7.2.
De benadeelde partij 2
Als benadeelde partij heeft zich slachtoffer 2 (benadeelde partij 2) in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert vanwege feit 2 een vergoeding van € 135,25 aan materiële schade en een vergoeding van € 6.000,- aan immateriële schade.
Standpunt verdediging
Nu de verdediging vrijspraak heeft bepleit van het onder 2 ten laste gelegde feit, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard. De inhoud van de vordering is niet betwist.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 primair bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks (materiële en immateriële) schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding door de verdachte niet is weersproken, zal de vordering worden toegewezen.
De benadeelde partij 2 heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 20 september 2010.
Nu de vordering van de benadeelde partij 2 zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot nu toe begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij 2 een schadevergoeding betalen van € 6.135,25, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Ook wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Dat betekent onder meer dat de overheid de schadevergoeding gaat incasseren en dat als de verdachte niet betaalt, hij voor een bepaald maximum aantal dagen gegijzeld kan worden.
7.3.
De benadeelde partij 3
Als benadeelde partij heeft slachtoffer 3 (benadeelde partij 3) zich in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert vanwege feit 3 een vergoeding van € 920,94 aan materiële schade en een vergoeding van € 2.500,- aan immateriële schade.
Beoordeling
De benadeelde partij 3 zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat aan de verdachte voor feit 3 geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden.
Nu de benadeelde partij 3 niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt. Deze kosten tot nu toe worden begroot op nihil.
Conclusie
De verdachte hoeft geen schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partij 3. De vordering kan bij de civiele rechter worden aangebracht.

8.Wettelijke voorschriften

Bij de oplegging van de straf en schadevergoedingsmaatregel is gelet op de artikelen 36f, 57 en 242 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissingen in het kort en ondertekening

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het geldbedrag van € 71.500,-;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij03] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij03] in de kosten door de verdachte ter
verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] te betalen een bedrag van
€ 7.060,26 (zegge: zevenduizend zestig euro en zesentwintig cent),bestaande uit € 60,26 aan materiële schade en € 7.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 31 augustus 2010 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot nu toe aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij01] te betalen
€ 7.060,26(hoofdsom
zegge: zevenduizend zestig euro en zesentwintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2010 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 7.060,26 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
70 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij02] , te betalen een bedrag van
€ 6.135,25 (zegge: zesduizend honderdvijfendertig euro en vijfentwintig cent), bestaande uit € 135,25 aan materiële schade en € 6.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 september 2010 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot nu toe aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij02] te betalen
€ 6.135,25(hoofdsom
zegge: zesduizend honderdvijfendertig euro en vijfentwintig cent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 september 2010 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 6.135,25 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
65 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.A. Hut, voorzitter,
en mrs. J. van der Groen en E. IJspeerd, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.S. Beukema en L.S.F. Claeys, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
Kelderbox 1
hij op of omstreeks 31 augustus 2010 te Schiedam
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer01] (geboren op [geboortedatum02] 1994), heeft
gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer01] ,
is/hebbende verdachte
- een/de dij(en) en/of een/de borst(en) en/of de buik van die [slachtoffer01] betast
en/of aangeraakt, en/of
- die [slachtoffer01] gedwongen in haar borst(en) te knijpen, en/of
- aan de buik en/of een/de borst(en) en/of de vagina van die [slachtoffer01] gezogen
en/of gelikt, en/of
- die [slachtoffer01] gedwongen haar schaamlippen uit elkaar te duwen en/of aan te
raken en/of met haar vinger in haar vagina te gaan, en/of
- met zijn, verdachtes, vinger(s) (meermalen, althans éénmaal) in de vagina en/of in
de anus van die [slachtoffer01] gegaan en/of met die vinger(s) in haar vagina heen en
weer bewogen, en/of
- ( meermalen, althans éénmaal) geprobeerd met zijn, verdachtes, penis in de vagina
en/of de anus van die [slachtoffer01] te gaan, en/of
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer01] gebracht en/of (vervolgens)
met zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer01] heen en weer bewogen,
en/of
- zich laten aftrekken en/of zich laten pijpen door die [slachtoffer01] , en/of
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met
geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- die [slachtoffer01] is gevolgd naar de kelderbox van haar woning gelegen aan het
[locatie01] , en/of
- in die kelderbox aan die [slachtoffer01] (meermalen, althans éénmaal) een mes heeft
getoond en/of voorgehouden, en/of
- de benen van die [slachtoffer01] uit elkaar geduwd, en/of
- het hoofd van die [slachtoffer01] beetgepakt, en/of
- aan die [slachtoffer01] gezegd: “als je meewerkt, doe ik je geen pijn” en/of “ik wil je
zien, kleed je uit” en/of “dit is nooit gebeurd, tegen niemand zeggen” en/of “ik weet
waar je woont”, althans woorden van dreigende aard en/of strekking en/of (aldus)
voor die [slachtoffer01] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
( art 242 Wetboek van Strafrecht )
2
Kelderbox 2
hij op of omstreeks 20 september 2010 te Vlaardingen
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer02] (geboren op [geboortedatum03] 1997) heeft gedwongen
tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en)
uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer02] , hebbende
verdachte
- zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die
[slachtoffer02] gebracht, en/of
- de vagina en/of de schaamlippen van die [slachtoffer02] betast, en/of
- ( in) een/de borst(en) van die [slachtoffer02] geknepen en/of betast, en/of
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met
geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- die [slachtoffer02] naar de kelderbox behorende bij haar woning gelegen aan de
[locatie02] heeft gevolgd, en/of
- zich bij die kelderbox aan die [slachtoffer02] heeft opgedrongen (met de smoes) om een
fietspomp te lenen, en/of
- een mes ter hoogte van de schouder aan die [slachtoffer02] heeft voorgehouden en/of
getoond, en/of
- die [slachtoffer02] heeft geduwd en/of (daarbij) aan die [slachtoffer02] heeft gezegd: Ga maar
even de kelder in” en/of “Gewoon even luisteren" en/of "Als je gewoon rustig blijft
dan doe ik niks" en/of Als je iets aan iemand vertelt dat weet ik waar je woont",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- ( aldus) die [slachtoffer02] heeft gedwongen die kelderbox in te gaan, en/of
- de deur van die kelderbox heeft gesloten, en/of
- die [slachtoffer02] heeft gedwongen zich (deels) te ontkleden, en/of
- tegen de benen van die [slachtoffer02] heeft getikt, waarbij hij, verdachte, tegen die
[slachtoffer02] heeft gezegd: "Doe je benen maar wat verder uit elkaar", en/of
- ( aldus) voor die [slachtoffer02] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
( art 242 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 september 2010 te Vlaardingen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer02] (geboren op [geboortedatum03] 1997) te dwingen tot het
ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer02] ,
- die [slachtoffer02] naar de kelderbox behorende bij haar woning gelegen aan de
[locatie02] heeft gevolgd, en/of
- zich bij die kelderbox aan die [slachtoffer02] heeft opgedrongen (met de smoes) om een
fietspomp te lenen, en/of
- een mes ter hoogte van de schouder aan die [slachtoffer02] heeft voorgehouden en/of
getoond, en/of
- die [slachtoffer02] heeft geduwd en/of (daarbij) aan die [slachtoffer02] heeft gezegd: Ga maar
even de kelder in” en/of “Gewoon even luisteren" en/of "Als je gewoon rustig blijft
dan doe ik niks" en/of Als je iets aan iemand vertelt dat weet ik waar je woont",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- ( aldus) die [slachtoffer02] heeft gedwongen die kelderbox in te gaan, en/of
- de deur van die kelderbox heeft gesloten, en/of
- die [slachtoffer02] heeft gedwongen zich (deels) te ontkleden, en/of
- tegen de benen van die [slachtoffer02] heeft getikt, waarbij hij, verdachte, tegen die
[slachtoffer02] heeft gezegd: "Doe je benen maar wat verder uit elkaar", en/of
- zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die
[slachtoffer02] gebracht,
- de vagina en/of de schaamlippen van die [slachtoffer02] betast, en/of
- ( in) een/de borst(en) van die [slachtoffer02] geknepen en/of betast,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
( art 242 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 september 2010 te Vlaardingen
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer02] (geboren op [geboortedatum03] 1997) heeft gedwongen
tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande
uit het
- met zijn, verdachtes, vinger(s) betasten van/tussen de vagina/de schaamlippen
van die [slachtoffer02] , en/of
- betasten van en/of knijpen in een/de borst(en) van die [slachtoffer02] , en/of
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met
geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het
- volgen van die [slachtoffer02] naar de kelderbox behorende bij haar woning gelegen aan
de [locatie02] , en/of
- zich bij die kelderbox opdringen aan die [slachtoffer02] (met de smoes) om een fietspomp
te lenen, en/of
- tonen van een mes aan die [slachtoffer02] en/of voorhouden van dat mes ter hoogte van
de schouder van die [slachtoffer02] , en/of
- duwen van die [slachtoffer02] en/of (daarbij) aan die [slachtoffer02] zeggen: Ga maar even de
kelder in” en/of “Gewoon even luisteren" en/of "Als je gewoon rustig blijft dan doe
ik niks" en/of Als je iets aan iemand vertelt dat weet ik waar je woont", althans
woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- ( aldus) die [slachtoffer02] dwingen die kelderbox in te gaan, en/of
- sluiten van de deur van die kelderbox, en/of
- die [slachtoffer02] dwingen zich (deels) te ontkleden, en/of
- tegen de benen van die [slachtoffer02] tikken, waarbij hij, verdachte, tegen die [slachtoffer02] zei:
"Doe je benen maar wat verder uit elkaar";
( art 246 Wetboek van Strafrecht )
3
Kelderbox 3
hij op of omstreeks 20 september 2010 te Vlaardingen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer03] (geboren op [geboortedatum04] 1994) te dwingen tot
het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en),
- die [slachtoffer03] achterna is gefietst, en/of
- die [slachtoffer03] is gevolgd naar de kelderbox van haar woning gelegen aan de
[locatie03] , en/of
- bij die kelderbox zich aan die [slachtoffer03] heeft opgedrongen (met de smoes) om
een fietspomp te lenen en hem, verdachte, te helpen met zijn, verdachtes, fiets,
en/of
- in de nauwe doorgang van de kelderbox de weg van die [slachtoffer03] heeft
versperd, althans die [slachtoffer03] heeft belemmerd hem, verdachte, te passeren,
terwijl hij, verdachte, contact met die [slachtoffer03] bleef zoeken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 246 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
4
hij in of omstreeks periode van 1 januari 2020 tot en met 16 januari 2023, te
Schiedam
(van) een voorwerp, althans een of meer voorwerpen, te weten een geldbedrag van
€ 116.650,-
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die
voorwerp(en) was/waren,
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet,
en/of
- gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, wist dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was/waren uit enig misdrijf
( art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420bis lid 1 ahf/ond b
Wetboek van Strafrecht )