ECLI:NL:RBROT:2024:9533

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 september 2024
Publicatiedatum
30 september 2024
Zaaknummer
10.210671.21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 9 september 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 9 september 2020 op de A16 te Dordrecht een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte reed met een snelheid van 130 km/u, terwijl de maximumsnelheid 100 km/u was. Bovendien was de verdachte zo vermoeid dat hij tijdens het rijden in slaap viel, wat leidde tot een botsing met een vrachtauto. De bestuurder van de vrachtauto, het slachtoffer, liep als gevolg van de aanrijding zwaar lichamelijk letsel op, waaronder een breuk van de 9e borstwervel en meerdere ribbreuken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gereden, wat resulteerde in schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De officier van justitie had een geldboete van € 1.500,- geëist, subsidiair 25 dagen hechtenis. De rechtbank hield rekening met de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die een Fransman is en niet in Nederland woont. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 1.500,-, zonder ontzegging van de rijbevoegdheid, omdat de redelijke termijn was overschreden. De rechtbank baseerde haar beslissing op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit was begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10.210671.21
Datum uitspraak: 9 september 2024
Verstek
Vonnisvan de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1983,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 september 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.S.S. Heinerman heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, te weten het overtreden van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW);
  • veroordeling van de verdachte tot een geldboete ter hoogte van € 1.500,-, subsidiair 25 dagen hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

Op 19 september 2020 heeft op de A16 te Dordrecht een verkeersongeval plaatsgevonden waarbij de verdachte met een door hem bestuurde personenauto in botsing is gekomen met een vrachtauto, bestuurd door de heer [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer). De auto van de verdachte is in de linker grasberm terecht gekomen, uit de berm teruggestuurd en vervolgens in een dwarsslip terecht gekomen. Daarbij kwam de auto dwars op de rijbaan van de vrachtauto terecht. Als gevolg van de botsing heeft de vrachtauto in de rechterberm een boom geraakt, is geschaard en tot stilstand gekomen. Het slachtoffer, de vrachtautochauffeur, heeft daarbij zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Schuld in de zin van artikel 6 WVW
Om tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit te komen, moet de verdachte schuld hebben in de zin van artikel 6 WVW. Of dat het geval is, hangt af van het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Dat sprake is van schuld kan niet zonder meer uit de ernst van de gevolgen van een ongeval worden afgeleid. Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is pas sprake in het geval van (tenminste) een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
Uit het dossier blijkt dat de verdachte op de snelweg ruim 130 kilometer per uur heeft gereden waar 100 kilometer per uur was toegestaan. De verdachte heeft verklaard dat hij vanuit Parijs naar Nederland is gereden en zo vermoeid was dat hij achter het stuur in slaap is gevallen. De rechtbank stelt vast dat de verdachte gedurende een lange rit vanuit Frankrijk zonder pauze en met relatief hoge snelheid is blijven doorrijden, terwijl hij naar eigen zeggen vermoeid was. De auto van de verdachte is daarop door zijn onoplettendheid in de berm van de snelweg is beland, met het hiervoor beschreven ongeluk tot gevolg. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden en dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Letsel van het slachtoffer
Uit de verschillende medisch letselbeschrijvingen (FARR-verklaringen) over het slachtoffer blijkt dat bij hem zwaar lichamelijk letsel is ontstaan. Hij heeft langere tijd in het ziekenhuis moeten verblijven, is meermaals geopereerd en kon pas in maart 2021, ruim 6 maanden na het ongeval, weer naar huis na revalidatie. Vanuit huis moest hij nog verder revalideren.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen in die zin dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden waardoor zwaar lichamelijk letsel is ontstaan bij het slachtoffer.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 9 september 2020 te Dordrecht
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, A16 hectometerpaal 42.0 linker rijbaan zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend
te rijden,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
- zijn snelheid zodanig heeft opgevoerd dat de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 100 km/u werd overschreden en
- genoemd motorrijtuig heeft bestuurd en is blijven besturen, terwijl verdachte (zeer) vermoeid en slaperig was en vervolgens tijdens het besturen van dat motorrijtuig in slaap is gevallen en
- vervolgens met verdachtes motorrijtuig, gezien verdachtes rijrichting, in de linker berm is terechtgekomen en vervolgens tijdens het terugsturen de controle over zijn motorrijtuig heeft verloren en niet in staat was het verloop van de weg te volgen en
- in een dwarsslip is geraakt en in botsing is gekomen met de bestuurder van vrachtauto met oplegger, genaamd [slachtoffer] , welke vervolgens tegen een boom tot stilstand is gekomen en hij, verdachte, aldaar over de kop is geslagen,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een breuk van 9e borstwervel en een heup uit de kom links en een heupkombreuk links en een polsbreuk links en meerdere ribbreuken links, werd toegebracht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in zijn verdediging.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich als bestuurder van een personenauto schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval. Hij is in slaap gevallen achter het stuur en reed harder dan toegestaan. Met zijn onvoorzichtige en onoplettende rijgedrag heeft de verdachte onaanvaardbare risico’s voor de verkeersveiligheid genomen en heeft hij zijn verantwoordelijkheid als weggebruiker veronachtzaamd. De bestuurder van de vrachtauto heeft hierdoor ernstig letsel opgelopen, waarvan hij lange tijd heeft moeten herstellen.
De rechtbank heeft een Nederlands en een Frans uittreksel gezien uit de justitiële documentatie van respectievelijk 24 juli 2024 en 22 maart 2022. Daaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Conclusies
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Op basis van die oriëntatiepunten wordt in de regel voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld en waarbij bij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel is ontstaan, een taakstraf voor de uur van 120 uren opgelegd en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden.
De rechtbank merkt allereerst op dat een taakstraf niet goed uitvoerbaar is aangezien de verdachte een Fransman is en niet in Nederland woont. Daarnaast dient een verdachte op grond van artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie en artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden binnen een redelijke termijn te worden berecht. De redelijke termijn is in dit geval gestart op de dag van het ongeval, te weten op 9 september 2020, omdat de verdachte toen gehoord is over het feit. Tot aan dit vonnis is een periode van precies 4 jaren verstreken. Deze vertraging is niet aan de verdachte te wijten en de zaak had eerder behandeld moeten worden. De redelijke termijn is dan ook ruimschoots geschonden. Daarmee wordt rekening gehouden bij de strafoplegging.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank oplegging van een geldboete zoals door de officier van justitie geëist passend en geboden. Daarnaast zal in afwijking van de richtlijn geen ontzegging van de rijbevoegdheid worden opgelegd.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6 en 175 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboete van € 1.500 (vijftienhonderd) euro, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagenhechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. de Lange, voorzitter,
en mrs. L. Stevens en H.J. de Kraker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Hessing, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 9 september 2020 te Dordrecht
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, A16 hectometerpaal 42.0 linker rijbaan zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
- zijn snelheid zodanig heeft opgevoerd dat de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 100 km/u (ruimschoots) werd overschreden en/of in ieder geval met een gelet op de wegsituatie (veel) te hoge snelheid heeft gereden en/of
- genoemd motorrijtuig heeft bestuurd en/of is blijven besturen, terwijl verdachte (zeer) vermoeid en/of slaperig was en/of vervolgens tijdens het besturen van dat motorrijtuig in slaap is gevallen en/of
- ( vervolgens) met verdachtes motorrijtuig, gezien verdachtes rijrichting, in de linker berm is terechtgekomen en/of (vervolgens) tijdens het terugsturen de controle over zijn motorrijtuig heeft verloren en/of niet in staat was het verloop van de weg te volgen en/of
- in een dwarsslip is geraakt en/of in botsing en/of aanrijding is gekomen met de bestuurder van vrachtauto met oplegger, genaamd [slachtoffer] , welke vervolgens tegen een boom tot stilstand is gekomen en hij, verdachte, aldaar over de kop is geslagen,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een breuk van 9e borstwervel en/of een heup uit de kom links en/of een heupkombreuk links en/of een polsbreuk links en/of meerdere ribbreuken links, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans,indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 september 2020 te Dordrecht als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, A16 hectometerpaal 42.0 linker rijbaan,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
- zijn snelheid zodanig heeft opgevoerd dat de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 100 km/u (ruimschoots) werd overschreden en/of in ieder geval met een gelet op de wegsituatie (veel) te hoge snelheid heeft gereden en/of
- genoemd motorrijtuig heeft bestuurd en/of is blijven besturen, terwijl verdachte (zeer) vermoeid en/of slaperig was en/of vervolgens tijdens het besturen van dat motorrijtuig in slaap is gevallen en/of
- ( vervolgens) met verdachtes motorrijtuig, gezien verdachtes rijrichting, in de linker berm is terechtgekomen en/of (vervolgens) tijdens het terugsturen de controle over zijn motorrijtuig heeft verloren en/of niet in staat was het verloop van de weg te volgen en/of -in een dwarsslip is geraakt en/of in botsing en/of aanrijding is gekomen met de bestuurder van vrachtauto met oplegger, genaamd [slachtoffer] , welke vervolgens tegen een boom tot stilstand is gekomen en hij, verdachte, aldaar over de kop is geslagen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd.