4.3.Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 25 februari 2022 te Rotterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Kralingse Zoom,
welk rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
- niet of in onvoldoende mate op het direct voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte van die Kralingse Zoom heeft gelet en is blijven letten en
- een mobiele telefoon in zijn hand heeft vastgehouden en daarmee een mobiel gesprek heeft gevoerd en
- met het door hem bestuurde voertuig een voetgangersoversteekplaats is genaderd en
- bij het naderen en oprijden van die voetgangersoversteekplaats geen snelheid heeft geminderd en
- een voetganger, die zich op die voetgangersoversteekplaats bevond en die doende was die Kralingse Zoom (gezien vanuit zijn, verdachtes, rijrichting van rechts naar links) over te steken, niet heeft opgemerkt en niet voor heeft laten gaan en
- vervolgens in botsing is gekomen met die voetganger, genaamd [slachtoffer] , waarbij die [slachtoffer] ten val is gekomen,
waardoor die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (te weten een kneuzing van de hersenen, een breuk in het voorhoofdsbeen, een breuk van de oogkassen, een breuk van de kaaksinus, een breuk van het bekken en een breuk van een onderbeen in meerdere botfragmenten) werd toegebracht, .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.