ECLI:NL:RBROT:2024:9529

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
30 september 2024
Zaaknummer
10-183221-23 (dagvaarding I), 10-148850-23 (dagvaarding II), 10-324713-23 (dagvaarding III) (gev.) / vorderingen TUL VV: 10-344463-21 en 13-155385-22 (10-183221-23)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meervoudige strafbare feiten met gevangenisstraf en TBS

Op 24 juli 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1988, die ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal, bedreiging, mishandeling, en wederrechtelijk binnendringen in besloten lokalen. De feiten vonden plaats tussen april en augustus 2023, waarbij de verdachte onder invloed van alcohol handelde. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 15 maanden en TBS met dwangverpleging geëist. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was, maar dat de ernst van de feiten en het recidiverisico een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden en TBS met verpleging van overheidswege rechtvaardigden. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan benadeelde partijen, die voortvloeien uit de bewezen verklaarde feiten. De verdachte heeft een lange geschiedenis van strafbare feiten en eerdere ISD-maatregelen, wat de noodzaak van een dwingend juridisch kader voor behandeling onderstreept. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen en de verdachte veroordeeld tot betaling van immateriële schadevergoeding.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10-183221-23 (dagvaarding I), 10-148850-23 (dagvaarding II),
10-324713-23 (dagvaarding III) (gev.)
Parketnummers vorderingen TUL VV: 10-344463-21 en 13-155385-22 (10-183221-23)
Datum uitspraak: 24 juli 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1988,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting [naam PI] , locatie [detentielocatie] ,
raadsman mr. A.R. Ytsma, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 juni 2024 en 10 juli 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Voeging zaken

De rechtbank zal de voeging van de bij afzonderlijke dagvaardingen aangebrachte zaken bevelen, omdat voeging in het belang van het onderzoek is.

4.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr B.M.M. Zonneveld heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van de maatregel tot terbeschikkingstelling van de verdachte met bevel tot dwangverpleging.

5.Geldigheid dagvaarding III

5.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft partiële nietigheid van de dagvaarding III bepleit ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit, omdat de tenlastelegging geen omschrijving van een gedraging bevat.
5.2.
Beoordeling
Een dagvaarding moet een opgave inhouden van het tenlastegelegde feit en die opgave moet voldoende feitelijk en voldoende duidelijk zijn, zodat de verdachte weet wat hem verweten wordt. (artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering) Of daaraan is voldaan, hangt af van de bewoordingen waarin de tenlastelegging is gesteld en het dossier waarop zij is gebaseerd.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij een cel in de rechtbank Rotterdam heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt. Gelezen in samenhang met het proces-verbaal [nummer proces-verbaal] moet het de verdachte duidelijk zijn geweest waartegen hij zich diende te verweren. De tenlastelegging is voldoende duidelijk. Het verweer wordt verworpen.

6.Waardering van het bewijs

6.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het op dagvaarding I onder 1, 3, 4, 5 en 6, het op dagvaarding II onder 1, 2 en 3 en het op dagvaarding III onder 1 en 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het op dagvaarding I onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het op dagvaarding I onder 1, 3, 4, 5 en 6, het op dagvaarding II onder 1, 2 en 3 en het op dagvaarding III onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Dagvaarding I (10-183221-23)
1
hij op 22 juli 2023 te Vlaardingen
- een pak zalmfilet en
- vier, blikjes William Lawson whiskey cola,
die aan Albert Heijn (gelegen aan het [adres delict 1] ), toebehoorden heeft weggenomen met
het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op 2 juni 2023 te Rotterdam [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling,
- door die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] (onder andere) dreigend de woorden toe te
voegen "Ik schiet iedereen door zijn kop heen" en "Ik ga schieten" en
"Mensen komen tussen 6 planken", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking, en
- door met een mes, op die [slachtoffer 2] af te lopen en voornoemd mes (vervolgens) te
gooien in de richting van die [slachtoffer 2] ;
3
hij op 2 juni 2023 te Rotterdam
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] vast te pakken en die [slachtoffer 1] met zijn, verdachtes, nagels te krabben in de
hals;
4
hij op 3 mei 2023 te Rotterdam [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
door die [slachtoffer 3] de woorden toe te voegen "Ik ga je kanker doodschieten", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl dit feit werd gepleegd tegen
die [slachtoffer 3] in diens hoedanigheid van buitengewoon opsporingsambtenaar;
5
hij op 29 april 2023 te Rotterdam, een trainingspak, T-shirt en trainingsbroek, die aan Sport2000, toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
6
hij op 29 april 2023 te Rotterdam, [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga jullie kankerdood maken! Ik ga een Kalesjnikov regelen en jullie dood schieten. Jullie moeten uitkijken. Jullie zijn dood en let maar op, jullie moeders ook. Let maar goed op jullie kanker moeder! Ik ga jullie neuken kankerwouten!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Dagvaarding II (10-148850-23)
1
hij op 17 juni 2023 te Vlaardingen in het besloten lokaal supermarkt [naam supermarkt] , gevestigd aan de [adres delict 2] , bij een ander of anderen dan bij verdachte in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 5 mei 2023 schriftelijk de toegang tot die winkel ontzegd voor de duur van één jaar;
2
hij op 17 juni 2023 te Vlaardingen [slachtoffer 6] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht , door die [slachtoffer 6] dreigend de woorden toe te voegen "ik maak je dood, kankerhoertje" en "ik maak je af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3
hij op 17 juni 2023 te Vlaardingen opzettelijk [slachtoffer 6] , in haar tegenwoordigheid, mondeling, heeft beledigd door haar (meerdere malen) de woorden toe te voegen: "kankerhoer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Dagvaarding III (10-324713-23)
1
hij op 1 augustus 2023 te Rotterdam opzettelijk een of meer ambtenaren, te weten [slachtoffer 7] (werkzaam als surveillant bij de Politie Eenheid Rotterdam) en [slachtoffer 8] (werkzaam als agent bij de Politie Eenheid Rotterdam) en [slachtoffer 9] (werkzaam als buitengewoon opsporingsambtenaar bij de Politie Eenheid Rotterdam), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, heeft beledigd, door die [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] in het gezicht, althans in de richting van die [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] , te spugen.
2
hij op of omstreeks 1 augustus 2023 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een cel, die aan de Nederlandse Overheid, toebehoorde heeft onbruikbaar gemaakt .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

7.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Dagvaarding I
1. en 5

diefstal, meermalen gepleegd

2 en 6

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, meermalen gepleegd

3

mishandeling

4
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Dagvaarding II
1
in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen
2
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
3
eenvoudige belediging
Dagvaarding III
1
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd
2
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

8.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

9.Motivering straf en maatregel

9.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
9.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich in een periode van ruim drie maanden schuldig gemaakt aan tien strafbare feiten.
De verdachte heeft onder meer drank en dure sportkleding gestolen. Ook heeft de verdachte woonbegeleiders verbaal bedreigd en heeft hij een mes in de richting van één van hen gegooid. Hij heeft één van de woonbegeleiders mishandeld door hem vast te pakken waarbij hij hem in de nek heeft gekrabd. Daarnaast was de verdachte ondanks een winkelontzegging in een supermarkt en heeft daar een medewerkster bedreigd en beledigd. Ook heeft de verdachte meerdere personen en ambtenaren in functie bedreigd en beledigd, dit laatste onder meer door hen te bespugen. Met zijn handelen heeft de verdachte voor meerdere mensen een bedreigende en onveilige situatie gecreëerd. Daar komt bij dat hulpverleners en verbalisanten die bezig zijn met hun werk, dat ongestoord moeten kunnen doen. Tot slot heeft een cel op de rechtbank bevuild waardoor deze (tijdelijk) niet bruikbaar was.
Dit zijn stuk voor stuk vervelende en overlastgevende feiten. De verdachte heeft deze feiten onder invloed van alcohol gepleegd.
9.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
9.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 juni 2024, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen tot gevangenisstraffen is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. In 2019 en 2014 is aan hem een ISD maatregel opgelegd. Na afloop van de laatst opgelegde ISD maatregel in 2021 is verdachte vrijwel maandelijks, soms meerdere keren per maand, in aanraking geweest met politie en justitie wegens winkeldiefstallen, bedreiging en belediging.
9.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
Op 1 april 2024 is door psychiater [naam psychiater] gerapporteerd. Op 5 april 2024 heeft psycholoog [naam psycholoog] gerapporteerd. Stichting Verslavingsreclassering GGZ, Fivoor, heeft op 5 juli 2024 een maatregelrapport over de verdachte opgemaakt. Op de zitting van 24 juni 2024 is [naam psychiater] als deskundige gehoord. [naam adviseur] , adviseur reclassering bij Stichting Verslavingsreclassering GGZ, Fivoor, is op de zitting van 10 juli als deskundige gehoord.
9.3.2.1 Rapportages psychiater en psycholoog
Toerekenbaarheid
Zowel de psychiater als de psycholoog hebben een cognitieve beperking in de vorm van een licht verstandelijke beperking en een ernstige stoornis in het gebruik van alcohol vastgesteld. Zij adviseren daarom de feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
Gevaar op herhaling
Het risico op herhaling wordt door beide deskundigen ingeschat als hoog. De psychiater stelt dat het risico vooral ziet op recidive van de huidige delicten, zoals het plegen van winkeldiefstallen, agressie en het bedreigen dan wel mishandelen van behandelaren. De psycholoog schat het risico op gewelddadig gedrag binnen een gestructureerde setting en zonder middelengebruik momenteel in als laag.
BehandelingOm het recidiverisico terug te dringen is het van belang dat de verdachte geen alcohol gebruikt en adequaat wordt ingesteld op medicatie vanwege mogelijke psychotische problematiek. Het advies is om de verdachte in een kliniek te behandelen en daar te werken aan de beheersing van het gebruik van alcohol. Er moet gestreefd worden naar gehele abstinentie. Mogelijk lukt het in de kliniek ook om de cognitieve mogelijkheden van de verdachte te vergroten met een daarop gerichte training. Een hoog beveiligingsniveau is volgens de psycholoog niet noodzakelijk. Vervolgens kan worden toegewerkt naar een plek voor beschermd wonen waar voldoende toezicht op de verdachte wordt gehouden en waar de verdachte voldoende ondersteuning krijgt. Gezien de aard en ernst van de problematiek is vervolgens een intensieve ambulante begeleiding nodig. Het advies is om de klinische behandeling plaats te laten vinden in een instelling die gericht is op de behandeling van patiënten die bekend zijn met een verstandelijke beperking met gedragsproblemen, zoals instellingen voor SGLVG (sterk gedragsgestoorde patiënten met een licht verstandelijke beperking).
BehandelingskaderVolgens beide deskundigen is een dwingend juridisch kader nodig om behandeling tot stand te laten komen.
Geadviseerd wordt om te laten onderzoeken of in het kader van de schakelbepaling artikel 2.3 van de Wet forensische zorg (Wfz) een rechterlijke machtiging op basis van de Wet zorg en dwang (Wzd) kan worden afgegeven. Deze maatregel duurt een half jaar. Het is de vraag of deze duur afdoende is voor de behandeling van de verdachte, aangezien de twee jaar durende ISD-maatregelen ook niet tot een duurzame gedragsverandering hebben geleid. Behandeling binnen dit kader is nog niet geprobeerd en de verwachting is dat het kader voldoende dwingend zal zijn. Hoewel de verdachte nu zegt dat hij mee zal werken aan de behandeling, leert de behandelgeschiedenis dat hij vaak (en snel) van mening verandert tijdens de behandeling. Daarom is er een indicatie voor gedwongen zorg.
Een alternatief om de nodige behandeling tot stand te laten komen en te laten slagen is het oplegging van een TBS-maatregel. Met dit juridisch kader is het zeker dat de verdachte zal worden behandeld en dat hij niet terug zal keren in de maatschappij zonder dat hij de behandeling voldoende heeft afgerond. In beginsel is geen langdurige behandeling op het hoogste beveiligingsniveau nodig Omdat de verdachte aangeeft mee te zullen werken aan behandeling, zou een TBS-maatregel met voorwaarden kans van slagen hebben. Aan de andere kant is het in het licht van de voorgeschiedenis de vraag of de verdachte duurzaam mee zal kunnen werken aan voorwaarden, waardoor een langdurige klinische behandeling op basis van de TBS-maatregel met verpleging van overheidswege het gevolg kan zijn van het opleggen van deze maatregel.
9.2.3.2 Maatregelrapport reclasseringRisico op herhalingHet risico op recidive, letsel en onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog. Er is sprake van een delictpatroon aangaande vermogens- en geweldsdelicten, dat samen lijkt te gaan met alcoholgebruik. Momenteel is het alcoholgebruik in gedwongen remissie. De verdachte heeft nooit lange periodes van abstinentie gekend, zodat de kans groot is dat de verdachte terugvalt in zijn alcoholgebruik zodra de structuur van het gevangenisregime wegvalt. Het gebruik van middelen vergroot de kans op ontremd en impulsief gedrag. Hoewel er binnen het onderzoek van psychiater en psycholoog geen aanwijzingen worden gezien voor problematisch cannabisgebruik, komt dit binnen het onderzoek van de reclassering wel degelijk naar voren.
AdviesDe verdachte heeft een hulpverleningsgeschiedenis waarin talloze trajecten negatief zijn beëindigd. Binnen het huidige onderzoek toont de verdachte een ambivalente houding als het gaat om een nieuw reclasseringstraject. In de praktijk is gebleken dat de verdachte onvoldoende in staat is om zich aan voorwaarden te houden. Het risico op onttrekking is hoog. Een dwingend juridisch kader om behandeling tot stand te laten komen wordt noodzakelijk geacht.
Overwogen is of een voorwaardelijk strafdeel in combinatie met een Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM, artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht) en mogelijk een rechterlijke machtiging een mogelijkheid kan zijn om de verdachte onder behandeling te krijgen. Het ontbreekt de verdachte aan motivatie om (langdurig) mee te werken aan een (klinische) behandeling en er worden problemen voorzien bij het naleven van de voorwaarden.
Ten aanzien van een TBS-maatregel met voorwaarden wordt negatief geadviseerd. Gelet op eerdere negatief beëindigde reclasseringstrajecten, het ontbreken van (intrinsieke) motivatie tot het volgen van behandeling en daarmee het ontbreken van een behandelcommitment, worden geen mogelijkheden gezien om de verdachte binnen dit kader te begeleiden. De verwachting is dat de verdachte niet in staat is om zich aan de voorwaarden te houden, wat een omzetting tot een TBS-maatregel met verpleging van overheidswege tot gevolg zal hebben.
Bij oplegging van de TBS-maatregel of een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt oplegging van een GVM geadviseerd, zodat gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende voorwaarden toegepast kunnen worden na afloop van de TBS-maatregel of gevangenisstraf. De verwachting is dat de problematiek van de verdachte langdurig aanwezig zal zijn.
9.4
Standpunten officier van justitie en verdediging
9.4.1
Officier van justitie
De officier van justitie heeft op de zitting medegedeeld dat er geen zicht is op plaatsing van de verdachte in een WZD instelling omdat Wzd-instellingen in de praktijk nauwelijks bereid zijn een persoon op te nemen voor wie met toepassing van artikel 2:3 Wfz een Rechterlijke Machtiging is gegeven. Als binnen vier weken na afgifte van de rechterlijke machtiging geen opname plaatsvindt, komt de machtiging te vervallen. Een civiele titel is daarom ongeschikt om het herhalingsgevaar blijvend te verminderen.
Diverszorg B.V. heeft een nieuwe beschermde woonvorm geopend te Oegstgeest, gericht op volwassen mannen met een WLZ-indicatie en een justitiële achtergrond. Er is nog te veel onduidelijk ten aanzien van deze woonvorm om te kunnen beoordelen of de verdachte hier terecht kan.
Gelet op het voorgaande is een forensische titel noodzakelijk en ligt de TBS-maatregel met verpleging van overheidswege of met voorwaarden in de rede. Omdat de verdachte zich naar verwachting niet aan voorwaarden kan houden, is het zeer waarschijnlijk dat deze maatregel alsnog zal worden omgezet naar de TBS-maatregel met verpleging van overheidswege. In dat geval zal de verdachte onderaan de - toch al lange - wachtlijst komen voor plaatsing. Dit maakt dat de TBS-maatregel met dwangverpleging voor de verdachte op dit moment het meest geschikt is.
9.4.2
Verdediging
Verdachte moet uit het justitiële traject worden gehaald. Hij hoort thuis in de zorg en een WZD instelling is voor hem de juiste plek. Het CIZ heeft aangegeven dat er een WLZ indicatie voor verdachte wordt afgegeven zodra bekend is wanneer hij vrij komt. Daarmee moet het zorgkantoor voor verdachte een geschikte instelling vinden.
Primair stelt de verdediging zich op het standpunt dat aan verdachte een straf moet worden opgelegd waardoor hij over drie maanden vrijkomt en dan in een instelling terecht kan. Als de rechtbank daarin niet meegaat verzoekt de verdediging om aanhouding van de zaak om het zorgkantoor over de situatie van de verdachte te horen. Als de rechtbank ook dat niet wil, dan zou een TBS maatregel met voorwaarden opgelegd moeten worden. Een TBS maatregel met verpleging van overheidswege is een te zware maatregel. Daarbij komt dat de verachte dan onevenredig lang vast zit vanwege de wachtlijsten. De TBS zou in ieder geval gemaximeerd moeten worden.
9.5
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over en acht de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar. De rechtbank houdt hier in strafmatigende zin rekening mee.
Gelet op de ernst van de feiten en mede uit het oogpunt van vergelding zal de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden opleggen. Het is daarnaast van belang dat zoveel mogelijk voorkomen wordt dat de verdachte na detentie doorgaat met het (veelvuldig) plegen van strafbare feiten. De kans daarop is hoog wanneer er geen behandeling of begeleiding is. De verdachte is niet in staat in een vrijwillige kader mee te werken aan een behandeling gericht op de permanente onthouding van alcohol. Het kader van een civiele machtiging biedt onvoldoende garanties voor een langdurige abstinentie. In de eerste plaats is er geen instelling in beeld die verdachte langdurig behandeling, zorg en begeleiding kan bieden. De duurzaamheid van een verblijf in een dergelijke instelling is afhankelijk van de afgifte van een civiele machtiging in het kader van de WVGGZ of de WZD, wanneer de verdachte daar niet vrijwillig wil verblijven.
De WLZ indicatie die ten aanzien van de verdachte zal worden afgegeven betekent niet dat de verdachte direct na detentie op een juiste behandelplek komt. Het risico bestaat dat de verdachte daardoor onbehandeld op straat staat, waardoor het recidiverisico direct toeneemt. Omdat de verdachte eerder niet in staat is gebleken zich aan voorwaarden te houden, is het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel geen optie. Bovendien vindt er geen behandeling plaats wanneer de straf ten uitvoer wordt gelegd als de verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt.
Omdat behandeling, begeleiding en zorg op de voorgrond staan en er geen hoog beveiligingsniveau nodig is voor de verdachte, zou een TBS met voorwaarden een mogelijkheid zijn om het herhalingsgevaar met een behandeling terug te dringen. De rechtbank acht de verdachte zoals eerder gezegd niet in staat zich langdurig aan voorwaarden te houden. De rechtbank verwacht dat het binnen afzienbare tijd tot een omzetting zal komen. Er resteert geen andere mogelijkheid dan oplegging van de TBS maatregel met verpleging van overheidswege.
Er wordt voldaan aan de eisen die de wet stelt aan oplegging van TBS. Bij de verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. De bedreigingen (dagvaarding I: feit 2 en 6 en dagvaarding II: feit 2) betreffen misdrijven die genoemd worden in artikel 37a, eerste lid aanhef en onder 2, van het Wetboek van Strafrecht. Daarnaast eist de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel. Verdachte zal zonder kader en structuur onmatig alcohol (blijven) gebruiken en onder invloed daarvan al snel vervallen in strafbare feiten. Confrontatie met opsporingsambtenaren naar aanleiding van die strafbare feiten leidt vrijwel altijd tot verzet en bedreigingen.
Omdat geen sprake is van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen is de totale duur van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege maximaal vier jaar.
Verdachte heeft aanzienlijk langer in voorlopige hechtenis doorgebracht dan de door hem gepleegde strafbare feiten rechtvaardigen. Verdachte is op dit moment vrij van het gebruik van alcohol en functioneert stabiel. Hij wil meewerken aan een behandeling. Om hem gemotiveerd te houden is het belangrijk dat de TBS maatregel zo snel mogelijk ten uitvoer wordt gelegd.

10.Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer 3] ter zake van het op dagvaarding I onder 4 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 300,- aan immateriële schade.
Ook hebben zich als benadeelde partij in het geding gevoegd: [slachtoffer 8] ,
[slachtoffer 9] en [slachtoffer 7] ter zake van het op dagvaarding III onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partijen vorderen een vergoeding van respectievelijk € 450,-, € 400,- en € 400,- aan immateriële schade.
10.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen voor toewijzing vatbaar zijn, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vorderingen van [slachtoffer 8] , [slachtoffer 9] en [slachtoffer 7] dienen te worden gematigd tot elk een bedrag van € 300,-.
10.2.
Beoordeling
Aan de benadeelde partijen is door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op de bedragen zoals gevorderd. Voor matiging ziet de rechtbank geen aanleiding, zodat de vorderingen in hun geheel zullen worden toegewezen.
De benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat de te vergoeden schadebedragen vermeerderd worden met wettelijke rente zoals hieronder in de beslissing vermeld.
Omdat de vorderingen van de benadeelde partijen zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
10.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 3] een schadevergoeding betalen van
€ 300,-. De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 8] een schadevergoeding betalen van € 450,-. De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 9] een schadevergoeding betalen van € 400,-. De verdachte moet de benadeelde partij
[slachtoffer 7] een schadevergoeding betalen van € 400,-. De schadevergoedingen worden vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

11.Vorderingen tenuitvoerlegging

11.1.
Vonnissen waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
10-344463-21
Bij vonnis van 12 januari 2022 van de politierechter in deze rechtbank
is de verdachte veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan een gedeelte groot 65 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 26 januari 2022.
13-155385-22
Bij vonnis van 1 februari 2023 van de politierechter in de rechtbank Amsterdam (13-155385-22) is de verdachte veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 1 week voorwaardelijk, met een proeftijd van 1 jaar. De proeftijd is ingegaan op 15 februari 2023.
11.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie vordert afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 10-344463-21 omdat een vordering tot ten uitvoerlegging is toegewezen en het arrest waarbij dit gebeurd is, onherroepelijk is. De officier van justitie vordert toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 13-155385-22.
11.3.
Beoordeling
10-344463-21
De rechtbank stelt vast dat van het voorwaardelijk gedeelte van de bij vonnis aan de verdachte opgelegde straf bij onherroepelijk arrest van 24 november 2023 van het Gerechtshof Den Haag de tenuitvoerlegging is gelast. De rechtbank zal de officier van justitie daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vordering met parketnummer 10-344463-21.
13-155385-22
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van het vonnis met parketnummer 13-155385-22 en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 37a, 37b, 57, 138, 266, 267, 285, 300, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

13.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

14.Beslissing

De rechtbank:
beveelt de voeging van de bij afzonderlijke dagvaardingen aangebrachte zaken;
verklaart dagvaarding met parketnummer 10-324713-23 geldig;
verklaart bewezen, dat de verdachte de op dagvaarding met parketnummer 10-183221-23 onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6, de op dagvaarding met parketnummer 10-148850-23 onder 1, 2 en 3 en de op dagvaarding met parketnummer 10-324713-23 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
beveelt dat de terbeschikkinggestelde
van overheidswege wordt verpleegd;
Benadeelde partij [slachtoffer 3] (10-183221-23)
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] , te betalen een bedrag van
€ 300,- (zegge: driehonderd euro),bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 3 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 3] te betalen
€ 300,-(hoofdsom,
zegge: driehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 mei 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 300,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
6 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
Benadeelde partij [slachtoffer 8] (10-324713-23)
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 8] , te betalen een bedrag van
€ 450,- (zegge: vierhonderdvijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
1 augustus 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 8] te betalen
€ 450,-(hoofdsom,
zegge: vierhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 450,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
9 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
Benadeelde partij [slachtoffer 9] (10-324713-23)
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 9] , te betalen een bedrag
van € 400,- (zegge: vierhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 augustus 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 9] te betalen
€ 400,-(hoofdsom,
zegge: vierhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 400,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
8 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
Benadeelde partij [slachtoffer 7] (10-324713-23)
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 7] , te betalen een bedrag van
€ 400,- (zegge: vierhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 augustus 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer 7] te betalen
€ 400,-(hoofdsom,
zegge: vierhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 400,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
8 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
verklaart de officier van justitie
niet-ontvankelijkin de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 10-344463-21;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van
1 (één) week.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. D. van der Sluis en S.M. den Hollander, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Nagtegaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 24 juli 2024.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
10-183221-23 (dagvaarding I)
1
hij op of omstreeks 22 juli 2023 te Vlaardingen
- een pak zalmfilet en/of
- vier, althans een hoeveelheid, blikjes William Lawson whiskey cola en/of
- een fles alcoholische drank,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Albert Heijn (gelegen aan het [adres delict 1] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met
het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op of omstreeks 2 juni 2023 te Rotterdam
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
- door die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (onder andere) dreigend de woorden toe te
voegen "Ik schiet iedereen door zijn kop heen" en/of "Ik ga schieten" en/of
"Mensen komen tussen 6 planken", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking, en/of
- door met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op die [slachtoffer 1]
en/of die [slachtoffer 2] af te lopen en/of voornoemd mes/voorwerp (vervolgens) te
gooien in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] ;
3
hij op of omstreeks 2 juni 2023 te Rotterdam
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] met kracht vast te pakken bij de
nek en/of de hals en/of die [slachtoffer 1] met zijn, verdachtes, nagels te krabben in de
nek/hals;
4
hij op of omstreeks 3 mei 2023 te Rotterdam [slachtoffer 3] heeft bedreigd met
- enig misdrijf tegen het leven gericht en/of
- met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 3] de woorden toe te voegen "Ik ga je kanker doodschieten", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl dit feit werd gepleegd tegen
die [slachtoffer 3] in diens hoedanigheid van buitengewoon opsporingsambtenaar;
5
hij op of omstreeks 29 april 2023 te Rotterdam,
een trainingspak, T-shirt en/of trainingsbroek, in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten dele aan Sport2000, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft
weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
6
hij op of omstreeks 29 april 2023 te Rotterdam,
[slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga jullie
kankerdood maken! Ik ga een Kalesjnikov regelen en jullie dood schieten. Jullie
moeten uitkijken. Jullie zijn dood en let maar op, jullie moeders ook. Let maar goed
op jullie kanker moeder! Ik ga jullie neuken kankerwouten!", althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking;
10-148850-23 (dagvaarding II)
1
hij op of omstreeks 17 juni 2023 te Vlaardingen
in het besloten lokaal supermarkt [naam supermarkt] , gevestigd aan de [adres delict 2] ,
althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik
wederrechtelijk is binnengedrongen
immers was hem, verdachte, met ingang van 5 mei 2023 schriftelijk de
toegang tot die winkel ontzegd voor de duur van één jaar;
2
hij op of omstreeks 17 juni 2023 te Vlaardingen
[slachtoffer 6] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 6] dreigend de woorden toe te voegen "ik maak je dood,
kankerhoertje" en/of "ik maak je af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3
hij op of omstreeks 17 juni 2023 te Vlaardingen
opzettelijk
[slachtoffer 6] ,
in haar tegenwoordigheid,
mondeling,
heeft beledigd
door haar (meerdere malen) de woorden toe te voegen: "kankerhoer", althans
woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
10-324713-23 (dagvaarding III)
1
hij op of omstreeks 1 augustus 2023 te Rotterdam
opzettelijk
een of meer ambtena(a)r(en), te weten [slachtoffer 7] (werkzaam als surveillant bij de Politie Eenheid Rotterdam) en/of [slachtoffer 8] (werkzaam als agent bij de
Politie Eenheid Rotterdam) en/of [slachtoffer 9] (werkzaam als buitengewoon opsporingsambtenaar bij de Politie Eenheid Rotterdam), gedurende of ter zake van
de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening,
in zijn/haar/hun tegenwoordigheid,
heeft beledigd,
door
die [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9]
in het gezicht, althans in de richting van die [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9]
,
te spugen;
2
hij op of omstreeks 1 augustus 2023 te Rotterdam
opzettelijk en wederrechtelijk een cel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan de Rechtbank Rotterdam en/of de rechterlijke organisatie en/of de
Nederlandse Overheid, althans aan een ander dan aan verdachte, in elk geval aan
een ander toebehoorde heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of
weggemaakt.