ECLI:NL:RBROT:2024:9520

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 september 2024
Publicatiedatum
30 september 2024
Zaaknummer
10902040 CV EXPL 24-2180
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing schadevergoeding op basis van onrechtmatige daad door eisers tegen Woonstad

In deze zaak vorderden eisers, [eiser 1] en [eiser 2], een schadevergoeding van Stichting Woonstad Rotterdam op basis van onrechtmatige daad. De eisers stelden dat zij schade hadden geleden door een lekkage die was ontstaan door een defecte inlaatcombinatie in het appartement van Woonstad, gelegen boven hun eigen appartement. De eisers eisten een totaalbedrag van € 6.847,30 aan schadevergoeding, inclusief gederfd woongenot en buitengerechtelijke incassokosten. Woonstad betwistte de aansprakelijkheid en stelde dat de eisers niet voldaan hadden aan hun stelplicht met betrekking tot de schade.

De kantonrechter oordeelde dat de eisen van de eisers niet toewijsbaar waren, omdat zij niet voldoende bewijs hadden geleverd voor de door hen gestelde schade. De kantonrechter benadrukte dat de eisers de rechtsfeiten en gronden moesten aanvoeren die nodig zijn voor het intreden van het door hen ingeroepen rechtsgevolg. De kantonrechter concludeerde dat de eisers niet aan hun stelplicht hadden voldaan, omdat zij geen onderbouwing hadden gegeven voor de schadebedragen die zij eisten. De kantonrechter wees de eisen van de eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten van Woonstad, die op € 620,- werden begroot. Dit vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10902040 CV EXPL 24-2180
datum uitspraak: 13 september 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser 1],
[eiser 2],
woonplaats: Rotterdam,
eisers,
gemachtigde: Atrium Services,
tegen
Stichting Woonstad Rotterdam,
vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. P.J. Remmelts.
De partijen worden hierna ‘ [eiser 1] c.s.’ en ‘Woonstad’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 18 januari 2024, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de brief van Woonstad van 17 april 2024, met één bijlage;
  • de brief van [eiser 1] c.s. van 14 mei 2024, met bijlagen.
1.2.
Op 9 juli 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig [eiser 1] c.s. met de heer [persoon A] als gemachtigde. Namens Woonstad is de heer
[persoon B] verschenen tezamen met de gemachtigde van Woonstad. Aan het einde van de zitting hebben partijen aangegeven, buiten de zitting om, nog met elkaar in onderhandeling te willen treden over een minnelijke regeling. Daartoe is door de kantonrechter gelegenheid geboden.
1.3.
Woonstad en [eiser 1] c.s. hebben de kantonrechter bij brief/mail van respectievelijk 18 en 19 juli 2024 bericht dat zij niet tot een schikking zijn gekomen.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
[eiser 1] c.s. eisen van Woonstad een bedrag van € 6.847,30 aan schadevergoeding, € 602,70 aan gederfd woongenot, € 2.500,- aan buitengerechtelijke incassokosten en vergoeding van de kosten van juridische bijstand, een en ander te vermeerderen met rente. Daartoe stellen [eiser 1] c.s. - kort gezegd - dat zij schade hebben geleden als gevolg van een door Woonstad gepleegde onrechtmatige daad. Woonstad betwist dat aan de vereisten van een onrechtmatige daad is voldaan en vindt dat de eisen van [eiser 1] c.s. moeten worden afgewezen, met veroordeling van [eiser 1] c.s. in de proceskosten. De eisen van [eiser 1] c.s. zijn naar het oordeel van de kantonrechter niet toewijsbaar. Hierna zal worden uitgelegd hoe de kantonrechter tot dit oordeel is gekomen.
Wat is er gebeurd?
2.2.
[eiser 1] c.s. zijn eigenaar van een appartement gelegen aan de [straatnaam] 34b te Rotterdam. Het appartement dat is gelegen boven het appartement van [eiser 1] c.s. ( [straatnaam] 34d) behoort in eigendom toe aan Woonstad. Op 29 december 2022 is door een defecte inlaatcombinatie in de wateraanvoer naar de cv-ketel van het appartement [straatnaam] 34d een lekkage ontstaan. Daarbij is er ook water in het appartement van [eiser 1] c.s. terecht gekomen. [eiser 1] c.s. stellen dat als gevolg daarvan schade is ontstaan aan de parketvloer, het plafond, het meubilair en een hanglamp van [eiser 1] c.s. Ook stellen zij dat doordat het water kortsluiting heeft veroorzaakt, hun appartement drie dagen onbewoonbaar is geweest, zodat sprake is van gederfd woongenot.
2.3.
Volgens [eiser 1] c.s. is de schade ontstaan als gevolg van de omstandigheid dat Woonstad tekort is geschoten in haar zorgplicht om de inlaatcombinatie tijdig te vervangen, althans deugdelijk te onderhouden, en is deze tekortkoming aan Woonstad toe te rekenen. Dit levert volgens [eiser 1] c.s. een onrechtmatige daad jegens [eiser 1] c.s. op.
2.4.
Woonstad stelt zich op het standpunt dat zij geen onrechtmatige daad heeft gepleegd. Van een onrechtmatig handelen van Woonstad is geen sprake geweest, het causaal verband tussen het gestelde onrechtmatig handelen en de schade ontbreekt en de schade is bovendien in het geheel niet onderbouwd. Ook is volgens Woonstad niet voldaan aan het relativiteitsvereiste.
[eiser 1] c.s. hebben niet aan hun stelplicht voldaan
2.5.
De eisen van [eiser 1] c.s. zijn naar het oordeel van de kantonrechter niet toewijsbaar omdat door [eiser 1] c.s. niet aan hun stelplicht is voldaan. Dit baseert de kantonrechter op het volgende.
2.6.
Op [eiser 1] c.s. rust de verplichting om die rechtsfeiten en gronden aan te voeren die nodig zijn voor het intreden van het door hen ingeroepen rechtsgevolg. Daarbij dienen zij die informatie te verschaffen die de kantonrechter nodig heeft voor haar beslissing. Om inhoudelijk over een eis te kunnen beslissen heeft de kantonrechter vaststaande feiten nodig. Wanneer rechtsfeiten voldoende onderbouwd zijn gesteld en vervolgens ook gemotiveerd zijn betwist, dan kan die vaststelling uitsluitend door bewijslevering worden gerealiseerd. Als niet aan de stelplicht is voldaan wordt aan bewijslevering echter niet toegekomen.
2.7.
[eiser 1] c.s. hebben hun eis gegrond op onrechtmatige daad. Voor aansprakelijkheid ex artikel 6:162 BW dient voldaan te zijn aan een vijftal vereisten, te weten: onrechtmatige daad, toerekenbaarheid van de daad aan de dader, schade, causaal verband tussen daad en schade en relativiteit.
2.8.
[eiser 1] c.s. hebben in de dagvaarding voor wat betreft de rechtsfeiten uitgebreid toegelicht waarom volgens hen sprake is van een onrechtmatige daad die aan Woonstad is toe te rekenen. Voor wat betreft de schade hebben zij zich echter zeer summier uitgelaten. Zo hebben zij volstaan met de stelling dat sprake is van gederfd huurgenot voor een bedrag van € 600,- en dat zij schade hebben geleden aan de parketvloer, het plafond, het meubilair en een hanglamp, welke schade wordt begroot op een bedrag van € 6.847,30. [eiser 1] c.s. hebben deze stelling in het geheel niet onderbouwd. Zo zijn er geen stukken overgelegd waaruit volgt dat er schade is geleden en is evenmin (onderbouwd) toegelicht waar de schade exact uit bestaat en hoe het door hen genoemde schadebedrag is opgebouwd en waar deze berekening op is gebaseerd.
2.9.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser 1] c.s. niet hebben kunnen volstaan met de enkele stelling dat er schade is geleden, zonder dit te onderbouwen. Van [eiser 1] c.s. had in redelijkheid verwacht mogen worden dat zij haar schade bij dagvaarding, zijnde ruim twee jaar na de door haar gestelde schadeveroorzakende gebeurtenis, zou kunnen onderbouwen, bijvoorbeeld met foto’s en offertes. Dit hebben zij echter niet gedaan. Ook na de door Woonstad ingediende conclusie van antwoord, waarin Woonstad de schade gemotiveerd heeft betwist, hebben [eiser 1] c.s. geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om voorafgaande aan of zelfs tijdens de mondelinge behandeling nog aanvullende stukken in de dienen ter onderbouwing van hun schade.
2.10.
De eisen van [eiser 1] c.s. zijn gelet op het voorgaande niet toewijsbaar en aan de vraag wie precies op grond waarvan aansprakelijk is voor de schade die [eiser 1] c.s. stellen te lijden wordt niet toegekomen. Voor nadere bewijslevering ziet de kantonrechter geen aanleiding. Voor bewijslevering is immers pas plaats als een stelling is onderbouwd en daarvan is, zoals hiervoor is geoordeeld, geen sprake. In dit kader wordt er op gewezen dat de door [eiser 1] c.s. bij brief van 19 juli 2024 ingediende bijlagen door de kantonrechter buiten beschouwing zijn gelaten. De kantonrechter heeft ter zitting aan partijen namelijk geen gelegenheid meer geboden om nog stukken te overleggen. Partijen dienden zich ter rolzitting van 23 juli 2024 slechts uit te laten over de vraag of zij al dan niet met elkaar tot een minnelijk regeling hebben kunnen komen.
[eiser 1] c.s. moeten de proceskosten betalen
2.11.
[eiser 1] c.s. moeten de proceskosten betalen, omdat zij ongelijk krijgen (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van Woonstad op € 496,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 248,-) en € 124,- aan nakosten. Dat is in totaal € 620,-. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.12.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de eisen van [eiser 1] c.s. af;
3.2.
veroordeelt [eiser 1] c.s. in de proceskosten, die aan de kant van Woonstad worden begroot op € 620,-;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Kolk en in het openbaar uitgesproken.
495