ECLI:NL:RBROT:2024:9488

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 september 2024
Publicatiedatum
27 september 2024
Zaaknummer
ROT 24/8452
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening woningsluiting op basis van Opiumwet

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 september 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker afgewezen. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn bewindvoerder, had bezwaar gemaakt tegen de sluiting van zijn woning door de burgemeester van Capelle aan den IJssel, die op 30 augustus 2024 was bevolen voor de duur van drie maanden. De sluiting was gebaseerd op de vondst van een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs (5,6 kilogram MDMA) in de woning, wat de burgemeester de bevoegdheid gaf om tot sluiting over te gaan. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting op te leggen en dat er een noodzaak was voor deze maatregel, gezien de ernst van de overtreding en de impact op de openbare orde.

De verzoeker voerde aan dat de sluiting niet evenwichtig was, omdat hij op straat zou komen te staan en onvoldoende sociale steun had. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de burgemeester de sluiting gerechtvaardigd achtte en dat de gevolgen voor de verzoeker niet onevenwichtig waren in verhouding tot het belang van het herstel van de openbare orde. De voorzieningenrechter concludeerde dat de verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet verantwoordelijk was voor de situatie in de woning, en dat de sluiting van de woning voor de duur van drie maanden gerechtvaardigd was. De uitspraak benadrukt de bevoegdheid van de burgemeester onder artikel 13b van de Opiumwet en de noodzaak om de openbare orde te handhaven.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/8452

uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 september 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , in diens hoedanigheid van bewindvoerder voor
[naam 1], uit [plaatsnaam 1] , verzoeker,
(gemachtigde: mr. C.C.M. Welten),
en

De Burgemeester van Capelle aan den IJssel, de burgemeester

(gemachtigde: mr. S. van Boxel).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde-partij] uit [plaatsnaam 2] .

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de sluiting van zijn woning.
1.2.
Met het bestreden besluit van 30 augustus 2024 heeft de burgemeester de sluiting van de woning van verzoeker bevolen voor de duur van drie maanden. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Ook heeft hij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 12 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoeker, de gemachtigde van de burgemeester en de gemachtigde van [derde-partij] ,
[naam 2] .

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat is er gebeurd?
2.
2.1.
Verzoeker woont op het adres [adres] (de woning) in [plaatsnaam 3] . Verzoeker huurt de woning van [derde-partij] .
2.2.
In de bestuurlijke rapportage van 18 juni 2024 is – samengevat – het volgende vermeld. Naar aanleiding van een onderzoek op 21 mei 2024 is de politie uitgekomen bij de woning. Bij het binnentreden van de woning is verzoeker aangehouden en is in een kast in de keuken een grote hoeveelheid verdovende middelen genoemd op lijst I van de Opiumwet aangetroffen. Verder werden er in de woning een pillenmachine, vacumeermachine, plasticfolie, latex handschoenen en vacumeerzakken aangetroffen. Ook was de woning overal bedekt met een laagje roze poeder, vermoedelijk afkomstig van het verwerken van verdovende middelen. Na nader onderzoek is gebleken dat in de woning 5,6 kilogram MDMA is aangetroffen.
Waar gaat het in deze zaak om?
3. Naar aanleiding van de bestuurlijke rapportage heeft de burgemeester besloten om de woning van verzoeker te sluiten voor drie maanden. Verzoeker is het daar niet mee eens. Hij wil met het verzoek om voorlopige voorziening bereiken dat de woning niet zal worden gesloten. De burgemeester heeft toegezegd dat de woning open mag blijven tot de uitspraak van de voorzieningenrechter.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af
4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Bekendmaking besluit
5.1.
Verzoeker voert aan dat het bestreden besluit ten onrechte niet aan de bewindvoerder van verzoeker is gestuurd. Ook is het besluit naar een verkeerd adres gestuurd, omdat de postcode op het besluit niet correct was. Hierdoor heeft het langer geduurd voordat verzoeker het bestreden besluit ontving.
5.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat het bestreden besluit inderdaad niet naar verzoekers bewindvoerder is gestuurd. Ook klopt de postcode op het besluit niet. Het belang van verzoeker is daardoor echter niet geschaad, omdat de gemachtigde van verzoeker tijdig een rechtsmiddel heeft kunnen aanwenden en dit ook heeft gedaan. Er is tijdig bezwaar gemaakt en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend en de burgemeester heeft toegezegd dat de woning nog niet wordt gesloten totdat er een uitspraak van de voorzieningenrechter ligt. Gelet op deze omstandigheden ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om in het kader van de zorgvuldigheid het bestreden besluit te vernietigen.
Welke regels zijn van toepassing?
6.
6.1.
Op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang in de vorm van sluiting van een woning, indien in die woning een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
6.2.
De burgemeester voert beleid om de handel in drugs in Capelle aan den IJssel tegen te gaan. Dit beleid staat in de Beleidsregel artikel 13b Opiumwet Capelle aan den IJssel 2019. In dit beleid staat in welke gevallen de burgemeester in principe overgaat tot sluiting van een woning.
Is de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten?
7.
7.1.
De burgemeester is in beginsel bevoegd om de woning te sluiten als er een handelshoeveelheid drugs in een woning wordt aangetroffen. Bij harddrugs is er sprake van een handelshoeveelheid als er meer dan 0,5 gram wordt aangetroffen. Bij een geringe overschrijding van die grens kan er nog sprake zijn van eigen gebruik. Verzoeker zal dat dan aannemelijk moeten maken.
7.2.
In de woning is meer dan 0,5 gram harddrugs is aangetroffen, namelijk 5,6 kilogram MDMA. Dit is een ruime overschrijding van de grens van 0,5 gram en dus een handelshoeveelheid. Niet in geschil is dat gelet op deze hoeveelheid de burgemeester bevoegd is de woning te sluiten.
Is de sluiting van de woning noodzakelijk?
8. Als de burgemeester bevoegd is om een pand te sluiten, is de volgende vraag of er ook een noodzaak is om een pand te sluiten. Daarbij is van belang of de burgemeester met een minder ingrijpend middel dan een sluiting had kunnen en moeten volstaan omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. [1] Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding wordt beoordeeld of sluiting noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. [2] Daarbij gaat het bijvoorbeeld om de vraag of er vanuit de woning werd gehandeld, maar ook om andere omstandigheden, zoals de ligging van een pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk.
9. Verzoeker voert aan dat er geen sprake is van noodzaak om de woning te sluiten. Hoewel er meer dan een gedooghoeveelheid harddrugs is aangetroffen, maakt dat nog geen ernstig geval. De burgemeester heeft onvoldoende uitgelegd waarom dit het geval is. Er heeft bovendien geen handel in drugs vanuit de woning plaatsgevonden. De drugs werden alleen opgeslagen en wellicht verpakt. Er was geen ‘loop’ naar de woning. De burgemeester had kunnen volstaan met een waarschuwing.
10. De voorzieningenrechter vindt dat de burgemeester de noodzaak tot sluiting van de woning aanwezig heeft mogen achten en niet gehouden was met een minder ingrijpend middel te volstaan. Met de burgemeester acht de voorzieningenrechter het aannemelijk dat sprake is van een ernstig geval. In de woning is namelijk een grote handelshoeveelheid harddrugs aangetroffen en meerdere voorwerpen die in verband kunnen worden gebracht met drugshandel. De burgemeester heeft mogen meewegen dat er meldingen van omwonenden zijn dat er regelmatig ‘vreemde figuren’ in en rond de woning aanwezig zijn. [derde-partij] heeft op de zitting bevestigd dat bij hen meldingen zijn gekomen van toeloop naar de woning. Dat dit niet met stukken is onderbouwd, maakt het oordeel van de voorzieningenrechter niet anders. Voor zover er geen drugsgerelateerde overlast of feitelijke drugshandel ter plaatse zou zijn, doet dit namelijk niet af aan de noodzaak tot het sluiten van de woning. Door de grote hoeveelheid harddrugs die is aangetroffen, in combinatie met meerdere voorwerpen waarvan algemeen bekend is die voor het verwerken, verpakken en verkopen van drugs worden gebruikt, mag namelijk worden aangenomen dat de woning onderdeel uitmaakt van de keten van drugshandel. Verzoeker heeft zijn betwisting van drugshandel en overlast verder ook niet aannemelijk gemaakt.
Is de sluiting van de woning evenwichtig?
11. Als de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat sluiting van het pand noodzakelijk is, dient hij zich ervan te vergewissen dat de duur van de sluiting evenwichtig is, ook als de duur in overeenstemming is met de duur die volgt uit een beleidsregel. Bij de beoordeling van de evenwichtigheid zijn verschillende omstandigheden van belang, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, een bijzondere binding met het pand en de mogelijkheid om weer van het pand gebruik te kunnen maken. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.
12. Verzoeker stelt dat de sluiting niet evenwichtig is. De sluiting van de woning heeft namelijk grote gevolgen voor verzoeker. Hij zal op straat komen te staan als de woning gesloten wordt, omdat hij onvoldoende sociaal netwerk heeft om op terug te vallen. Hij kan niet (volledig) terecht bij zijn vriendin. Daarnaast heeft verzoeker een slechte gezondheidssituatie, waardoor de daklozenopvang geen alternatief is. De vondst van de drugs is verminderd aan hem te verwijten, omdat hij een lichte verstandelijke beperking heeft. Verder heeft de verhuurder aangekondigd een ontbindingsprocedure te starten.
13. De voorzieningenrechter vindt de gevolgen van de sluiting in dit geval niet onevenwichtig. De burgemeester heeft meer gewicht mogen toekennen aan het herstel van de openbare orde en een veilig woon- en leefklimaat in de omgeving dan aan het belang van verzoeker. Inherent aan een sluiting van een woning is dat de bewoner de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. De woningbouwcorporatie heeft in dit geval aangekondigd de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden. Dit kan er toe leiden dat verzoeker ook na de sluiting van de woning voor drie maanden niet meer terug kan naar zijn woning. Daartegenover staat dat verzoeker als huurder verantwoordelijk is voor de ontstane situatie. De voorzieningenrechter volgt verzoeker niet in zijn stelling dat hij verminderd verwijtbaar moet worden geacht. Uit de verklaring die verzoeker heeft afgelegd bij de politie blijkt dat hij de pillenmachine die in de woonkamer stond gezien heeft. De stelling van verzoeker dat hij niet wist wat er in de kast zat en dat hij dacht dat een kennis van hem de kast gebruikte voor het bewaren van zijn belastingpapieren acht de voorzieningenrechter niet geloofwaardig, nu de kast waar de pillenmachine, de vacumeermachine en de vacumeerzakken in zaten niet op slot zat. Verzoeker heeft weliswaar gesteld dat sprake is van een licht verstandelijk beperking, maar dit verder niet onderbouwd, bijvoorbeeld door het overleggen van medische stukken. Voor zover verzoeker een licht verstandelijke beperking zou hebben, maakt dat overigens niet dat hem helemaal niets te verwijten valt. Hoewel niet duidelijk is welke rol verzoeker precies in het geheel heeft vervuld, kan hem namelijk in ieder geval worden verweten dat hij drugshandel heeft gefaciliteerd door kastruimte in zijn huis te verhuren voor € 250,- in de maand en de sleutel van zijn huis af te geven. De medische omstandigheden van verzoeker maken ook niet dat de sluiting onevenwichtig is. Verzoeker heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij vanwege zijn medische problemen op deze specifieke woning is aangewezen. Uit de stukken blijkt dat verzoeker in ieder geval een aantal dagen per week bij zijn vriendin kan verblijven en verder ook familie heeft. Voor zover het regelen van onderdak niet lukt, heeft de burgemeester verwezen naar de hulp die Stichting Welzijn Capelle eventueel kan bieden.

Conclusie en gevolgen

14. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat verzoeker (voorlopig) geen gelijk krijgt en dat de woning voor de duur van drie maanden mag worden gesloten. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W.D.F. Oskam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 september 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285.
2.Zie de uitspraken van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1916 en ECLI:NL:RVS:2022:1910.