In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen het besluit van de burgemeester van Nissewaard, dat op 12 september 2024 is genomen. De burgemeester heeft aan verzoekster een last onder bestuursdwang opgelegd op grond van artikel 13b van de Opiumwet, waarbij de woning van verzoekster aan de [adres] te Spijkenisse voor een periode van drie maanden gesloten dient te worden. Dit besluit volgde na het aantreffen van 451 lachgascilinders in de woning, waarvan 21 cilinders volledig gevuld waren, met een totale hoeveelheid van 12,9 kg lachgas. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening om in haar woning te kunnen blijven.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 19 september 2024 behandeld, waarbij verzoekster en haar gemachtigde aanwezig waren, maar de derde-partij, Stichting Woonbron, zich had afgemeld. De voorzieningenrechter oordeelt dat er sprake is van een spoedeisend belang, omdat verzoekster na de sluiting van de woning geen toegang meer heeft tot haar verblijfsplaats. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, gezien de aangetroffen hoeveelheid lachgas, die als een handelshoeveelheid kan worden aangemerkt.
De voorzieningenrechter heeft ook de noodzaak tot sluiting beoordeeld en geconcludeerd dat deze aanwezig was, gezien de ernst van de overtreding en de overlastmeldingen van omwonenden. De sluiting is evenwichtig bevonden, ondanks de grote gevolgen voor verzoekster, omdat zij verantwoordelijk was voor de situatie in de woning. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, waardoor de burgemeester de woning voor drie maanden mag sluiten. De uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken op 27 september 2024.