ECLI:NL:RBROT:2024:9486

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 september 2024
Publicatiedatum
27 september 2024
Zaaknummer
ROT 24/8649
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningsluiting op grond van artikel 13b Opiumwet wegens aantreffen van lachgascilinders

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen het besluit van de burgemeester van Nissewaard, dat op 12 september 2024 is genomen. De burgemeester heeft aan verzoekster een last onder bestuursdwang opgelegd op grond van artikel 13b van de Opiumwet, waarbij de woning van verzoekster aan de [adres] te Spijkenisse voor een periode van drie maanden gesloten dient te worden. Dit besluit volgde na het aantreffen van 451 lachgascilinders in de woning, waarvan 21 cilinders volledig gevuld waren, met een totale hoeveelheid van 12,9 kg lachgas. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening om in haar woning te kunnen blijven.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 19 september 2024 behandeld, waarbij verzoekster en haar gemachtigde aanwezig waren, maar de derde-partij, Stichting Woonbron, zich had afgemeld. De voorzieningenrechter oordeelt dat er sprake is van een spoedeisend belang, omdat verzoekster na de sluiting van de woning geen toegang meer heeft tot haar verblijfsplaats. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, gezien de aangetroffen hoeveelheid lachgas, die als een handelshoeveelheid kan worden aangemerkt.

De voorzieningenrechter heeft ook de noodzaak tot sluiting beoordeeld en geconcludeerd dat deze aanwezig was, gezien de ernst van de overtreding en de overlastmeldingen van omwonenden. De sluiting is evenwichtig bevonden, ondanks de grote gevolgen voor verzoekster, omdat zij verantwoordelijk was voor de situatie in de woning. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, waardoor de burgemeester de woning voor drie maanden mag sluiten. De uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken op 27 september 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/8649

uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 september 2024 in de zaak tussen

[naam verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. C.C.M. Welten),
en

de burgemeester van de gemeente Nissewaard

(gemachtigde: [persoon A] ).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Stichting Woonbron uit Rotterdam (Woonbron).

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit 12 september 2024.
In het besluit heeft de burgemeester aan verzoekster een last onder bestuursdwang opgelegd op grond van artikel 13b van de Opiumwet in de vorm van sluiting van de woning aan de [adres] te Spijkenisse (hierna: de woning), voor een periode van drie maanden. Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 19 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van verweerder. Woonbron heeft zich voor de zitting afgemeld.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Verzoekster huurt een woning aan de [adres] in Spijkenisse. Woonbron is de eigenaar van de woning.
Wat is er gebeurd?
2. Volgens de bestuurlijke rapportage kwam op 26 augustus 2024 omstreeks 19:50 uur bij de politie een melding binnen. De melder zou gezien hebben dat er vijf of zes lachgascilinders bezorgd werden aan de woning. Na onderzoek in de politiesystemen bleek dat er meerdere overlastmeldingen van omwonenden waren rondom de woning. De overlastmeldingen varieerden van overlast van gebruik van lachgas in de woning tot het leveren van lachgascilinders aan het adres.
3. De politie is op 26 augustus 2024 omstreeks 20:48 uur binnengetreden in de woning om onderzoek te doen naar de aanwezigheid van lachgascilinders. In de woning werden twee personen aangetroffen. Een van de personen betrof verzoekster. Er zijn bij het onderzoek meerdere lachgascilinders aangetroffen in de woning. De woning was ook zwaar bevuild. Volgens het bestuurlijke rapport lag de woning vol met (beschimmelde) etensresten, lachgascilinders en ander onbekend afval.
4. Na aantreffen van de lachgascilinders is de woning op last van de rechter commissaris verder doorzocht. In de woning zijn in totaal 451 lachgascilinders aangetroffen, waarvan 21 lachgascilinders deels of volledig gevuld waren. In totaal is 12,9 kilogram lachgas in de woning gevonden.
Waar gaat het in deze zaak om?5. Naar aanleiding van de bestuurlijke rapportage heeft de burgemeester besloten om de woning van verzoekster te sluiten voor de duur van drie maanden. Verzoekster is het hier niet mee eens en zij wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat zij voorlopig in haar woning mag blijven.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Heeft verzoekster een spoedeisend belang?
7. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift.
De voorzieningenrechter dient eerst te bepalen of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
8.
De voorzieningenrechter neemt een spoedeisend belang aan omdat verzoekster na sluiting van de woning geen toegang meer heeft tot haar woning en haar verblijfsplaats. Zij logeert tijdelijk bij haar moeder, maar verzoekster heeft een verklaring overgelegd waaruit blijkt dat zij niet bij haar moeder kan blijven. De voorzieningenrechter zal de zaak daarom inhoudelijk behandelen.
Beoordelingskader
9.Op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet is verweerder bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in de woning soft- en of harddrugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn.
10. In de Beleidsregels artikel 13b Opiumwet Nissewaard 2019 is deze bevoegdheid nader uitgewerkt. In dit beleid staat in welke gevallen de burgemeester in beginsel overgaat tot sluiting van een woning.
Was de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten?
11.1.
De burgemeester is in beginsel bevoegd om de woning te sluiten als er een handelshoeveelheid drugs in een woning wordt aangetroffen. Bij harddrugs is er in principe sprake van een handelshoeveelheid als er meer dan 0,5 gram wordt aangetroffen. Bij softdrugs is dat het geval als er meer dan 5 gram wordt aangetroffen.
11.2.
Vaststaat dat in de woning in totaal 12,9 kilogram lachgas is aangetroffen. Dit is een overschrijding van hiervoor genoemde grenzen. De burgemeester heeft de aangetroffen hoeveelheid lachgas als een handelshoeveelheid kunnen aanmerken en was daarom in beginsel bevoegd de woning te sluiten.
Is er een noodzaak om de woning te sluiten?
12.1.
Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding dient vervolgens te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
12.2.
Verzoekster bestrijdt de noodzaak tot sluiting van de woning. Verzoekster stelt dat in verband met de ernst en omvang mede van belang is of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld. In het geval van verzoekster heeft dat niet plaatsgevonden. Er is alleen een enkele melding dat er cilinders werden gebracht, waarbij het ook niet duidelijk is of er daadwerkelijk sprake was van cilinders nu deze verpakt waren in dozen. Er was ook geen loop naar het pand van afnemers. Volgens verzoekster had ook kunnen worden volstaan met sluiting van de berging.
12.3.
In de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is in algemene zin vermeld dat bij een eerste overtreding nog niet tot sluiting van de woning dient te worden overgegaan, maar dat moet worden volstaan met een waarschuwing of soortgelijke maatregel. Dit moet worden beschouwd als een uitgangspunt waarvan in ernstige gevallen mag worden afgeweken.
12.4.
De voorzieningenrechter staat dus voor de vraag of er sprake is van een ernstig geval. Uit jurisprudentie blijkt dat verschillende factoren een rol kunnen spelen bij de vraag of er sprake is van een ernstig geval. Zo is de noodzaak tot sluiting groter als er een handelshoeveelheid harddrugs is aangetroffen, de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld en de woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk ligt.
12.5.
Er is in de woning van verzoekster 12,1 kg lachgas aangetroffen. Ook is een grote hoeveelheid lege lachgascilinders (430 stuks) in de woning aangetroffen. Gelet op de aangetroffen hoeveelheid kan aangenomen worden dat het lachgas in dan wel vanuit de woning werd verhandeld, afgeleverd en/of verstrekt. Daarnaast heeft de burgemeester van belang kunnen achten dat er sprake was van gevaarzetting, omdat de aangetroffen hoeveelheid lege cilinders de nodige gevaren kunnen opleveren voor omwonenden. Het gas kan immers brand veroorzaken en de houders staan onder druk. De cilinders kunnen bij verwarming ontploffen. Ook zijn er meerdere overlastmeldingen gedaan bij de politie en is een overlasttraject aangegaan. Tot slot blijkt uit de foto’s en de bestuurlijke rapportage dat de woning ernstig vervuild en onbegaanbaar was, waardoor een gevaar voor de volksgezondheid zou kunnen ontstaan. Een zichtbare sluiting van een woning is een signaal voor drugscriminelen en buurtbewoners dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit, wat bijdraagt aan het gevoel van veiligheid.
12.6.
Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de burgemeester de noodzaak tot sluiting van de woning aanwezig heeft mogen achten en dat hij niet gehouden was om met een minder ingrijpend middel te volstaan. Weliswaar blijkt uit de bestuurlijke rapportage niet van grootschalige drugshandel vanuit de woning, maar dat neemt die noodzaak niet weg.
Is de sluiting van de woning evenwichtig?
13.1.
Als de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat sluiting van het pand noodzakelijk is, dient hij zich ervan te vergewissen dat de sluiting evenwichtig is. Bij de beoordeling van de evenwichtigheid zijn verschillende omstandigheden van belang, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, een bijzondere binding met het pand en de mogelijkheid om weer van het pand gebruik te kunnen maken. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.
13.2.
Verzoekster voert aan dat de sluiting van de woning grote gevolgen voor haar heeft. Verzoekster heeft geen hoog inkomen en is aangewezen op een sociale huurwoning. Zij zal op straat komen staan en zij heeft geen netwerk waarop zij kan terugvallen. Bij haar moeder kan zij niet permanent verblijven. Omdat de verhuurder over zal gaan tot ontbinding van het huurcontract komt zij op een zwarte lijst te staan en kan zij 5 jaar geen aanspraak maken op een sociale huurwoning.
13.3.
De voorzieningenrechter vindt de gevolgen van de sluiting in dit geval niet onevenwichtig. Gelet op de aangetroffen hoeveelheid verdovende middelen en de overlast bij de woning acht de voorzieningenrechter het onhoudbaar dat verzoekster in de woning blijft, ondanks de nadelige gevolgen die de woningsluiting voor haar heeft. Inherent aan een sluiting van een woning is dat de bewoner de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. Woonbron heeft in dit geval aangekondigd de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden als de burgemeester over gaat tot sluiting van de woning. Dit kan er toe leiden dat verzoekster ook na de sluiting van de woning niet meer terug kan naar haar woning. Daartegenover staat dat verzoekster als huurster verantwoordelijk is voor de ontstane situatie. Zij heeft zelf de woning gebruikt om met vrienden en kennissen lachgas te gebruiken. Het lachgas en de lege cilinders lagen openlijk in de woning. Het is de voorzieningenrechter niet gebleken dat verzoekster aan deze specifieke woning is gebonden. Volgens haar eigen verklaring verbleef zij overdag weinig in de woning en kwam ze daar vooral om te slapen. Het zoontje van verzoekster woont bij de moeder van verzoekster. Gelet hierop zijn de mogelijke gevolgen van de sluiting (buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst en een eventuele plaatsing op de zwarte lijst), in het geval van verzoekster niet onaanvaardbaar. Ook anderszins is de voorzieningenrechter niet gebleken van een bijzondere omstandigheid op grond waarvan de burgemeester niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.

Conclusie en gevolgen

14. Uit het voorgaande volgt dat in bezwaar het bestreden besluit naar verwachting in stand kan blijven, zodat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af. Dat betekent dat de burgemeester de woning van verzoeker mag sluiten voor de duur van drie maanden. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk , voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L. Zwager, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 september 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.