ECLI:NL:RBROT:2024:9481

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 september 2024
Publicatiedatum
27 september 2024
Zaaknummer
ROT 24/8119
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring rijbewijs door burgemeester wegens onjuiste gegevens bij aanvraag

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 26 september 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een ondernemer, had op 22 mei 2024 een aanvraag ingediend voor een nieuw rijbewijs, terwijl zijn oude rijbewijs op 11 mei 2024 door de politie was ingenomen. De burgemeester van Dordrecht verklaarde het nieuwe rijbewijs ongeldig op basis van onjuiste informatie die door verzoeker was verstrekt. Verzoeker maakte bezwaar tegen deze beslissing en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat hij zijn rijbewijs weer kon gebruiken.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 19 september 2024 behandeld. Tijdens de zitting werd duidelijk dat verzoeker zijn rijbewijs dringend nodig had voor zijn werkzaamheden, maar de rechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was dat een voorlopige voorziening rechtvaardigde. De rechter concludeerde dat verzoeker zelf verantwoordelijk was voor de situatie, aangezien hij onjuiste gegevens had verstrekt bij zijn aanvraag. De voorzieningenrechter wees het verzoek af, met de overweging dat de burgemeester terecht het rijbewijs ongeldig had verklaard op basis van de wetgeving die van toepassing is op rijbewijzen.

De voorzieningenrechter benadrukte dat de procedure bij de voorzieningenrechter een spoedprocedure is en dat een voorlopige voorziening alleen kan worden getroffen als er een spoedeisend belang is. In dit geval was er geen aanleiding om de beslissing van de burgemeester te schorsen, en verzoeker moest zijn rijbewijs gedurende de bezwaarprocedure inleveren. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/8119

uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 september 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] h.o.d.n. [handelsnaam], uit [plaatsnaam], verzoeker

(gemachtigde: mr. S. van der Eijk),
en

de burgemeester van Dordrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. D. van de Water).

Inleiding

1. Bij besluit van 24 juli 2024 heeft verweerder het aan verzoeker op 22 mei 2024 aangevraagde en op 23 mei 2024 verstrekte rijbewijs voor de categorieën AM/B ongeldig verklaard. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Ook heeft hij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 19 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Waar gaat het in deze zaak om?
3. Op 22 mei 2024 heeft verzoeker bij verweerder een aanvraag voor een nieuw rijbewijs ingediend en zijn oude rijbewijs als vermist opgegeven. Verzoeker heeft bij de aanvraag aangegeven dat hij zijn oude rijbewijs op 14 mei 2024 is kwijtgeraakt op zijn werk in Amsterdam. Het oude rijbewijs was echter op 11 mei 2024 ingenomen door de politie. Het oude rijbewijs is op 11 juli 2024 door de politie aan de gemeente Dordrecht opgestuurd. Vervolgens heeft verweerder besloten het nieuwe rijbewijs ongeldig te verklaren, omdat het rijbewijs is afgegeven op grond van door verzoeker verschafte onjuiste gegevens. Verzoeker is het niet eens met dit besluit en wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat hij weer gebruik kan maken van zijn rijbewijs.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af
4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Heeft verzoeker een spoedeisend belang?
5. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te bepalen of er voldoende spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorziening is voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
6. Verzoeker heeft toegelicht dat hij zijn rijbewijs nodig heeft vanwege zijn eigen onderneming waarbij hij voortdurend gebruik moet maken van zijn auto. Hij heeft opdrachten door het hele land en moet daarom behoorlijk wat kilometers maken. Verzoeker is op dit moment genoodzaakt personeel in te huren om hem te vervoeren, dan wel doorlopend taxi’s of hotelovernachtingen te boeken, hetgeen voor hem naar gesteld financieel niet is vol te houden De voorzieningenrechter ziet hierin een voldoende spoedeisend belang en zal deze zaak daarom inhoudelijk beoordelen.
Wat zijn de regels?
7. Op grond van artikel 116 Wegenverkeerswet 1994 (Wvw 1994) wordt een rijbewijs overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels afgegeven door de burgemeester van de gemeente waar de aanvrager op het tijdstip van de aanvraag als ingezetene met een adres was ingeschreven in de basisregistratie personen of, in de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde gevallen, door de Dienst Wegverkeer.
Op grond van artikel 120, tweede lid, van de Wvw 1994 wordt het vervangende rijbewijs niet afgegeven dan nadat het rijbewijs waarvoor het wordt afgegeven, is ingeleverd bij degene die belast is met de afgifte van het vervangende rijbewijs, tenzij dit rijbewijs, omdat het verloren is geraakt, of teniet is gegaan, niet kan worden ingeleverd.
Op grond van artikel 124, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wvw 1994 - voor zover hier van belang - wordt een rijbewijs, ongeldig verklaard indien het rijbewijs is afgegeven op grond van door de houder verschafte onjuiste gegevens en het niet zou zijn afgegeven indien de onjuistheid van die gegevens ten tijde van de aanvraag bekend zou zijn geweest.
Inhoudelijke beoordeling
8. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Om dit te beoordelen geeft zij een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het besluit dat onderwerp is van het verzoek om een voorlopige voorziening.
Formele gebreken?
9. Verzoeker heeft aangevoerd dat het bestreden besluit onbevoegd is genomen. Het bestreden besluit is niet door of namens de burgemeester ondertekend. Ook is geen bezwaarclausule opgenomen en is verzoeker niet in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze naar voren te brengen. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat hij hierdoor in zijn belangen is geschaad.
10. De voorzieningenrechter ziet in de gestelde gebreken geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Verweerder heeft toegelicht dat het bestreden besluit inderdaad niet is ondertekend door of namens de burgemeester, maar dit gebrek in bezwaar kan worden hersteld. Het ontbreken van de bezwaarclausule heeft verzoeker er verder niet van weerhouden tijdig bezwaar te maken, zodat de voorzieningenrechter met verweerder niet inziet hoe verzoeker in zijn belangen is geschaad. Dat verzoeker niet in de gelegenheid is gesteld om voorafgaand aan het bestreden besluit een zienswijze naar voren te brengen, leidt de voorzieningenrechter evenmin tot een andersluidende conclusie. Nog afgezien van de omstandigheid dat artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen betrekking heeft op gegevens die door de belanghebbende zelf ter zake zijn verstrekt, is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoeker in bezwaar kan worden gehoord, in welk kader verweerder ook heeft toegelicht dat op 24 september 2024 een hoorzitting staat gepand.
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
11. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat verzoeker onjuiste gegevens heeft verstrekt bij de aanvraag voor een vervangend rijbewijs. Hij heeft immers verklaard dat het te vervangen rijbewijs in Nederland vermist is geraakt, met de opmerking ‘verloren: Amsterdam werk’. Dit terwijl verzoeker op dat moment wist dat het rijbewijs door de politie was ingevorderd, zoals hij ter zitting heeft erkend. De verklaring van verzoeker op het aanvraagformulier dat hij zijn rijbewijs was verloren op zijn werk was dus onjuist.
12. Verweerder heeft verder toegelicht dat het vervangende rijbewijs niet aan verzoeker zou zijn afgegeven als de onjuistheid van de door verzoeker bij zijn aanvraag verstrekte gegevens bekend zou zijn geweest. Verzoeker had moeten wachten tot de politie het oude rijbewijs aan verzoeker zou terugsturen in plaats van een nieuwe aanvraag - op grond van onjuiste gegevens - te doen voor een vervangend rijbewijs. Gezien de dwingendrechtelijke formulering van artikel 124, eerste lid aanhef en onder a, van de Wvw 1994 was verweerder daarom gehouden het vervangend rijbewijs van verzoeker ongeldig te verklaren. Dit artikel laat geen ruimte voor een belangenafweging.
Evenredigheid en contra-legemwerking
13. Verzoeker heeft een beroep gedaan op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 15 november 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:4248). Gelet op deze uitspraak is het volgens verzoeker mogelijk om alsnog rekening te houden met zijn persoonlijke omstandigheden. Verzoeker heeft er in dat kader op gewezen dat hij vanwege werkzaamheden in Duitsland dringend om een rijbewijs verlegen zat, hij na het doen van de onjuiste aanvraag spijt had en hij daarom ook tegen de politie had gezegd dat ze zijn oude rijbewijs naar verweerder konden opsturen om een en ander weer recht te zetten. Als hij dit niet had gedaan, was niet uitgekomen dat hij een onjuiste aanvraag had gedaan en had hij nu nog steeds beschikt over een rijbewijs. Zijn bedrijfsactiviteiten komen nu enorm in het gedrang.
14. In de hiervoor genoemde uitspraak oordeelt de Afdeling allereerst dat artikel 124, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wvw 1994 dwingendrechtelijk is geformuleerd, dat de Wvw 1994 een wet in formele zin betreft en daarom niet kan worden getoetst aan artikel 3:4, tweede lid, van de Awb of aan het evenredigheidsbeginsel. De Afdeling merkt verder op dat wel aanleiding kan zijn voor contra-legem toepassing van algemene rechtsbeginselen of (ander) ongeschreven recht, als sprake is van bijzondere omstandigheden die niet (ten volle) zijn verdisconteerd in de afweging van de wetgever en deze omstandigheden de toepassing van de wettelijke bepaling zozeer in strijd doen zijn met algemene rechtsbeginselen of (ander) ongeschreven recht dat die toepassing achterwege moet blijven.
15. Gelijk aan de uitspraak van de Afdeling in voornoemde zaak, is de voorzieningenrechter echter voorshands van oordeel dat daarvan in dit geval geen sprake is. De situatie waarin verzoeker verkeert, heeft hij namelijk zelf veroorzaakt door op grond van onjuiste gegevens een vervangend rijbewijs aan te vragen. Het heeft op de weg van verzoeker gelegen om – in plaats van het verstrekken van onjuiste gegevens ter verkrijging van een vervangend rijbewijs – de juiste situatie kenbaar te maken en zijn werkzaamheden (tijdelijk) op te schorten dan wel af te zeggen, in afwachting van de teruggave van zijn oude rijbewijs. Dat de situatie uiteindelijk voor verzoeker onwenselijk heeft uitgepakt, maakt nog niet dat de gevolgen van zijn eigen keuze daarmee ook bijzonder onevenredig moeten worden geacht.

Conclusie en gevolgen

16. De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af. Dat betekent dat verzoeker zijn rijbewijs niet voor de duur van de bezwaarprocedure terugkrijgt. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.J. Adriaansen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L. Zwager, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 september 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.