ECLI:NL:RBROT:2024:9455

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 september 2024
Publicatiedatum
26 september 2024
Zaaknummer
11263098 VV EXPL 24-404
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van winkelruimte en betaling van huurachterstand in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 september 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Gotthard Vastgoed B.V. en een gedaagde die onder de naam van een bedrijf handelt. De eiseres, Gotthard, vorderde ontruiming van de winkelruimte die zij verhuurt aan de gedaagde, alsook betaling van een huurachterstand en een contractuele boete. De gedaagde had sinds mei 2024 geen huurbetalingen meer verricht en voerde aan dat zijn omzet in de zomermaanden laag was, waardoor hij de huur niet kon betalen. De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand inmiddels meer dan vier maanden bedroeg en dat het spoedeisend belang van Gotthard om de ontruiming te laten plaatsvinden zwaarder woog dan het belang van de gedaagde om in het gehuurde te blijven. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met een termijn van 14 dagen voor de gedaagde om het pand te verlaten. De geldvorderingen van Gotthard werden echter afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang was aangetoond voor deze vorderingen. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten van Gotthard, die in totaal € 920,37 bedroegen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 11263098 VV EXPL 24-404
datum uitspraak: 26 september 2024
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Gotthard Vastgoed B.V.,
gevestigd te Luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
eiseres,
gemachtigde: mr. O.J. Boeder te Haarlem,
tegen
[gedaagde],
handelende onder de naam [naam bedrijf],
wonende te Spijkenisse,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Gotthard’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 27 augustus 2024;
  • de 13 producties van Gotthard.
1.2.
Op 12 september 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij is mw. [persoon A] namens Gotthard verschenen, bijgestaan door mr. O.J. Boeder.
[gedaagde] is in persoon verschenen.

2.De feiten

2.1.
Gotthard verhuurt met ingang van 1 augustus 2023 aan [gedaagde] de winkelruimte gelegen aan de [adres] in [plaats] (hierna: het gehuurde). [gedaagde] exploiteert in het gehuurde een winkel waar noten en delicatessen worden verkocht.
2.2.
De huurprijs bedraagt op dit moment € 4.389,31 per maand.
2.3.
Na mei 2024 heeft [gedaagde] geen huurbetalingen meer verricht.

3.Het geschil

3.1.
Gotthard vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde] te veroordelen om het gehuurde met alle zich daarin van zijnentwege bevindende personen en goederen, voor zover deze laatste het eigendom van Gotthard niet zijn, te verlaten en te ontruimen en met afgifte van de sleutels en hetgeen daartoe verder behoort ter algehele en vrije beschikking van Gotthard te stellen;
[gedaagde] te veroordelen om aan Gotthard te betalen de som van € 16.461,90 vermeerderd met een bedrag van € 4.389,31 per maand of een gedeelte daarvan, waarin [gedaagde] het gehuurde sedert 1 september 2024 in gebruik heeft gehad of nog mocht houden, rente en kosten rechtens.
3.2.
Het verweer van [gedaagde] strekt tot afwijzing van de vorderingen.

4.De beoordeling

4.1.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat Gotthard heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor [gedaagde] als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
Ontruiming (vordering 1.)
4.2.
Ter zitting heeft Gotthard de huurachterstand geactualiseerd. [gedaagde] heeft dat niet bestreden. De kantonrechter stelt vast dat de huurachterstand met betrekking tot het gehuurde, berekend tot en met september 2024, € 19.029,81 bedraagt.
4.3.
Gotthard stelt dat, gezien de hoogte van de huurachterstand, van haar niet kan worden gevergd dat [gedaagde] nog langer in het genot van het gehuurde blijft. Zij wenst haar verhuurschade zo snel mogelijk te beperken. Daarmee is het spoedeisend belang bij de gevorderde ontruiming voldoende gegeven.
4.4.
[gedaagde] voert aan dat de omzet in de zomervakantie over het algemeen erg laag is, waardoor hij de huur niet heeft kunnen betalen. Hij verzoekt de kantonrechter om hem meer tijd te geven voor het inlopen van de huurachterstand. Hij verklaart dat de omzet het hoogst is in de wintermaanden en dat hij een extra baan als beveiliger op zich heeft genomen om alle kosten van zijn eenmanszaak te betalen.
4.5.
De kantonrechter gaat niet mee in het verweer van [gedaagde] . Dat de omzet in de zomervakantie achterloopt, verklaart niet dat hij al in april 2024 een (begin van een) huurachterstand had en dat hij na mei 2024 geen enkele huurbetaling meer heeft gedaan, zelfs geen deelbetaling. Verder heeft [gedaagde] niet aannemelijk gemaakt dat hij de huurachterstand binnen afzienbare tijd kan voldoen. De wintermaanden zijn nog niet begonnen. Dat de omzet vanaf heden omhoog zal gaan, is niet onderbouwd. De werkzaamheden als beveiliger zijn pas in september 2024 aangevangen en niet bekend is hoeveel uren [gedaagde] werkt en welk inkomen daaruit voortvloeit. Ter zitting heeft [gedaagde] verklaard dat hij met de inkomsten die hij haalt uit zijn winkel andere, kleinere kostenposten betaalt. Die keuze heeft tot gevolg gehad dat de huurachterstand is blijven oplopen, dat ligt in de risicosfeer van [gedaagde] . Bovendien moet [gedaagde] niet alleen een huurachterstand inlopen maar ook de lopende huur tijdig blijven voldoen. Daarover heeft hij ter zitting niets gesteld.
4.6.
Nu de huurachterstand is opgelopen tot meer dan vier maanden huur en het er voorshands niet naar uitziet dat [gedaagde] in staat is de huurachterstand op korte termijn in te lopen en/of de lopende huur tijdig te betalen, is voldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst tussen partijen wordt ontbonden en [gedaagde] wordt veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde. Onder die omstandigheid dient het belang van Gotthard om haar verhuurschade te beperken, zwaarder te wegen dan het belang van [gedaagde] om in het gehuurde te blijven. Dat betekent dat de gevorderde ontruiming wordt toegewezen. De termijn voor ontruiming wordt gesteld op 14 dagen na de betekening van dit vonnis.
Geldvorderingen (vordering 2.)
4.7.
De vorderingen onder punt 2. zien op betaling van de huurachterstand en huur tot aan de ontruiming, contractuele boete (€ 900,00) en buitengerechtelijke kosten (€ 921,40).
4.8.
Met betrekking tot een geldvordering in kort geding is terughoudendheid bij toewijzing op zijn plaats en moet Gotthard feiten en/of omstandigheden stellen die meebrengen dat een zodanige voorziening vanwege onverwijlde spoed gerechtvaardigd is (Hoge Raad 14 april 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5519,
HBS / Danestyle). Tegelijkertijd geldt dat in kort geding een nevenvordering die nauw verwant is aan de hoofdvordering op grond van onverwijlde spoed kan worden toegewezen, als de hoofdvordering voldoende spoedeisend is, de nevenvordering niet of onvoldoende wordt betwist en de proceseconomie daarbij gebaat is (Hoge Raad 15 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA1522,
Bax / Weijers).
4.9.
Gotthard heeft voor de geldvorderingen geen (apart) spoedeisend belang gesteld.
Dat zij een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde ontruiming, betekent niet dat een zodanig belang óók bestaat bij toewijzing van de gevraagde geldsommen.
4.10.
Ter zitting heeft Gotthard desgevraagd aangevoerd dat de boete moet worden toegewezen vanwege verknochtheid met de hoofdvordering en dat partijen er geen belang bij hebben om daarvoor een aparte procedure op te starten. Voor zover Gotthard daarmee wil stellen dat de proceseconomie ermee gebaat is dat de geldvorderingen als nauw verwante nevenvorderingen worden toegewezen, is die stelling niet juist. Anders dan Gotthard meent, zijn de geldvorderingen niet verwant aan de ontruiming van het gehuurde. De grondslag van de geldvorderingen is immers gelegen in de nakoming van de huurovereenkomst door [gedaagde] . Bij toewijzing van de gevraagde ontruiming, loopt de huurovereenkomst nog door. Het ligt dan op de weg van Gotthard om in een bodemprocedure te vorderen dat de huurovereenkomst wordt ontbonden. De beoordeling van de gegrondheid van de huurachterstand, boete en buitengerechtelijke kosten hoort in die procedure plaats te vinden.
4.11.
De geldvorderingen onder punt 2. worden daarom afgewezen.
Proceskosten
4.12.
Gotthard heeft [gedaagde] op terechte gronden in rechte betrokken. Om die reden moet [gedaagde] de proceskosten van Gotthard betalen (artikel 237 Rv). In de omstandigheid dat de geldvorderingen worden afgewezen en alleen de gevorderde ontruiming wordt toegewezen, ziet de kantonrechter reden om de vergoeding met betrekking tot het griffierecht te beperken tot € 130,00. Dat is het griffierecht dat hoort bij een vordering van onbepaalde waarde. De proceskosten van Gotthard worden dus begroot op:
- dagvaarding € 112,37
- griffierecht € 130,00
- salaris gemachtigde € 543,00
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 920,37
Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
4.13.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.14.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Gotthard dat vordert en [gedaagde] daar niet op heeft gereageerd (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om, binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, het gehuurde met alle personen en goederen die zich vanwege hem daar bevinden, voor zover deze laatste niet het eigendom van Gotthard zijn, te verlaten en te ontruimen en met afgifte van de sleutels en hetgeen daartoe verder behoort ter algehele en vrije beschikking van Gotthard te stellen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 920,37, te betalen binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe; als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis wordt betekend, moet hij ook de kosten van betekening betalen;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen 14 dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken.
775