In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de tijdelijke verlaging van haar Wajong-uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wet Wajong). Eiseres ontvangt sinds 2011 een Wajong-uitkering en heeft hulp bij het zoeken naar een baan. Het UWV legde op 9 november 2023 een maatregel op, omdat eiseres zich niet zou houden aan de afspraken in het werkplan. Dit leidde tot een verlaging van 75% van haar uitkering voor vier maanden. Na bezwaar werd dit percentage verlaagd naar 37,5%. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, stellende dat zij niet verwijtbaar heeft gehandeld en dat de maatregel onzorgvuldig is opgelegd.
De rechtbank heeft het beroep op 12 september 2024 behandeld. Eiseres betwist dat zij niet aan de afspraken heeft voldaan, met name de verplichting om opvang voor haar dochter te regelen. De rechtbank oordeelt dat eiseres inderdaad niet heeft voldaan aan de verplichtingen uit het werkplan, aangezien zij geen opvang heeft geregeld en niet kan aantonen welke stappen zij heeft ondernomen. De rechtbank concludeert dat het UWV bevoegd was om de maatregel van 37,5% op te leggen, en dat er geen dringende redenen zijn om van deze maatregel af te zien.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor eiseres het griffierecht niet terugkrijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. M.H.L. van Dijkman en is openbaar uitgesproken op 1 oktober 2024.