ECLI:NL:RBROT:2024:9442

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 september 2024
Publicatiedatum
26 september 2024
Zaaknummer
10-038092-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor primair ten laste gelegd feit en veroordeling voor overtreding van artikel 5 Wegenverkeerswet na aanrijding met voetganger op zebrapad

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 september 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 november 2022 in Spijkenisse een voetganger op een zebrapad heeft aangereden. De verdachte werd primair ten laste gelegd dat zij zich schuldig had gemaakt aan een verkeersongeval door niet de vereiste voorzichtigheid in acht te nemen, zoals voorgeschreven in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). De officier van justitie eiste een taakstraf van 120 uren, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte niet aanmerkelijk onvoorzichtig had gereden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, hoewel zij het slachtoffer niet had gezien, niet op een andere wijze onoplettend had gehandeld. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit.

Echter, de rechtbank oordeelde dat de verdachte zich wel schuldig had gemaakt aan een overtreding van artikel 5 WVW, omdat zij door het niet opmerken van het overstekende slachtoffer gevaar op de weg had veroorzaakt. De rechtbank legde een geldboete op van €500,00, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank benadrukte dat de straf niet alleen de gevolgen van de aanrijding weerspiegelt, maar ook het beperkte verwijt dat de verdachte kan worden gemaakt. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-038092-23
Datum uitspraak: 23 september 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
raadsman mr. K. Haak, advocaat te Zoetermeer.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 september 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K.P. Mandos heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 uren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het primair en subsidiair ten laste gelegde
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat de verdachte meerdere verkeersfouten heeft gemaakt. Zij heeft niet goed opgelet terwijl zij op de linker weghelft achteruit reed langs een stilstaande auto, heeft daarbij geen voorrang verleend aan het op het zebrapad overstekende slachtoffer en niet op tijd geremd voor dit slachtoffer, waardoor een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Het slachtoffer moet met haar rollator al enige tijd op het zebrapad hebben gelopen, gezien de plek waar zij is aangereden. Er is daarom bij de verdachte sprake van meer dan alleen een tijdelijke onoplettendheid. Gelet op het samenstel van gedragingen heeft de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig gereden en is het door de verdachte veroorzaakte verkeersongeval aan haar schuld, als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW), te wijten.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit. De gedraging van de verdachte is aan te merken als één enkele verkeersfout, namelijk het niet tijdig opmerken van het slachtoffer, waardoor een botsing heeft plaatsgevonden. Er is sprake van een enkel moment van onoplettendheid. Dit maakt dat er geen evident gevaarlijk rijgedrag is vertoond en niet is voldaan aan de minimale normen die gelden voor bewezenverklaring van een overtreding van artikel 6 WVW en evenmin van artikel 5 WVW.
4.1.3.
Beoordeling
Voor een bewezenverklaring van artikel 6 WVW is vereist dat vast komt te staan dat de verdachte zich zodanig heeft gedragen in het verkeer dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval plaatsvond. Of sprake is van schuld hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is pas sprake in het geval van (tenminste) een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
Vast staat dat de verdachte op 3 november 2022 als bestuurder van een personenauto op de [straatnaam] in Spijkenisse het slachtoffer, een voetganger, op een zebrapad heeft aangereden. De verdachte zag zich door het vastgelopen verkeer gedwongen om ruimte te maken door achteruit te rijden over het zebrapad, waar het slachtoffer op dat moment bezig was met oversteken. De verdachte heeft, voordat zij naar achter reed, via haar spiegels en over haar schouder gekeken of er iemand aan het oversteken was. Toen zij dacht dat de weg vrij was, is zij – vanuit stilstand – achteruit gereden. Daarbij heeft zij het slachtoffer geraakt, waardoor zij ten val is gekomen en letsel heeft opgelopen.
Gelet op het voorgaande staat vast dat de verdachte het slachtoffer niet heeft gezien en (daarom) geen voorrang heeft verleend, waar dat wel had gemoeten. Zij heeft wel, voordat zij de bijzondere manoeuvre verrichtte, gekeken of iemand zich op het zebrapad bevond. Zij heeft daarbij ten minste één andere voetganger opgemerkt en voorbij laten lopen, voordat zij achteruit reed. Het slachtoffer heeft zij echter niet gezien. Niet is gebleken dat de verdachte andere gedragingen heeft verricht of juist heeft nagelaten die erop wijzen dat zij op een andere wijze onvoorzichtig of onoplettend heeft gereden. Uit de enkele omstandigheid dat een verdachte een verkeersdeelnemer aan wie zij voorrang had moeten verlenen niet heeft gezien, volgt niet dat zij zich ‘aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig heeft gedragen’ als bedoeld in artikel 6 WVW. Van het primair ten laste gelegde feit zal de verdachte daarom worden vrijgesproken.
Vervolgens is de vraag aan de orde of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 5 WVW. Door het overstekende slachtoffer niet op te merken en geen voorrang te verlenen, terwijl de verdachte wist dat zij achteruit een zebrapad op reed, heeft de verdachte gevaar op de weg veroorzaakt in de zin van artikel 5 WVW. Dit gevaar heeft zich ook daadwerkelijk verwezenlijkt. Door de gedraging van de verdachte heeft immers een ongeval plaatsgevonden, waardoor het slachtoffer letsel heeft opgelopen. De verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde feit.
4.1.4.
Conclusie
De verdachte wordt vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Het subsidiair ten laste gelegde feit wordt bewezen verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij, op 3 november 2022 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard als
bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de
[straatnaam] (ter hoogte van nummer [nummer]),
- niet heeft opgemerkt dat een voor haar, verdachte, van achter passerende
voetganger, genaamd [slachtoffer], op
devoetgangersoversteekplaats
liep en- die [slachtoffer] niet heeft laten voorgaan en- in botsing of aanrijding is gekomen met die [slachtoffer], waarbij zij ten val is
gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt
.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op 3 november 2022 op de [straatnaam] te Spijkenisse een aanrijding veroorzaakt. Zij heeft terwijl zij achteruit reed niet tijdig gezien dat het slachtoffer overstak op het zebrapad. De verdachte is tegen het slachtoffer aangebotst waardoor zij ten val is gekomen en letsel heeft opgelopen, waaronder een breuk in haar jukbeen. Ook moest zij worden geopereerd aan haar heup, die uit de kom was geschoten. De verdachte heeft door haar rijgedrag gevaar veroorzaakt op de weg. Dit kan haar strafrechtelijk worden verweten. Tegelijkertijd verliest de rechtbank niet uit het oog dat de verdachte deze gevolgen niet heeft gewild. Ook neemt de rechtbank mee dat de verdachte direct na het ongeval contact heeft gezocht en is blijven houden met het slachtoffer om haar medeleven te betuigen.
De rechtbank heeft ook gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 juli 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank een geldboete opleggen. Bij de hoogte van de geldboete is tevens gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank een geldboete van €500,= passend en geboden. Dit is een lagere straf dan de officier van justitie geëist, omdat de rechtbank niet het primair ten laste gelegde feit, maar het subsidiair ten laste gelegde feit bewezen acht.
Daarnaast wenst de rechtbank te benadrukken dat de straf die de verdachte krijgt opgelegd, ziet op het beperkte verwijt dat verdachte kan worden gemaakt en dat dit los staat van de ernstige gevolgen van de aanrijding.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 24a en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboete van €500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
10 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. de Lange, voorzitter,
en mrs. L. Stevens en H.J. de Kraker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.S. Brouwer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 23 september 2024.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij, op of omstreeks 3 november 2022 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede
rijdende over de weg, de [straatnaam] (ter hoogte van nummer [nummer]) zich zodanig
heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk,
onvoorzichtig en/of onoplettend,
- bij het achteruit rijdend naderen en/of oprijden van een
voetgangersoversteekplaats/zebrapad geen snelheid heeft geminderd en/of heeft
gereden met een, mede gelet op het achteruit oprijden van een
voetgangersoversteekplaats/zebrapad, te hoge snelheid en/of
- niet heeft opgemerkt dat een voor haar, verdachte, van achter passerende
voetganger, genaamd [slachtoffer], op het voetgangersoversteekplaats/zebrapad
bevond/liep en/of
- die [slachtoffer] niet heeft laten voorgaan en/of
- in botsing of aanrijding is gekomen met die [slachtoffer], waarbij zij ten val is
gekomen,
waardoor die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een heup uit de kom en/of
een gebroken jukbeen en/of een gebroken been en/of een hersenschudding en/of
één of meerdere hoofdwonden en/of diverse schaadwonden op het lichaam, of
zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of
verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij, op of omstreeks 3 november 2022 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard als
bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de
[straatnaam] (ter hoogte van nummer [nummer]),
- bij het achteruit rijdend naderen en/of oprijden van een
voetgangersoversteekplaats/zebrapad geen snelheid heeft geminderd en/of heeft
gereden met een, mede gelet op het achteruit oprijden van een
voetgangersoversteekplaats/zebrapad, te hoge snelheid en/of
- niet heeft opgemerkt dat een voor haar, verdachte, van achter passerende
voetganger, genaamd [slachtoffer], op het voetgangersoversteekplaats/zebrapad
bevond/liep en/of
- die [slachtoffer] niet heeft laten voorgaan en/of
- in botsing of aanrijding is gekomen met die [slachtoffer], waarbij zij ten val is
gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.