ECLI:NL:RBROT:2024:9441

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
26 september 2024
Zaaknummer
10-165846-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met een minderjarige

Op 25 september 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1957, die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met zijn minderjarige stiefkleinkind. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De zaak kwam aan de orde na een onderzoek op de terechtzitting op 11 september 2024. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 30 maanden, met een contactverbod voor vijf jaar met het slachtoffer, dat in 2010 geboren was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte ontuchtige handelingen had gepleegd, waaronder het seksueel binnendringen van het slachtoffer. De rechtbank achtte de verklaringen van het slachtoffer betrouwbaar en vond voldoende steun in andere bewijsmiddelen, waaronder tapgesprekken. De verdachte ontkende de ernst van zijn daden en toonde geen reflectie op de gevolgen voor het slachtoffer. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 14 maanden, waarvan een deel voorwaardelijk, en een contactverbod met het slachtoffer. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van € 5.000,00 aan immateriële schade aan het slachtoffer, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-165846-24
Datum uitspraak: 25 september 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1957 op [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting [naam PI] ,
raadsman mr. S.A. Chedie, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 september 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.B.J. ten Have heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, te weten dat de verdachte zich gedurende een periode van vijf jaar zal onthouden van direct of indirect contact met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2010, met bevel dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 2 weken met een maximum van 6 maanden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 (het seksueel binnendringen) en van feit 2 van de gedachtestreepjes 2 (drukken van penis tegen de mond), 3 (likken in de schaamstreek) en 5 (likken aan de borsten). Er is geen steunbewijs voor de ontuchtige handelingen onder deze gedachtestreepjes en dat de verdachte bij [slachtoffer] (hierna: [voornaam slachtoffer] ) seksueel is binnengedrongen wordt ook niet door overige bewijsmiddelen ondersteund. Dat [voornaam slachtoffer] een zwelling had bij haar vagina is niet vast te stellen. In de tapgesprekken wordt de schijn gewekt dat de verdachte [voornaam slachtoffer] de schuld geeft en dat hij aan haar borsten heeft gezogen, maar dat is niet het geval. De verdachte heeft bepaalde dingen in die gesprekken gezegd om zijn rol te verkleinen, omdat hij bang was zijn vrouw te verliezen.
Beoordeling
Vooropgesteld wordt dat de tenlastelegging is gebaseerd op de artikelen 245 en 247 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) zoals deze luidden tot 1 juli 2024. Op grond van het bepaalde in artikel 1 lid 2 Sr wordt bij een verandering in de wetgeving na het tijdstip waarop het ten laste gelegde feit zou zijn begaan, de voor de verdachte gunstigste bepaling toegepast. Dat zijn in dit geval de hiervoor vermelde wetsbepalingen zoals deze luidden tot 1 juli 2024.
Het staat vast dat de verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn stiefkleinkind [voornaam slachtoffer] door zijn penis tegen haar billen te drukken en haar borsten te betasten. De verdachte heeft die handelingen bekend.
Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte ook de overige tenlastegelegde gelegde seksuele handelingen heeft gepleegd, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van [voornaam slachtoffer] door met zijn vinger in de vagina van [voornaam slachtoffer] te gaan en haar schaamlippen te likken. [voornaam slachtoffer] heeft over die handelingen verklaard en de rechtbank ziet geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van haar verklaring te twijfelen. [voornaam slachtoffer] heeft immers steeds consistent en voldoende gedetailleerd verklaard over hoe de seksuele handelingen volgens haar zijn gegaan. De verklaring van [voornaam slachtoffer] vindt voldoende steun in andere bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van de verdachte dat hij op de kamer van [voornaam slachtoffer] is geweest, meerdere keren aan haar lichaam heeft gezeten en met zijn mond op haar borsten is geweest. De verklaring van [voornaam slachtoffer] vindt eveneens steun in de inhoud van een getapt telefoongesprek tussen de verdachte en zijn vrouw. In dat gesprek bespreken de verdachte en zijn vrouw een incident waarbij de vrouw van de verdachte in de kamer kwam waar [voornaam slachtoffer] sliep en toen de verdachte op [voornaam slachtoffer] heeft aangetroffen. De verdachte herinnerde zich dat voorval kennelijk, want hij reageerde met
“die ene avond”en
“het was die dag van die dinges… de laatste keer…”.Vervolgens verzonnen de verdachte en zijn vrouw een alternatief verhaal dat zij tegen de politie konden vertellen, kennelijk om te verhullen wat de vrouw van de verdachte over dat bewuste incident wist. De rechtbank leidt uit het dossier af dat de verdachte met ‘die ene avond’ en ‘de laatste keer’ doelde op de avond van 8 april 2024, de dag waarop het misbruik voor het laatst plaatsvond. [voornaam slachtoffer] en haar moeder hebben hierover verklaard dat de verdachte toen met zijn vingers in de vagina van [voornaam slachtoffer] is gegaan. Dat de verdachte en zijn vrouw er kennelijk veel aan gelegen was dat niet openbaar zou worden wat op die bewuste avond had plaatsgevonden, ondersteunt mede de verklaring van [voornaam slachtoffer] en haar moeder.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij in de periode van 30 september 2022 tot en met 8 april 2024 te
Rotterdam
met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2010, die de leeftijd van twaalf
jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit
het seksueel binnendringen van haar lichaam,
te weten
- het brengen van zijn vinger in haar vagina en
- het likken aan haar clitoris en tussen haar schaamlippen;
2
hij in de periode van [geboortedatum 2] 2021 tot en met 8 april 2024 te
Rotterdam
met zijn stiefkleinkind, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2010, die toen
de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt,
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het drukken van zijn penis tegen haar billen
- het drukken van zijn penis tegen haar mond
- het likken in de schaamstreek van die [slachtoffer]
- het betasten van haar borsten en
- het likken aan haar borsten.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1:
meermalen met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede
bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
feit 2:
meermalen met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder het de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich in een periode van tweeënhalf jaar herhaaldelijk schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van zijn minderjarige stiefkleindochter die toen elf tot dertien jaar oud was. Hij heeft zijn penis tegen haar billen en mond gedrukt, haar borsten betast, aan haar borsten gelikt en is met zijn tong en vingers haar vagina binnengedrongen. Dit gebeurde bij de verdachte en zijn vrouw – bij stiefopa en oma – thuis, een plek waar het slachtoffer zich veilig en geborgen had moeten voelen. De verdachte heeft hiermee de lichamelijke integriteit van [voornaam slachtoffer] geschonden en heeft een normale en gezonde seksuele ontwikkeling van het slachtoffer verstoord. Daarbij heeft de verdachte misbruik gemaakt van de jonge leeftijd van [voornaam slachtoffer] en van het vertrouwen dat hij als stiefopa en -vader van zowel zijn stiefkleindochter als haar moeder genoot. De moeder van [voornaam slachtoffer] was in de veronderstelling dat haar kind veilig was bij haar stiefopa en oma, maar het tegendeel bleek waar te zijn. Het is algemeen bekend dat dergelijk misbruik schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van een kind. Ter terechtzitting heeft de moeder van [voornaam slachtoffer] op treffende wijze verwoord welke impact het misbruik op het leven van haar dochter en hun familie heeft gehad en nog steeds heeft. De verdachte is aan deze gevolgen volledig voorbijgegaan en heeft zich kennelijk slechts laten leiden door de bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften. De verdachte lijkt, door zijn stellige ontkenning van de veel verder gaande seksuele handelingen dan alleen het wrijven van zijn met kleding bedekte penis tegen het lichaam van [voornaam slachtoffer] en het betasten van haar met kleding bedekte borsten waarover hij heeft verklaard, de ernst van zijn handelen in beperkte mate in te zien. Dat beperkte inzicht wordt bevestigd door het ontbreken van reflectie van de verdachte op de gevolgen van zijn handelen voor [voornaam slachtoffer] en haar moeder.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
20 augustus 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 6 augustus 2024. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – het volgende in. De reclassering ziet geen aanwijzingen die persoonlijkheidsproblematiek of een pro-criminele houding bij de verdachte doen vermoeden. De verdachte heeft zijn leven op orde. Van schulden en van middelengebruik is geen sprake. Op grond hiervan en op grond van het uit de risicotaxatie instrumenten naar voren komende lage risicoprofiel worden interventies niet nodig geacht. Omdat dit lage risicoprofiel wegens het ontbreken van relevante referenten niet kon worden getoetst, is enige terughoudendheid van die taxatie op zijn plaats en wordt geadviseerd om een contactverbod met het slachtoffer als vrijheidsbeperkende maatregel aan de verdachte op te leggen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De door de officier van justitie gevorderde straf komt de rechtbank mede gelet hierop te hoog voor en de rechtbank legt daarom een lagere straf op dan is gevorderd. Anders dan de verdediging heeft bepleit, acht de rechtbank het – gelet op de ernst van de feiten – niet passend om de gevangenisstraf geheel voorwaardelijk op te leggen. De rechtbank zal wel een deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen en daaraan een proeftijd van drie jaar verbinden, dit om de verdachte er gedurende langere tijd van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. In dat kader wordt ter voorkoming van strafbare feiten ook een contactverbod met het slachtoffer in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij [slachtoffer] en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer] (namens deze, haar moeder en wettelijk vertegenwoordiger [benadeelde] ), ter zake van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 10.000,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 5.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft – in het verlengde van de door haar bepleite vrijspraak – primair betoogd dat de vordering moet worden afgewezen. Subsidiair heeft de verdediging betoogd dat de vordering moet worden gematigd tot een bedrag van € 1.000,00.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Het slachtoffer staat op een wachtlijst voor traumabehandeling. De aard en de ernst van de normschending brengen mee dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ kan worden aangenomen. De immateriële schade zal op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 5.000,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering tot vergoeding van de immateriële schade. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 30 september 2022. De rechtbank wijst die vordering toe.
Nu de vordering van de benadeelde partij (ten dele) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 5.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 57, 245 (oud) en 247 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 5 (vijf) jaren,inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
zich te onthouden van direct of indirect contact met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2]
2010;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 2 weken;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op en zal in totaal ten hoogste zes maanden bedragen;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[slachtoffer](namens deze, haar moeder en wettelijke vertegenwoordiger [benadeelde] ), te betalen een bedrag van
€ 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro), aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 september 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer] (namens deze, haar moeder en wettelijk vertegenwoordiger [benadeelde] ), te betalen
€ 5.000,00(hoofdsom,
zegge: vijfduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 september 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 5.000,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
60 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel, voorzitter,
en mrs. E.M. Rocha en G.B. Plomp, rechters,
in tegenwoordigheid van J.P. van der Wijden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 25 september 2024.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 30 september 2022 tot en met 8 april 2024 te
Rotterdam, in elk geval in Nederland
met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2010, die de leeftijd van twaalf
jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit
of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam,
te weten
- het brengen van zijn vinger in haar vagina en/of
- het likken aan haar clitoris en/of tussen haar schaamlippen;
2
hij in of omstreeks de periode van 30 september 2021 tot en met 8 april 2024 te
Rotterdam, in ieder geval in Nederland
met zijn stiefkleinkind, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2010, die toen
de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het drukken van zijn penis tegen haar billen en/of
- het drukken van zijn penis tegen haar mond
- het likken in de schaamstreeks van die [slachtoffer] en/of
- het betasten van haar borsten en/of
- het likken aan haar borsten