ECLI:NL:RBROT:2024:9440

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 september 2024
Publicatiedatum
26 september 2024
Zaaknummer
10-343294-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag en gebruik van mobiele telefoon

Op 23 september 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 20 december 2021 betrokken was bij een verkeersongeval in Dordrecht. De verdachte, bestuurder van een bestelbus, reed met een snelheid van 91 km/u op een weg waar de maximumsnelheid 50 km/u was. Tijdens het rijden bediende hij zijn telefoon, wat leidde tot een ernstig ongeval waarbij een motorrijder, die voor hem reed, zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een dwarslaesie en amputatie van het onderbeen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zodanig onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen dat het ongeval aan zijn schuld te wijten was, zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De officier van justitie had een taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid geëist. De rechtbank volgde deze eis en legde de verdachte een taakstraf van 240 uren op, evenals een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar, met een proeftijd van één jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer, en nam daarbij ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-343294-21
Datum uitspraak: 23 september 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
raadsman mr. R. Haze, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 september 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N.J. Jacobs heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar geheel voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering primair ten laste gelegde
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat de verdachte voorafgaand aan het ongeval ongeveer 91 kilometer per uur heeft gereden en zijn telefoon veelvuldig heeft gebruikt. De verdachte heeft zijn aandacht niet op de weg gehouden en is niet in staat geweest tijdig te remmen en zijn auto tot stilstand te brengen. De verdachte heeft daarmee zeer onvoorzichtig en onoplettend gereden, waardoor er een zwaar ongeval heeft plaatsgevonden. Het verkeersongeval is aan zijn schuld, als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW), te wijten.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte zijn telefoon niet in zijn hand heeft gehouden tijdens het rijden. Hij heeft enkel handsfree gebeld via FaceTime. De verdediging verzoekt daarom een lichtere mate van schuld bewezen te verklaren dan de officier van justitie heeft geëist. Voor het overige refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling
Voor een bewezenverklaring van artikel 6 WVW is vereist dat vast komt te staan dat de verdachte zich zodanig heeft gedragen in het verkeer dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval plaatsvond. Of sprake is van schuld hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat sprake is van schuld kan niet zonder meer uit de ernst van de gevolgen van een ongeval worden afgeleid. Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is pas sprake in het geval van (tenminste) een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast. Op 20 december 2021 heeft de verdachte als bestuurder van een bestelbus op de Donker Duyvisweg in Dordrecht het toen 23-jarige slachtoffer aangereden. Het slachtoffer reed op een motor op dezelfde weg als de verdachte, die achter hem reed. Op enig moment heeft het slachtoffer geremd om linksaf te slaan en zijn richtingaanwijzer aangezet. De verdachte heeft de remmende motor niet tijdig opgemerkt en heeft de motor, die kort daarvoor een bocht naar links in had gezet, in de flank aangereden. Als gevolg van de aanrijding heeft het slachtoffer onder andere een dwarslaesie opgelopen en moest een deel van zijn onderbeen geamputeerd worden.
Op de Donker Duyvisweg geldt een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur. De rechtbank stelt op basis van het onderzoek van het NFI vast dat de verdachte net voor het ongeval gemiddeld 91 kilometer per uur reed, met een grenswaarde van minimaal 88 en maximaal 95 kilometer per uur. Daarnaast blijkt uit het onderzoek naar de telefoon van de verdachte dat de verdachte kort voorafgaand aan het ongeval een FaceTime-oproep is gestart. Ook zijn meerdere aanrakingen van het toestel geconstateerd in de seconden voor het ongeval en op het moment van het ongeval. De verdachte ontkent zijn telefoon te hebben aangeraakt na het starten van de Facetime-oproep en stelt dat de geregistreerde aanrakingen mogelijk het gevolg zijn van trillingen in de auto veroorzaakt door het hobbelige wegdek. De rechtbank acht deze verklaring zeer onaannemelijk en volgt deze dan ook niet.
De gedragingen van de verdachte – het rijden met een veel hogere snelheid dan is toegestaan (namelijk ten minste 38 kilometer per uur te hard) en tegelijkertijd herhaaldelijk zijn telefoon gebruiken – zijn naar hun aard en ernst zodanig dat de rechtbank van oordeel is dat de verdachte
zeer onvoorzichtig en onoplettendheeft gereden. Daardoor heeft de verdachte niet opgemerkt dat het slachtoffer afremde en kon hij zijn voertuig niet tijdig meer tot stilstand brengen. Als gevolg daarvan heeft er een ongeval plaatsgevonden, waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Gelet op het voorgaande is het door de verdachte veroorzaakte verkeersongeval aan zijn schuld, als bedoeld in artikel 6 WVW, te wijten.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 20 december 2021 te Dordrecht
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een bestelbus
VW transporter [kenteken]), daarmede rijdende over de weg, de Donker Duyvisweg
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door zeer
onvoorzichtig en onoplettend
te rijden,
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
- met een snelheid heeft gereden van tussen de 88 en 95 kilometer per uur, in elk
geval een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50
kilometer per uur, en- rijdend op die Donker Duyvisweg gebruik heeft gemaakt van een mobiele telefoon
en- zijn aandacht daarbij niet voortdurend op de weg en het verkeer voor en naast
hem heeft gehouden en- (daarbij) zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast dat hij in staat was
zijn voertuig tijdig af te remmen of tot stilstand te brengen binnen de
afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was
en
- ( aldus rijdende) een voor hem rijdende motorrijder te weten [slachtoffer] niet of
niet tijdig heeft opgemerkt,
en aldus rijdend tegen die motorrijder is aangereden,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten
linker onderbeen amputatie, een dwarslaesie vanaf de 5de borstwervel, gebroken
bekken, gebroken 3de en 4de lendenwervel en gescheurde lever is ontstaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in zijn verdediging.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op 20 december 2021 op de Donker Duyvisweg in Dordrecht een ernstig verkeersongeval veroorzaakt waarbij het slachtoffer zwaar en blijvend letsel heeft opgelopen, waaronder een dwarslaesie en amputatie van zijn onderbeen. De verdachte heeft voorafgaand aan het ongeval veel te hard gereden en tegelijkertijd zijn telefoon bediend. Daardoor heeft hij het slachtoffer, die voor hem op een motor reed, niet op tijd gezien en heeft hij het slachtoffer aangereden. Op de zitting heeft de moeder van het slachtoffer ingrijpend verklaard over de gevolgen die het ongeval voor het slachtoffer en zijn naasten heeft gehad. Door het handelen van de verdachte is diep en onherstelbaar leed aan hen toebracht. De rechtbank realiseert zich dat een strafrechtelijke reactie in welke vorm dan ook het veroorzaakte leed niet ongedaan kan maken.
De rechtbank twijfelt er niet aan dat de verdachte nooit een aanrijding heeft willen veroorzaken, zeker niet met deze gevolgen. Tegelijkertijd heeft de verdachte beperkt inzicht getoond in zijn handelen door zijn verklaring steeds aan te passen aan de bevindingen van het onderzoek. Zo ontkent hij zijn telefoon te hebben aangeraakt en verklaart hij de door het onderzoek geconstateerde aanrakingen van de telefoon door trillingen in de auto; een verklaring die de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig acht. In die zin is de houding van de verdachte ambivalent. Hij betreurt de uitkomst, maar neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn eigen rol daarin.
Uit het strafblad van de verdachte blijkt dat hij recent niet is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en op de LOVS-oriëntatiepunten.
De rechtbank zal een taakstraf van de maximale duur, 240 uren, opleggen. Daarnaast zal de rechtbank een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen opleggen voor de duur van één jaar. Deze rijontzegging zal geheel voorwaardelijk worden opgelegd gelet op het tijdsverloop van de zaak en het beroep van de verdachte. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw soortgelijke strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d van het Wetboek van strafrecht en artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren,waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
1 (één) jaar;
bepaalt dat de ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 1 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
Dit vonnis is gewezen door mr. J. de Lange voorzitter,
en mrs. L. Stevens en H.J. de Kraker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.S. Brouwer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 23 september 2024.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 20 december 2021 te Dordrecht
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een bestelbus
VW transporter [kenteken]), daarmede rijdende over de weg, de Donker Duyvisweg
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk,
onvoorzichtig en/of onoplettend,
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
- met een snelheid heeft gereden van tussen de 88 en 95 kilometer per uur, in elk
geval een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50
kilometer per uur, en/of
- rijdend op die Donker Duyvisweg gebruik heeft gemaakt van een mobiele telefoon
en/of die telefoon in de hand heeft gehouden en/of
- zijn aandacht daarbij niet voortdurend op de weg en het verkeer voor en/of naast
hem heeft gehouden en/of
- ( daarbij) zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast dat hij in staat was
zijn voertuig tijdig af te remmen of tot stilstand te brengen binnen de
afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was
en/of
- ( aldus rijdende) een voor hem rijdende motorrijder te weten [slachtoffer] niet of
niet tijdig heeft opgemerkt,
en aldus rijdend tegen die motorrijder is aangebotst en/of aangereden,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten
linker onderbeen amputatie, een dwarslaesie vanaf de 5de borstwervel, gebroken
bekken, gebroken 3de en 4de lendenwervel en/of gescheurde lever of zodanig
lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 december 2021 te Dordrecht als bestuurder van een voertuig
(bedrijfsauto), daarmee rijdende op de weg, de Donker Duyvisweg,
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
- met een snelheid heeft gereden van tussen de 88 en 95 kilometer per uur, in elk
geval een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50
kilometer per uur, en/of
- rijdend op die Donker Duyvisweg gebruik heeft gemaakt van een mobiele telefoon
en/of die telefoon in de hand heeft gehouden en/of
- zijn aandacht daarbij niet voortdurend op de weg en het verkeer voor en/of naast
hem heeft gehouden en/of
- ( daarbij) zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast dat hij in staat was
zijn voertuig tijdig af te remmen of tot stilstand te brengen binnen de
afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was
en/of
- ( aldus rijdende) een voor hem rijdende motorrijder te weten [slachtoffer] niet of
niet tijdig heeft opgemerkt,
en aldus rijdend tegen die motorrijder is aangebotst en/of aangereden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.