ECLI:NL:RBROT:2024:9429

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 september 2024
Publicatiedatum
25 september 2024
Zaaknummer
11258709 VV EXPL 24-397
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming wegens overlast in kort geding met verstek

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 september 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonbron en een gedaagde die niet is verschenen. Woonbron, vertegenwoordigd door mr. N.J. Glen-Boedhram, eiste de ontruiming van de woning van de gedaagde wegens ernstige overlast aan omwonenden, waaronder geluidsoverlast en een gewelddadig incident op 15 juli 2024. De rechtbank oordeelde dat de spoed van de zaak rechtvaardigde dat de eis in kort geding werd toegewezen, omdat het aannemelijk was dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst zou worden ontbonden. De rechtbank stelde vast dat de overlast door de gedaagde voldoende was onderbouwd met overlastmeldingen en een politierapportage. De ontruimingstermijn werd vastgesteld op 14 dagen na betekening van het vonnis, en de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van een huurprijs van € 510,93 per maand tot de ontruiming. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die op € 944,71 werden begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als de gedaagde in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11258709 VV EXPL 24-397
datum uitspraak: 23 september 2024
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonbron,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. N.J. Glen-Boedhram,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [plaatsnaam],
gedaagde,
die niet is verschenen.
De partijen worden hierna ‘Woonbron’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaardingen van 27 en 28 augustus 2024, met bijlagen;
  • de e-mail van Woonbron van 15 september 2024, met één bijlage.
1.2.
Op 16 september 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren namens Woonbron aanwezig [naam 1] en [naam 2], beiden sociaal beheerder, met mr. N.J. Glen-Boedhram. [gedaagde] is niet verschenen. Tegen hem is verstek verleend.

2.De beoordeling

Waar gaat het om?
2.1.
[gedaagde] huurt een woning van Woonbron. Volgens Woonbron veroorzaakt [gedaagde] structurele en ernstige overlast aan omwonenden. Deze overlast bestaat vooral uit geluidsoverlast (zoals schreeuwen, bonken en stampen), zowel overdag als in de nacht. Op 15 juli 2024 heeft [gedaagde] een buurtbewoner neergestoken. Woonbron wil daarom niet dat [gedaagde] in de woning blijft wonen en eist in dit kort geding dat [gedaagde] wordt veroordeeld de woning te ontruimen en tot aan de ontruiming een vergoeding van € 510,93 per maand te betalen.
[gedaagde] moet de woning ontruimen
2.2.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de eisende partij hierbij zoveel spoed heeft dat die de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten (artikel 254 lid 1 Rv). Uit de stellingen van Woonbron volgt dat deze spoed aanwezig is.
2.3.
De eis wordt toegewezen omdat deze niet onrechtmatig of ongegrond lijkt (artikel 139 Rv). Het is voldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst zal worden ontbonden en [gedaagde] zal worden veroordeeld de woning te ontruimen. Woonbron heeft haar stelling dat [gedaagde] ernstige langdurige overlast aan omwonenden veroorzaakt voldoende aannemelijk gemaakt. De overlastklachten zijn door Woonbron uitgebreid onderbouwd, zowel door diverse overlastmeldingen van omwonenden als door een onderzoeksrapport met geluidsmetingen. Ook heeft Woonbron een politierapportage van 27 juli 2024 in het geding gebracht, waaruit kan worden afgeleid dat er door [gedaagde] al gedurende een lange periode overlast wordt veroorzaakt en er meerdere malen geweldsincidenten hebben plaatsgevonden. Het is daarom gerechtvaardigd om in deze procedure vooruit te lopen op de ontbinding van de huurovereenkomst en [gedaagde] te veroordelen het gehuurde te ontruimen.
2.4.
De ontruimingstermijn wordt bepaald op 14 dagen nadat het vonnis is betekend. Tot en met de dag van de ontruiming moet [gedaagde] een huur van € 510,93 per maand (blijven) betalen.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.5.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde], omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan Woonbron moet betalen op
€ 136,71 aan dagvaardingskosten, € 130,- aan griffierecht, € 543,- aan salaris voor de gemachtigde en € 135,-aan nakosten. Dat is in totaal € 944,71. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.6.
Uit de beoordeling hiervoor volgt dat sprake is van een situatie die Woonbron niet langer hoeft te laten voortduren. De overlast is namelijk zo ernstig dat Woonbron er belang bij heeft dat [gedaagde] de woning ontruimt op het moment dat hij dit op basis van het vonnis moet doen. Daarom wordt dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen nadat dit vonnis is betekend de woning aan [adres] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Woonbron te stellen;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] aan Woonbron te betalen € 510,93 met ingang van de maand september 2024 tot en met de datum waarop de ontruiming plaatsvindt;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Woonbron worden begroot op € 944,71 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag dat volledig is betaald;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
44487