ECLI:NL:RBROT:2024:9410

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 september 2024
Publicatiedatum
25 september 2024
Zaaknummer
C/10/683276 / JE RK 24-1667
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing en vaststelling zorgregeling in een jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de kinderrechter op 20 september 2024 uitspraak gedaan over het verzoek van de moeder om de schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West (GI) te laten vervallen. De moeder, die het ouderlijk gezag heeft over haar twee minderjarige kinderen, verzocht primair om de schriftelijke aanwijzing van de GI, die de contactmomenten tussen haar en de kinderen beperkte, vervallen te verklaren. Subsidiair vroeg zij om de oorspronkelijke contactregeling te herstellen, waarbij zij dagelijks en gedurende drie nachten bij de kinderen mocht zijn. De GI had eerder een schriftelijke aanwijzing gegeven waarin de moeder beperkt werd tot drie keer per week twee uur contact met de kinderen, wat leidde tot onvrede bij de moeder en de grootouders van de kinderen. De kinderrechter oordeelde dat de GI niet voldoende had onderbouwd waarom de beperking van het contact noodzakelijk was en dat de schriftelijke aanwijzing niet zorgvuldig was gemotiveerd. De kinderrechter verklaarde de schriftelijke aanwijzing vervallen voor zover deze betrekking had op de contactmomenten. Tevens stelde de kinderrechter een nieuwe contactregeling vast van vier keer per week vier uur, met de mogelijkheid om deze verder uit te breiden. De beslissing benadrukte het belang van het contact tussen de moeder en de kinderen en de noodzaak om een praktische regeling te vinden die in het belang van de kinderen is.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/683276 / JE RK 24-1667
Datum uitspraak: 20 september 2024
Beschikking van de kinderrechter
in de zaak van
[naam 1],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [plaatsnaam 1],
advocaat: mr. J.C. Heijmann, kantoorhoudende te Papendrecht,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2017 in [geboorteplaats 1], hierna te noemen: [minderjarige 1],
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2016 in [geboorteplaats 2], hierna te noemen: [minderjarige 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam 2],
hierna te noemen: de grootmoeder moederszijde (mz), wonende in [plaatsnaam 2],
[naam 3],
hierna te noemen: de grootvader moederszijde (mz), wonende in [plaatsnaam 2],
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,
hierna te noemen de GI, gevestigd te Den Haag.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 24 juli 2024;
  • het bericht van mr. J.C. Heijmann met bijlagen van 2 september 2024;
  • het verweerschrift van de GI met bijlagen van 3 september 2024;
  • het bericht van de GI met bijlagen, inhoudende e-mailcorrespondentie tussen de GI, de moeder en iHub onderwijs & familiezorg, binnengekomen bij de rechtbank op 5 september 2024;
  • de brief van iHub onderwijs & familiezorg van 28 augustus 2024, binnengekomen bij de rechtbank op 6 september 2024;
  • het gezinsplan van de GI van 5 september 2024, binnengekomen bij de rechtbank op 6 september 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 6 september 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de grootmoeder mz;
  • de grootvader mz;
  • een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, [naam 4] en [naam 5];
  • [naam 6], werkzaam als traumatherapeut bij Family Supporters, als informant.
1.3.
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan de partner van de grootvader mz, [naam 7].

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2].
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven deels bij de grootmoeder mz en deels bij de grootvader mz.
2.3.
Bij beschikking van 22 april 2024 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 28 april 2025. Bij deze beschikking heeft de kinderrechter tevens de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 28 oktober 2024.
2.4.
De GI heeft op 12 juli 2024 aan de moeder een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Hierin is het volgende opgenomen:
Jij verblijft niet langer gedurende de dag en nacht bij de kinderen. JBw acht het noodzakelijk dat jij in je eigen woonruimte verblijft.
Pleegmoeder [naam 8] draagt de primaire verantwoordelijkheid voor de zorg voor de kinderen. Je hebt als moeder een rol op afstand.
Of en in hoeverre [naam 9] en zijn partner [naam 10] deze verantwoordelijkheid kunnen delen, is afhankelijk van de besluitvorming en screening van iHub.
Jbw stelt de volgende omgangsregeling vast voor bezoeken tussen jou en de kinderen.
a. Je mag driemaal per week 2 uur omgang met de kinderen hebben, op vaste dagen in de week.
b. Jeugdbescherming west ontvangt van jou graag op korte termijn een overzicht van de dagen, uren en de locatie waarop jij omgang met de kinderen zal hebben.
Doel van deze bezoeken is het behoud van de hechtingsrelatie. Het doel mag niet meer zijn dat je een zorg- of opvoedrol overneemt. Ontlasting van de pleegouders zal elders belegd moeten worden.
5. Alle betrokkenen houden zich aan de nog vast te stellen bezoekregeling. Er vinden geen andere contactmomenten plaats tussen jou en de kinderen zonder medeweten van JBw.
6. De communicatie over alle zaken die de verzorging en opvoeding van de kinderen betreffen verloopt eerlijk en transparant.
7. Er vinden onverwachte huisbezoeken plaats en hier wordt medewerking aan verleend.
8. Je werkt mee aan de duiding die door het NTA zal plaatsvinden. Jeugdbescherming west zal zich ervoor inspannen dat deze duiding op korte termijn kan starten.

3.Het verzoek

3.1.
De moeder verzoekt primair de schriftelijke aanwijzing van de GI vervallen te verklaren. Subsidiair verzoekt de moeder om te bepalen dat de oorspronkelijke contactregeling herleeft, waarbij de moeder iedere dag en gedurende 3 nachten bij de kinderen in huis mocht zijn.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder wordt met verwijzing naar de overgelegde stukken tijdens de mondelinge behandeling het volgende naar voren gebracht. Met goedkeuring van de GI en pleegzorg kon de moeder drie keer per week bij de grootmoeder mz en twee nachten per week bij de grootvader mz overnachten om te kunnen helpen met de verzorging van de kinderen. In de praktijk bleef de moeder vaker slapen, niet met de intentie om zich niet aan de gemaakte afspraken te houden, maar om de grootmoeder mz te ontlasten. In juli 2024 heeft een overleg plaatsgevonden tussen de GI, iHub (hierna ook wel pleegzorg), de moeder en haar advocaat. Tijdens dit overleg is uitvoering besproken wat voor pleegzorg de maximale frequentie en duur van het contact tussen de moeder en de kinderen kan zijn voor een pleegzorgcontract. Dit was er eerder niet. De GI stelt nu dat er een pleegzorgcontract nodig is om de plaatsing binnen het netwerk mogelijk te maken. Daarom heeft de GI besloten de contactmomenten tussen de moeder en kinderen te beperken naar drie keer twee uren per week. Hoewel de moeder begrijpt dat er meer regie nodig is in het contact tussen de kinderen en de moeder, is door de GI niet onderbouwd waarom de moeder niet meer mag overnachten. iHub heeft een voorstel gedaan voor een nieuwe contactregeling van vier keer vier uren per week. Uit de brief van iHub van 28 augustus 2024 blijkt dat de richtlijn van iHub is dat, wanneer er nog geen perspectiefplan is en er sprake is van een machtiging tot uithuisplaatsing in combinatie met pleegzorg, er maximaal drie bezoekmomenten per week mogen zijn. De voorgestelde contactregeling gaat in tegen deze richtlijn, welke overigens ook niet eerder bekend was bij de moeder en haar advocaat. De GI kent bij het vaststellen van de regeling een te grote rol toe aan pleegzorg. Hoewel het fijn is dat het voorstel een uitbreiding van de contactregeling in de schriftelijke aanwijzing behelst, is de moeder van mening dat onvoldoende is onderbouwd waarom de contactmomenten in frequentie en duur zo zijn beperkt. Door de beperking van het contact zijn de kinderen het vertrouwen in (de aanwezigheid van) de moeder opnieuw verloren. Ook is het niet in het belang van de kinderen om het contact te beperken, nu dat betekent dat de inzet van traumatherapie niet van de grond komt. Voor de inzet van traumatherapie is het van belang dat de moeder veel contact heeft met de kinderen. Daarnaast is Family Supporters betrokken om de grootmoeder mz te ondersteunen en in te grijpen wanneer het niet goed gaat met de kinderen. De moeder begrijpt dat er bepaalde eisen worden gesteld aan een thuisplaatsing van de kinderen. De moeder heeft inmiddels de sleutel van haar woning. Er moet alleen nog een duiding plaatsvinden in verband met het risico van intergenerationele overdracht. De moeder verwacht op korte termijn te horen wanneer de duiding zal starten. De strafrechtelijke duiding heeft al plaatsgevonden en was positief. Terugplaatsing van de kinderen bij de moeder is het uitgangspunt en daar moet naar worden gehandeld.
4.2.
De GI brengt tijdens de mondelinge behandeling met verwijzing naar de overgelegde stukken het volgende naar voren. De moeder heeft zich de afgelopen periode niet aan de met de GI gemaakte afspraken gehouden en is meer bij de kinderen aanwezig geweest dan was afgesproken. Hierdoor werd het voor de kinderen onduidelijk wie hun primaire opvoeder was. Dit leidde tot spanningen tussen de moeder en de grootmoeder mz. Daarnaast bestaat er een verschil in opvoedingsstijlen tussen de moeder en de grootouders. Ook heeft de GI signalen gekregen dat de moeder een relatie met [naam 11] onderhield. Er bestaan zorgen over de intrinsieke motivatie van de moeder om het contact met [naam 11] te verbreken. Daarnaast heeft pleegzorg gedreigd de pleegzorgovereenkomst op te zeggen, op het moment dat de moeder de primaire opvoeding van de kinderen op zich neemt. De GI is van mening dat de betrokkenheid van pleegzorg nodig is om zicht te houden op de opvoedsituatie van de kinderen en de overbelasting van de grootmoeder mz. Gelet hierop heeft de GI besloten dat het noodzakelijk is om duidelijke kaders te scheppen en een schriftelijke aanwijzing te geven waarin de contacten tussen de moeder en de kinderen zijn beperkt tot drie keer twee uur per week. Omdat er een aanzienlijk verschil is tussen de frequentie van de contactmomenten van de oorspronkelijke regeling en de in de schriftelijke aanwijzing opgenomen regeling, heeft de GI contact gehad met iHub. Het is wenselijk dat kan worden afgeweken van de richtlijn van iHub dat, wanneer er nog geen perspectiefplan is en er sprake is van een machtiging tot uithuisplaatsing in combinatie met pleegzorg, maximaal drie bezoekmomenten per week kunnen zijn. Hierna heeft iHUb aan de GI een nieuw voorstel gedaan en is een nieuwe contactregeling afgesproken van vier keer vier uren per week. Die contactregeling dient wat de GI betreft het uitganspunt te zijn voor de komende periode. Hoewel het ook de insteek van de GI is dat de kinderen bij de moeder worden geplaatst, is er eerst meer informatie nodig voordat daartoe kan worden overgegaan. De moeder is aangemeld bij het Nuance door Training & Advies (NTA) voor een onderzoek naar het risico van mogelijke intergenerationele overdracht als gevolg van de keuze van de moeder om uit te reizen naar Syrië en zich aan te sluiten bij IS. Het resultaat van dat onderzoek dient te worden afgewacht voordat verdere stappen kunnen worden ondernomen.
4.3.
De grootmoeder mz brengt tijdens de mondelinge behandeling het volgende naar voren. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven deels bij de grootmoeder mz en deels bij de grootvader mz en zijn partner. De grootmoeder mz heeft sinds april 2024 een burn-out en is op dit moment bezig met re-integreren. Het gezin werkt al een lange tijd toe naar een terugplaatsing van de kinderen bij de moeder. Het is niet praktisch dat bij de voorgestelde regeling van vier keer vier uren per weekt de vier uren niet over één dag verdeeld mogen worden. Als de moeder de kinderen naar school zou brengen is het contactmoment van vier uur ‘op’, terwijl de kinderen in die tijd vooral op school zitten. De grootmoeder mz kan de ondersteuning van de moeder bij de zorg voor de kinderen goed gebruiken en de kinderen genieten van het contact met de moeder.
4.4.
De grootvader mz brengt tijdens de mondelinge behandeling het volgende naar voren. De kinderen hebben geen last van de verschillende opvoedstijlen. De kinderen luisteren naar de moeder wanneer zij er is. Wanneer de moeder er niet is, luisteren de kinderen naar de grootouders. De kinderen zijn slim en veerkrachtig en passen zich aan de situatie aan. Wel missen zij de moeder. De grootvader mz heeft een voorstel voor een contactregeling gedaan, die minder contact tussen de moeder en de kinderen omvat dan oorspronkelijk was afgesproken, maar waar de grootvader en de grootmoeder mee uit de voeten kunnen. Dit nadat de GI had aangegeven dat het belangrijk is om een plan te maken waarin de grootouders worden ontlast.
De GI is hierover echter niet meer in gesprek gegaan en daarna volgde de schriftelijke aanwijzing. Dat vanuit de buitenschoolse opvang (BSO) het bericht zou komen dat de kinderen geen contact kunnen leggen met andere kinderen, klopt niet. De kinderen zijn een dag extra naar de BSO gegaan en om dat mogelijk te maken zijn er meer leidsters op de groep nodig vanwege de groepsgrootte.
4.5.
[naam 6] brengt tijdens de mondelinge behandeling als informant het volgende naar voren. Family Supporters heeft besloten dat traumabehandeling enkel kan worden ingezet, wanneer de moeder in aanwezigheid van de kinderen is. Hierbij is voorspelbaarheid belangrijk. Bij een contactregeling zoals opgenomen in de schriftelijke aanwijzing van de GI, is het niet in het belang van de kinderen om nu traumatherapie in te zetten.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:265f, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de GI, voor zover noodzakelijk in verband met de uithuisplaatsing van de minderjarige, de contacten tussen een met het gezag belaste ouder en de minderjarige beperken voor de duur daarvan. De beslissing van de GI geldt als een schriftelijke aanwijzing. Op verzoek van een met het gezag belaste ouder kan de kinderrechter een schriftelijke aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen verklaren (artikel 1:264 van het BW). Een schriftelijke aanwijzing moet worden beschouwd als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. In dat kader moet de kinderrechter beoordelen of het besluit zorgvuldig tot stand is gekomen, of de relevante belangen kenbaar zijn afgewogen en of het besluit deugdelijk is gemotiveerd. De kinderrechter kan op grond van artikel 1:265f, tweede lid, van het BW een zodanige regeling vaststellen als hem in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt.
De schriftelijke aanwijzing
5.2.
Vaststaat dat de moeder vaker bij de kinderen was dan zij met de GI had afgesproken. Dat de GI gelet op de ontstane feitelijke situatie ervoor heeft gekozen om afspraken vast te leggen en kaders te scheppen rondom de contactregeling door het geven van een schriftelijke aanwijzing op 12 juli 2024 komt de kinderrechter dan ook niet onredelijk voor. De inhoud van die schriftelijke aanwijzing voor zover dat betreft de punten onder 3. en 4. echter wel. Nog los van de inhoud van de aanwijzing onder 3. waarin een beslissende rol voor iHub lijkt te zijn weggelegd, is het geen aanwijzing die de moeder wel of niet kan nakomen. De aanwijzing onder 4. ziet op een beperking van het contact tussen de moeder en de kinderen naar driemaal per week twee uur. Hiermee wordt voorbijgegaan aan het doel van de wettelijke bevoegdheid van de GI om een schriftelijke aanwijzing te geven, namelijk om -in dit geval- de met het gezag belaste ouder te bewegen om in het vervolg mee te werken aan de uitvoering van een gewenste regeling. Het contact tussen de moeder en de kinderen wordt door de schriftelijke aanwijzing immers niet alleen drastisch ingeperkt ten opzichte van de feitelijke ontstane situatie maar óók ten opzichte van de afspraken die de GI daarover eerder met de moeder had gemaakt en nodig werden geacht om te bezien of terugplaatsing mogelijk is. Het beperken van contact tussen de moeder en de kinderen betekent een inbreuk op het recht op eerbiediging van het gezinsleven (family life) als bedoeld in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Deze inbreuk mag niet verder gaan dan in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is. Op basis van de beschikbare informatie kan niet worden geconcludeerd dat de beperking van het contact in de vorm van drie keer per week twee uur contact noodzakelijk is in verband met het doel van de uithuisplaatsing. Ook is onvoldoende onderbouwd dat deze aanwijzing het belang van de kinderen dient. Dat er zorgen zouden zijn geuit over de kinderen door de BSO die verband houden met de afgesproken regeling, kan de kinderrechter niet opmaken uit de overgelegde stukken. De regeling in de schriftelijke aanwijzing lijkt vooral zijn oorsprong te vinden in de voorwaarden van een pleegzorgcontract van iHub. Dat de regeling die de GI en de moeder hadden afgesproken maakt dat het pleegzorgcontract volgens iHub niet (langer) past, maakt de situatie ingewikkeld, maar kan en mag hierin niet leidend zijn. Daarmee zou afbreuk worden gedaan aan de regie die in de handen behoort te blijven van de GI opdat het belang van de kinderen vooropgesteld en leidend blijft.
5.3.
De kinderrechter concludeert dat de GI niet heeft voldaan aan haar verplichting om de schriftelijke aanwijzing deugdelijk en zorgvuldig te motiveren, zodat deze niet in stand kan blijven. De kinderrechter zal de schriftelijke aanwijzing van 12 juli 2024 vervallen verklaren voor zover deze ziet op de aanwijzingen onder 3. en 4.
De zorgregeling
5.4.
De kinderrechter acht de in de schriftelijke aanwijzing opgenomen regeling van drie maal per week twee uur contact tussen de moeder en de kinderen te beperkt. De kinderen hebben de moeder sinds 12 juli 2024 en tot aan de zitting wel volgens die regeling gezien. Belangrijk is dan ook dat het contact tussen de kinderen en de moeder de komende tijd weer wordt opgebouwd en dat dat zorgvuldig gebeurt. Bij het nu teruggaan naar de oorspronkelijke regeling waarbij de moeder iedere dag en gedurende drie nachten bij de kinderen in huis mocht zijn, is dat niet het geval. Bovendien is die regeling te ruim omschreven en gebleken is dat dat niet goed heeft gewerkt. Er is een duidelijk kader nodig. De kinderrechter acht daarom als uitgangspunt een contactregeling van vier keer per week vier uren aangewezen. Dit is een ondergrens en dient als vertrekpunt voor de komende periode. Dat de moeder de kinderen naar school mag brengen maar dat daarmee een blok van vier uur wordt volgemaakt ook al zijn de kinderen niet bij de moeder maar op school, lijkt de kinderrechter niet in het belang van de kinderen en zou niet het uitganspunt moeten zijn. Om tot een voor de kinderen passende regeling te kunnen komen zijn heldere afspraken nodig, maar ook openheid en een basis van vertrouwen. De moeder heeft ter zitting aangegeven bewust de GI niet ervan op de hoogte te hebben gesteld dat zij de kinderen veel vaker zag, omdat zij de GI niet vertrouwt. Van belang is dat partijen de komende tijd met elkaar om de tafel gaan om te komen tot een praktisch uitvoerbaar schema dat tegemoet komt aan de belangen van de kinderen totdat de duiding heeft plaatsgevonden. Daarbij oog hebbend voor de huidige omstandigheden, zoals dat de moeder nu een eigen woning heeft en grootmoeder mz voor haar werk nu weliswaar niet meer om 6.00u de deur uit hoeft, maar wel overbelast is. Een dag extra BSO geeft verlichting, maar is niet de oplossing. De grootvader mz heeft ter zitting opgemerkt een plan te hebben uitgewerkt waarmee het contact tussen de moeder en de kinderen weliswaar beperkter is dan voorheen, maar waar partijen wel mee uit de voeten zouden kunnen. Mogelijk kan dat een leidraad zijn. Belangrijk is dat er een manier wordt gevonden waarmee de grootouders worden ontlast en de moeder een belangrijk figuur in het leven van de kinderen kan zijn zonder nu de primaire opvoedrol te vervullen. Ook gelet op de therapie die de kinderen zullen moeten ondergaan. Er zijn vooralsnog geen signalen van de kinderen die een betekenisvolle uitbreiding van het contact met de moeder in de weg staan. Pleegzorg is al geruime tijd betrokken en de kinderechter acht het onwenselijk dat pleegzorg zich vlak voor het einde van het traject (de duiding staat volgens de GI nog in de weg aan thuisplaatsing) terugtrekt. Dat zal ook een verandering van de situatie geven en daarmee onrust voor de kinderen. Family Supporters kan meer betrokken raken, maar kan de taak en verantwoordelijkheid van pleegzorg niet overnemen. Het is belangrijk dat het gehele ‘systeem’ rondom de kinderen in tact blijft totdat er duidelijkheid is over de thuisplaatsing. Die duidelijkheid zal naar verwachting er binnen afzienbare tijd zijn.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst toe het verzoek tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing van de GI van 12 juli 2024 voor zover dat ziet op de aanwijzing onder 3. en 4.;
6.2.
stelt als contactregeling tussen de moeder en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vast:
dat zij vier keer per week vier uur omgang met elkaar hebben, waarbij de GI dient te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om het contact tussen de moeder en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verder uit te breiden;
6.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C.M. Persoon, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 20 september 2024, in aanwezigheid van L.M. Buurman als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.