ECLI:NL:RBROT:2024:9408

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 september 2024
Publicatiedatum
25 september 2024
Zaaknummer
C/10/683157 / JE RK 24-1638
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 6 september 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2019. De gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering heeft op 19 juli 2024 een verzoek ingediend om de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen voor de duur van een jaar, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing in een pleeggezin. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder, die belast is met het ouderlijk gezag, onvoldoende samenwerkt met de GI en dat de situatie van de minderjarige verslechterd is. De moeder heeft in april 2024 een ernstige val gemaakt en verblijft sindsdien in een revalidatiecentrum, wat het contact met de minderjarige bemoeilijkt. De kinderrechter heeft ook geconstateerd dat de vader en pleegvader niet zijn verschenen tijdens de mondelinge behandeling, ondanks dat zij correct zijn opgeroepen. De kinderrechter heeft de wettelijke criteria voor verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing als voldaan beschouwd en heeft besloten deze te verlengen tot 10 september 2025. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/683157 / JE RK 24-1638
Datum uitspraak: 6 september 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de GI, gevestigd te Amsterdam,
over
[minderjarige],
hierna te noemen: [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2019 in [geboorteplaats] ,
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam 1],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [plaatsnaam] ,
[naam 2] ,
hierna te noemen: de pleegouders, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
De kinderrechter merkt als informant aan:
[naam 3] ,
hierna te noemen: de vader, wonende in [plaatsnaam] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 19 juli 2024, ontvangen op 23 juli 2024;
  • het bericht met bijlagen van de GI van 30 augustus 2024, inhoudende het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 14 maart 2023 en correspondentie tussen de GI en de Raad voor de Kinderbescherming van 2 april 2024;
  • het e-mailbericht van de GI van 2 september 2024;
  • het intake- en onderzoeksverslag van Karakter, academisch centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie van 30 augustus 2024, door de GI ter zitting overgelegd.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 6 september 2024. Daarbij waren aanwezig:
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam 4] ;
- de pleegmoeder.
1.3.
De vader, de moeder en de pleegvader zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader, de moeder en de pleegvader wel juist zijn opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft in een perspectief biedend pleeggezin.
2.3.
Bij beschikking van 8 december 2023 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 10 september 2024. Bij deze beschikking heeft de kinderrechter tevens de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 10 september 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin te verlengen voor de duur van een jaar.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling en licht het als volgt toe. Sinds dat de rechtbank bij beschikking van 8 december 2023 heeft overwogen dat het perspectief van [minderjarige] bij het pleeggezin ligt, is de situatie verslechterd. De moeder is eind april 2024 van een flatgebouw gesprongen, waardoor zij zeven meter naar beneden is gevallen. De moeder verblijft sindsdien in een revalidatiecentrum. Voor [minderjarige] is het lastig om de moeder in het revalidatiecentrum te bezoeken. Hij zit niet graag in de auto en heeft moeite om aan de moeder te wennen. Er heeft één bezoekmoment plaatsgevonden, waarbij de vader onverwachts aanwezig was. Hij rook naar alcohol en gedroeg zich niet plezierig richting [minderjarige] . De GI heeft de vader gevraagd hiermee te stoppen, waarna de vader het revalidatiecentrum boos heeft verlaten. Sinds begin juli 2024 is er geen fysiek contact meer geweest tussen [minderjarige] en de ouders. De vader heeft één keer aan de GI gevraagd om [minderjarige] te kunnen zien. Nadat de GI hiervoor een datum heeft voorgesteld en de vader heeft aangegeven niet op deze datum te kunnen, is hij hier niet meer op teruggekomen. [minderjarige] vraagt niet naar de ouders. Het academisch centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie Karakter (hierna: Karakter) is ingezet om de geestelijke ontwikkeling van [minderjarige] te onderzoeken. Karakter adviseert om te bekijken of traumabehandeling voor [minderjarige] passend is, maar de moeder heeft hier vooralsnog geen toestemming voor gegeven. De moeder werkt onvoldoende samen met de GI. Zij geeft daarnaast geen toestemming voor het aanvragen van een DigiD voor [minderjarige] en weigert zijn identiteitsbewijs af te geven. Ook houdt zij contact met de GI af en erkent zij de medische problematiek van [minderjarige] niet. De GI is voornemens om de Raad na de zitting opnieuw te verzoeken een onderzoek te doen naar de noodzaak voor een gezagsbeëindigende maatregel.
4.2.
De pleegmoeder is het eens met het verzoek van de GI en licht daarnaast het volgende toe. [minderjarige] heeft een bovengemiddelde zorgbehoefte. Hij krijgt sondevoeding en is incontinent. Op school gaat het goed, maar ook daar dient altijd aandacht te zijn voor de zorgbehoefte van [minderjarige] .

5.De beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat [minderjarige] nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. [minderjarige] heeft een bovengemiddelde zorgbehoefte, welke door de moeder onvoldoende lijkt te worden erkend. Het onderzoek van Karakter is inmiddels afgerond. Karakter adviseert om [minderjarige] in zijn verdere ontwikkeling te blijven volgen en hierbij ook te overwegen of de inzet van traumabehandeling voor [minderjarige] passend zou kunnen zijn. Hiervoor is de toestemming van de moeder nodig. Het contact tussen de moeder en de GI is echter minimaal. De moeder geeft daarnaast geen toestemming voor het aanvragen van een DigiD voor [minderjarige] en ook weigert zij om zijn identiteitsbewijs af te geven. De kinderrechter acht het van belang dat de moeder bereikbaar is voor de GI, omdat zij belast is met het ouderlijk gezag over [minderjarige] en er belangrijke beslissingen over [minderjarige] moeten worden genomen. Het perspectief van [minderjarige] ligt niet meer bij een van de ouders. Als het de moeder onvoldoende lukt om voldoende bereikbaar te zijn voor de GI en haar gezag uit te oefenen, dient te worden onderzocht of de huidige maatregelen nog wel de geëigende maatregelen zijn. Het is de komende periode van belang dat er aandacht blijft voor het contact tussen [minderjarige] en de ouders en de geplande afspraken doorgang vinden. Het belang van [minderjarige] is hierin leidend.
5.2.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW). Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengen voor de duur van een jaar.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 10 september 2025;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 10 september 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 september 2024 door mr. J.C.M. Persoon, kinderrechter, in aanwezigheid van L.M. Buurman en mr. L.L.N. Snijder als griffiers, en op schrift gesteld op 12 september 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.