In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 september 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen ASR Schadeverzekering N.V. en een vrijwilliger die betrokken was bij een kringloopwinkel. De zaak betreft de aansprakelijkheid van de vrijwilliger voor schade die is ontstaan door een brand in de winkel, veroorzaakt door een achtergelaten brandende kaars. ASR, de brandverzekeraar van een naastgelegen bedrijf, vorderde een verklaring voor recht dat de vrijwilliger aansprakelijk was voor de schade en eiste schadevergoeding van in totaal € 649.352,35, plus bijkomende kosten. De vrijwilliger voerde verweer en stelde dat hij in particuliere hoedanigheid handelde, waardoor de Bedrijfsregeling Brandregres 2014 (BBR) van toepassing was, die verhaal op particulieren uitsluit.
De rechtbank oordeelde dat de vrijwilliger inderdaad als particulier moet worden aangemerkt, omdat hij geen financiële vergoeding ontving voor zijn werkzaamheden in de winkel en niet handelde in de uitoefening van een beroep of bedrijf. De rechtbank concludeerde dat ASR geen recht had op verhaal op de vrijwilliger op basis van de BBR, en wees de vorderingen van ASR af. ASR werd bovendien veroordeeld in de proceskosten van de vrijwilliger, die in totaal € 9.808,00 bedroegen. De rechtbank benadrukte dat de BBR een regeling van algemene aard is en dat de uitleg ervan objectief moet zijn, zonder rekening te houden met de intenties van de opstellers.