ECLI:NL:RBROT:2024:9390

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 september 2024
Publicatiedatum
24 september 2024
Zaaknummer
C/10/677764 / FA RK 24-3048
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling na echtscheiding met mediation als oplossing voor communicatieproblemen tussen ouders

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 5 september 2024, wordt een verzoek tot wijziging van de zorgregeling voor twee minderjarigen behandeld. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. H. Durdu, verzoekt om de zorgregeling te wijzigen, zodat de man, vertegenwoordigd door advocaat mr. P. E. Epping, de minderjarigen elke woensdag van school kan ophalen en hen met overnachting kan verzorgen. De man heeft echter nog geen eigen woning en is afhankelijk van de vrouw voor contact met de kinderen. De rechtbank constateert dat de communicatie tussen de ouders ernstig te wensen overlaat, wat de ontwikkeling van de kinderen negatief beïnvloedt. De raad voor de kinderbescherming adviseert om mediation in te schakelen om het vertrouwen tussen de ouders te herstellen en de communicatie te verbeteren. Partijen stemmen in met mediation, en de rechtbank houdt de beslissing over de definitieve zorgregeling aan tot 1 december 2024. In de tussentijd wordt een voorlopige zorgregeling vastgesteld, waarbij de man de kinderen elke woensdag ophaalt en terugbrengt. De rechtbank benadrukt het belang van het nakomen van afspraken om het vertrouwen te herstellen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/677764 / FA RK 24-3048
Beschikking van 5 september 2024 over de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: de zorgregeling)
in de zaak van:
[naam 1], hierna: de vrouw,
wonende te [plaatsnaam 1] ,
advocaat mr. H. Durdu te Rotterdam,
t e g e n
[naam 2], hierna: de man,
wonende te [plaatsnaam 2] ,
advocaat mr. P. E. Epping te Rotterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 22 april 2024;
  • het verweerschrift, met bijlagen, ingekomen op 27 mei 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 2 september 2024. Daarbij zijn verschenen:
  • partijen en advocaten voornoemd;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), in zijn adviserende rol, vertegenwoordigd door [naam 3] .

2.De vaststaande feiten

2.1.
Partijen zijn de ouders van de minderjarigen:
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2017 te [geboorteplaats] ;
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2020 te [geboorteplaats] .
2.2.
De man heeft de minderjarigen erkend.
2.3.
Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 23 november 2022 is – voor zover thans van belang – :
  • het ouderlijk gezag over de minderjarigen gewijzigd in die zin dat de man en de vrouw dit gezag over de minderjarigen vanaf de datum van deze beschikking gezamenlijk uitoefenen;
  • vastgesteld dat de minderjarigen in het kader van de zorgregeling bij de man zijn op woensdag van 14.00 tot 19.00 uur, waarbij de man de minderjarigen ophaalt en terugbrengt.

3.De beoordeling

3.1.
Zorgregeling
3.1.1.
De vrouw verzoekt de bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 23 november 2022 vastgestelde zorgregeling te wijzigen in die zin dat:
  • de man de minderjarigen elke woensdag van school ophaalt (en bij studiedagen om 12.00 uur bij de vrouw ophaalt) waarna de minderjarigen met overnachting tot vrijdagochtend bij de man verblijven, waarbij de man de minderjarigen op de vrijdagochtend naar school brengt;
  • tijdens de schoolvakanties de minderjarigen de eerste helft van de vakanties bij de man verblijven. Partijen zullen de vakanties in onderling overleg verdelen.
3.1.2.
De man voert gemotiveerd verweer.
3.1.3.
De rechtbank kan op verzoek van de gezaghebbende ouders of van een van hen op grond van artikel 1:253a in verbinding met artikel 1:377e BW een beslissing over een zorgregeling of een door ouders onderling getroffen zorgregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
3.1.4.
De vrouw stelt als gewijzigde omstandigheden dat de eerdere afspraken over de omgang tussen de man en de minderjarigen zijn gemaakt toen de man nog geen eigen woning had. De vrouw stelt dat zij ervan overtuigd is dat de man inmiddels een woning heeft zodat hij de minderjarigen met overnachting kan opvangen. Daarbij geven de minderjarigen aan meer behoefte te hebben aan contact met de man.
3.1.5.
De man bepleit afwijzing verzoek vrouw en stelt niet te kunnen voldoen aan het verzoek van de vrouw, omdat hij nog steeds niet beschikt over een eigen woning. De man heeft een brp historisch adressenoverzicht overgelegd waaruit dit blijkt.
3.1.6.
Uit de processtukken en het besprokene op de mondelinge behandeling is de rechtbank het volgende gebleken. De onderlinge communicatie tussen partijen laat zeer te wensen over. Het wantrouwen dat zij over en weer jegens elkaar hebben, maakt het lastig om goede ouders te zijn voor de minderjarigen, die hier op termijn ook zelf last van gaan krijgen. Daarbij lijkt de man de echtscheiding nog niet echt te hebben verwerkt. De echtscheiding was niet zijn keus en de gevolgen van de echtscheiding zijn voor de man heel groot. Hij heeft geen woning en is voor het contact met zijn kinderen afhankelijk van de vrouw. Hij werkt als zzp-er in de taxibranche en moet voor inkomen vrijdag, zaterdag en zondag werken. Beide partijen beschuldigen elkaar over en weer dat de door hen gemaakte afspraken niet worden nagekomen. De vrouw heeft chronische klachten en voelt zich door de man in de steek gelaten. Zij voelt of dat zij alle ballen in de lucht moet houden en dat de man zijn verantwoordelijkheid als ouder niet neemt. De minderjarigen hebben behoefte aan meer contact met de man en de vrouw heeft behoefte aan meer ondersteuning van de man met betrekking tot de zorg- en opvoedingstaken van de minderjarigen.
3.1.7.
De raad acht het van belang dat partijen samen in overleg gaan en stelt voor dat partijen in mediation gaan. Het is belangrijk dat het vertrouwen over en weer in elkaar wordt hersteld en dat partijen op enig moment weer op ouderniveau kunnen communiceren.
3.1.8.
Partijen zijn uiteindelijk overeengekomen een mediationtraject in te gaan om te trachten overeenstemming te bereiken over de zorgregeling en te trachten hun communicatie op ouderniveau te normaliseren. De rechtbank vindt dat als de communicatie tussen partijen niet verbeterd en zij geen begrip krijgen voor elkaars problemen, de nu bestande problemen tussen hen niet worden opgelost. Dat zal hun eigen geluk in de weg staan, maar wat de rechtbank zorgelijker vindt: dit is heel slecht voor een gezonde en evenwichtige ontwikkeling van hun kinderen. Er moet dus verandering plaatsvinden.
3.1.9.
De rechtbank zal in afwachting van het resultaat hiervan de beslissing op de definitieve zorgregeling aanhouden tot hierna te noemen datum.
3.1.10.
Partijen hebben vervolgens overeenstemming bereikt over een voorlopige zorgregeling in afwachting van de resultaten van de mediation.
De rechtbank acht deze voorlopige regeling in het belang van de minderjarigen en zal deze onderlinge regeling die partijen hebben getroffen opnemen in deze beschikking. Daarbij merkt de rechtbank op dat zij er van uitgaat dat deze regeling door beide partijen precies zal worden nagekomen. Het herstel van vertouwen in elkaar begint met het goed nakomen van de afspraken.
3.2.
Proceskosten
3.2.1.
Omdat nog geen eindbeslissing wordt gegeven, wordt nu ook nog geen beslissing genomen over de proceskosten.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
neemt op de onderlinge voorlopige zorgregeling die partijen over de minderjarigen hebben getroffen, te weten:
  • de man haalt iedere woensdag om 14.15 uur de minderjarige [minderjarige 1] op uit school en haalt daarna de minderjarige [minderjarige 2] op bij de vrouw;
  • de minderjarigen worden door de man op de woensdagavond om 19.00 uur weer bij de vrouw teruggebracht;
en voordat verder wordt beslist:
4.2.
bepaalt dat de behandeling van de zaak ten aanzien van de definitieve zorgregeling wordt aangehouden tot
1 december 2024 PRO FORMA, met verzoek aan de advocaten van partijen uiterlijk twee weken vóór laatstgenoemde datum schriftelijk aan de rechtbank te berichten over de resultaten van de mediation en daarbij tevens gemotiveerd aan te geven op welke manier volgens partijen moet worden voort geprocedeerd;
Deze beschikking is gegeven door mr. H.C.A. de Groot, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van P. Mansveld-Spierings, griffier, op 5 september 2024 .
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.