In deze beschikking van 22 augustus 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vaststelling van een onderhoudsbijdrage voor minderjarige kinderen. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.R. van de Water, verzocht om een door de man, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.K. Jap A Joe, te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt over de hoogte van de kinderbijdrage en heeft besloten om zonder nadere mondelinge behandeling een beslissing te nemen. De rechtbank heeft de ingangsdatum van de bijdrage vastgesteld op 8 december 2022, de datum waarop het verzoekschrift is ingediend.
De rechtbank heeft de behoefte van de minderjarigen vastgesteld op € 1.210,- per maand, en de draagkracht van de man en de vrouw berekend. De man heeft een netto besteedbaar inkomen van € 2.564,- per maand, terwijl de vrouw een netto besteedbaar inkomen van € 2.360,- per maand heeft. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de gezamenlijke draagkracht van beide ouders onvoldoende is om volledig in de behoefte van de minderjarigen te voorzien. Daarom is de bijdrage van de man vastgesteld op € 133,- per maand per kind voor de oudste twee minderjarigen en € 102,- per maand per kind voor de jongste twee.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de onderhoudsbijdrage jaarlijks per 1 januari moet worden verhoogd met de wettelijke indexering. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof Den Haag binnen drie maanden na de beschikking.