In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is op 18 september 2024 vonnis gewezen in een incident. De zaak betreft een vordering van [persoon A], die zijn appartement in de oude toestand hersteld wil zien door de vereniging V.V.E. [naam VvE] te Rotterdam. [persoon A] heeft meerdere vorderingen ingesteld tegen verschillende gedaagden, waaronder de vereniging en [persoon C]. De vorderingen omvatten onder andere de herstelwerkzaamheden aan het appartement, vergoeding van kosten van een deskundige, schadevergoeding wegens gederfd woongenot, en buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorderingen in totaal niet hoger zijn dan € 25.000,00, waardoor de kantonrechter bevoegd is om de zaak te behandelen. De rechtbank heeft besloten de zaak in zijn geheel te verwijzen naar de kantonrechter, waarbij de vereniging de gelegenheid krijgt om zich uit te laten over de bevoegdheid van de kantonrechter. De beslissing om de zaak te verwijzen is genomen op basis van de ambtshalve beoordeling door de rechtbank, waarbij het niet van belang is dat de vereniging geen incidentele vordering tot verwijzing heeft ingesteld. De zaak wordt aangehouden voor het nemen van een akte door de vereniging.