ECLI:NL:RBROT:2024:9383

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
24 september 2024
Zaaknummer
C/10/674308 / HA ZA 24-171
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid kantonrechter en cumulatie van vorderingen in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is op 18 september 2024 vonnis gewezen in een incident. De zaak betreft een vordering van [persoon A], die zijn appartement in de oude toestand hersteld wil zien door de vereniging V.V.E. [naam VvE] te Rotterdam. [persoon A] heeft meerdere vorderingen ingesteld tegen verschillende gedaagden, waaronder de vereniging en [persoon C]. De vorderingen omvatten onder andere de herstelwerkzaamheden aan het appartement, vergoeding van kosten van een deskundige, schadevergoeding wegens gederfd woongenot, en buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorderingen in totaal niet hoger zijn dan € 25.000,00, waardoor de kantonrechter bevoegd is om de zaak te behandelen. De rechtbank heeft besloten de zaak in zijn geheel te verwijzen naar de kantonrechter, waarbij de vereniging de gelegenheid krijgt om zich uit te laten over de bevoegdheid van de kantonrechter. De beslissing om de zaak te verwijzen is genomen op basis van de ambtshalve beoordeling door de rechtbank, waarbij het niet van belang is dat de vereniging geen incidentele vordering tot verwijzing heeft ingesteld. De zaak wordt aangehouden voor het nemen van een akte door de vereniging.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/674308 / HA ZA 24-171
Vonnis in incident van 18 september 2024
in de zaak van
[persoon A],
wonende te Rotterdam,
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. J. Groot Koerkamp te Zoetermeer,
tegen
1. de vereniging
V.V.E. [naam VvE] TE ROTTERDAM,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. E.J. Lichtenveldt te Rotterdam,
2.
[persoon B],
wonende te Rotterdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
,
niet verschenen,
3.
[persoon C],
wonende te Rotterdam,
gedaagde,
eiser in het incident,
advocaat mr. L.M. Bisschop te Dordrecht.
Partijen zullen hierna [persoon A] en (afzonderlijk) de vereniging, [persoon B] en [persoon C] genoemd worden. Gedaagden in de hoofdzaak worden gezamenlijk als ‘gedaagden’ aangeduid.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 24 januari 2024;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende de incidentele vordering tot verwijzing naar de kantonrechter van [persoon C] ;
  • de conclusie van antwoord van de vereniging;
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
[persoon C] vordert dat de rechtbank de zaak verwijst naar de kamer voor kantonzaken. [persoon A] refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
2.2.
In deze zaak zijn verschillende vorderingen ingesteld tegen verschillende gedaagden. [persoon A] vordert dat de vereniging wordt veroordeeld om zijn appartement in de oude toestand te herstellen conform de werkwijze zoals geadviseerd door een deskundige (vordering 1). Verder vordert hij dat gedaagden hoofdelijk worden veroordeeld tot vergoeding van de kosten van deze deskundige, te weten een bedrag van € 2.057,00 (vordering 2) en tot betaling van een schadevergoeding wegens – kort gezegd – gederfd woongenot (vordering 3). Deze vordering beloopt € 4.332,00 te vermeerderen met € 69,00 per maand vanaf 1 januari 2024 totdat het appartement in de oude toestand zal zijn hersteld. Ten slotte vordert [persoon A] veroordeling van gedaagden in de buitengerechtelijke incassokosten van € 840,28 (vordering 4).
2.3.
Vordering 1 is een vordering van onbepaalde waarde. Een dergelijke vordering wordt door de kantonrechter behandeld, als duidelijke aanwijzingen bestaan dat het daarbij om niet meer gaat dan € 25.000,00 (artikel 93 onder b Rv). Die situatie doet zich hier naar het voorlopig oordeel van de rechtbank voor. Uit het deskundigenbericht waarop [persoon A] zich beroept volgt immers dat de kosten voor de beoogde wijze van herstel worden geraamd op € 2.700,00.
2.4.
De overige vorderingen tellen op tot € 7.229,28. Vordering 3 heeft een open einde, omdat daarin mede een bedrag per maand wordt gevorderd totdat de herstelwerkzaamheden hebben plaatsgevonden. Wordt het totaalbedrag zoals bij dagvaarding van de vereniging gevorderd opgeteld bij de waarde van vordering 1 (artikel 94 lid 1 Rv), dan komt dit uit op een totaal van € 9.929,28. Gelet daarop is zeer aannemelijk dat het totale beloop van de omvang en de waarde van alle vorderingen bij elkaar opgeteld, dus inclusief de vordering met een open einde, niet hoger zal zijn dan € 25.000,00. Voor de vorderingen tegen de overige gedaagden geldt dit eens te meer.
2.5.
Op grond van het voorgaande heeft de rechtbank het voornemen de zaak in zijn geheel te verwijzen naar de kantonrechter, dus niet alleen de zaak tussen [persoon A] en [persoon C] . Voor de goede orde wijst de rechtbank erop dat het niet van belang is dat de vereniging geen incidentele vordering tot verwijzing heeft ingesteld. Het gaat hier om een ambtshalve te beoordelen kwestie.
2.6.
De vereniging heeft zich nog niet kunnen uitlaten over de eventuele bevoegdheid van de kantonrechter. Zij zal daartoe alsnog in de gelegenheid worden gesteld. De zaak wordt daarom verwezen naar de rol voor het nemen van een akte door de vereniging.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van
2 oktober 2024voor het nemen van een akte door de vereniging als bedoeld in 2.6;
3.2.
houdt iedere (verdere) beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2024.
[1980/3455]