Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 16 augustus 2024, met producties 1 tot en met 34;
- akte overlegging producties van WbR, met producties 35 tot en met 37;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 18;
- akte overlegging producties van WbR, met producties 38 tot en met 47;
- de pleitnota van WbR;
- de pleitnota van Eneco.
2.De feiten
take-or-payverplichting, op grond waarvan WbR is gehouden warmte af te nemen en daarvoor te betalen, ook als zij die warmte niet kan afzetten. WbR heeft voor de afname van restwarmte ook overeenkomsten gesloten met Uniper Benelux N.V, voorheen E.ON Benelux N.V. (hierna: Uniper) en Shell Nederland Raffinaderij B.V. (hierna: Shell).
Artikel 1 Definities
Op grond van deze Overeenkomst neemt Eneco de plicht op zich om gedurende een periode van éénendertig (31) jaren Industriële restwarmte als Basislast van Warmtebedrijf af te nemen, die deze gedurende die periode aan Eneco zal leveren.
Onder de condities en voorwaarden zoals vastgelegd in deze Overeenkomst zal Warmtebedrijf vanaf de Aanvangsdatum Industriële restwarmte als Basislast aan Eneco leveren en verkopen. Eneco zal deze Industriële restwarmte als Basislast van Warmtebedrijf afnemen (…). Eneco zal jaarlijks, twee weken voor 1 juli en 1 januari, de feitelijke verwachte warmtevraag voor het komende halfjaar doorgeven aan Warmtebedrijf.
Eneco zal onder de voorwaarden en de bepalingen van deze Overeenkomst, vanaf 1 januari 2020 tot aan de einddatum van deze Overeenkomst, minimaal 600.000 GJ van Warmtebedrijf afnemen voor de doorlevering aan eindverbruikers op grond van haar 100% Take-or-Pay verplichting en zal vanaf de Aanvangsdatum hiertoe de minimum jaarvolumes zoals weergegeven in de tabel onder bijlage 5 bij deze Overeenkomst gedurende het groeipad van de ingangsdatum tot 2020 bij Warmtebedrijf afnemen.
Indien en voor zover een der Partijen door overmacht verhinderd is enige verplichting na te komen zal deze Partij daarvan ontheven zijn in zo verre en voor zolang de overmachtsituatie de nakoming belet, onverminderd de verplichting om de gevolgen van de overmacht zoveel mogelijk te beperken en te trachten om de overmacht situatie zo spoedig mogelijk te verhelpen.
Onder overmacht voor Partijen wordt verstaan elke gebeurtenis of omstandigheid buiten enige controle van betrokkenen bij deze Overeenkomst (dat wil zeggen, die niet kan worden toegerekend aan een Partij in de zin van artikel 75 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek), zoals: natuurgeweld, oorlog, vijandelijkheden, opstand, terrorisme, calamiteiten, ongelukken met machines, installaties of leidingen. Onder overmacht wordt in ieder geval niet verstaan: (bedrijfs-)economische omstandigheden en ontwikkelingen alsmede andere omstandigheden die normaal gesproken binnen de risicosfeer van de betreffende Partij liggen en dientengevolge niet als overmacht in de zin van artikel 75 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek en dit artikellid worden aangemerkt.
De Partij die de overmacht inroept zal onmiddellijk de andere Partij inlichten en zo snel als redelijkerwijs mogelijk is de andere Partij schriftelijk berichten over de gebeurtenis op grond waarvan overmacht wordt ingeroepen met vermelding van de oorzaak, omvang en reikwijdte van de gebeurtenis alsmede tijdens de gebeurtenis regelmatig in overleg treden met de andere Partij waarbij de andere Partij wordt geïnformeerd over elke wijziging in omstandigheden in relatie tot de gebeurtenis en over de inspanningen die worden ondernomen om de effecten van de overmacht te mitigeren. De Partij die overmacht inroept zal de andere Partij voorzien van alle details in relatie tot de gebeurtenis van overmacht die in redelijkheid door de andere Partij gevraagd worden. De Partij die overmacht inroept zal de andere Partij voorzien van een niet bindende inschatting van de datum waarop de Partij verwacht dat de gebeurtenis van overmacht tot een einde komt.
Partijen zullen zich redelijkerwijs inspannen om de effecten van enige gebeurtenis van overmacht te mitigeren en om samen te werken om een plan voor herstelmaatregelen of alternatieve maatregelen te ontwikkelen en uit te voeren om de gebeurtenis of omstandigheden van overmacht op te heffen.
Indien en voor zover overmacht als in dit artikel bedoeld zich voordoet, zal de Partij
Onverlet de verplichting van het Warmtebedrijf in het kader van de zogeheten
Onverlet hetgeen bepaald is in artikel 7 kan Eneco in situaties waarin Warmtebedrijf zich beroept op overmacht als bedoeld in lid 6 van dit artikel niet worden verplicht de afname van warmte geheel of gedeeltelijk te continueren en kan pro rato niet worden gehouden aan haar Take-or-Pay verplichting zoals bedoeld in deze Overeenkomst. Partijen zullen zich redelijkerwijs inspannen om de effecten van overmacht te mitigeren en om samen te werken om de overmacht op te heffen. Warmtebedrijf zal zich inspannen te zorgen dat de daaruit resulterende warmtelevering zo veel en zo snel mogelijk weer kan worden gekwalificeerd als Industriële restwarmte.
De Overeenkomst treedt in werking op het moment van ondertekening en heeft een duur van 31 jaar vanaf de Aanvangsdatum. De feitelijke Aanvangsdatum wordt door
(…)
Namens cliënte Eneco Warmte & Koude Leveringsbedrijf B.V. (Eneco) berichten wij u als volgt.
Wij verwijzen naar de warmteleveringsovereenkomst van 26 maart 2010 (zoals gewijzigd bij addenda I t/m IV, hierna tezamen de WLO) gesloten tussen Eneco en (nu) Warmtebedrijf EXPLOITATIE N.V. (WBR).
Op 21 en 22 september 2023 heeft er een brand gewoed op het terrein van afvalverwerker AVR in Rotterdam. Sindsdien levert WBR geen industriële restwarmte meer aan Eneco onder de WLO. WBR schiet daarmee ontegenzeglijk tekort in de nakoming van haar leveringsverplichting uit hoofde van artikel 2.2 WLO (levering van industriële restwarmte). Hierbij komt dat WBR evenmin reservecapaciteit heeft ingezet of op andere wijze in de warmtelevering heeft voorzien. Daarmee schiet WBR ook tekort in haar verplichting uit hoofde van artikel 7.2 WLO (bedrijfszekerheid).
Als gevolg van deze tekortkomingen van WBR, alsmede de opstelling van WBR sindsdien, is iedere zekerheid van warmtelevering door WBR weggevallen. Bij Eneco bestaat niet langer vertrouwen in WBR als warmteleverancier. WBR biedt eenvoudigweg niet de zekerheid van bestendige warmtelevering die het fundament van de WLO en de Rotterdamse warmteketen vormt. Dit dwingt Eneco WBR het volgende mede te delen.
Eneco ontbindt hierbij de WLO op grond van artikel 6:265 BW per 1 december 2023.
Aan alle vereisten van artikel 6:265 BW is voldaan. Op grond van artikel 6:265 BW geeft iedere tekortkoming van WBR in de nakoming van haar verbintenissen onder de WLO aan Eneco het recht om de WLO te ontbinden. De WLO bevat geen beperking van dit recht op ontbinding. Zoals hierboven uiteengezet, schiet WBR in ieder geval tekort in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van artikel 2.2 en 7.2 WLO.
Beide tekortkomingen rechtvaardigen de ontbinding van de WLO, gezien de omvang en duur van de uitval, alsmede het wegvallen van leverings- en bedrijfszekerheid. Daarmee zijn, zoals opgemerkt, de basisvoorwaarden voor de WLO weggevallen. Eneco heeft sterk de indruk dat WBR niet binnen afzienbare termijn in staat zal zijn de warmtelevering te hervatten, dan wel reservecapaciteit in te zetten. WBR kan nog steeds niet zeggen wanneer zij wel weer industriële restwarmte kan leveren. Daar staat tegenover het grote maatschappelijke belang van Eneco. Duizenden klanten zijn afhankelijk van Eneco voor de warmtevoorziening en het is aan Eneco om te voorkomen dat er problemen ontstaan, zeker met het oog op de aankomende winter.
Mocht WBR zich ter zake van deze ontbinding op overmacht beroepen, merkt Eneco het volgende op. Bij brief van 5 oktober 2023 heeft WBR een beroep op overmacht gedaan. Eneco betwist dat WBR een beroep op overmacht toekomt. Voor zover hier relevant, zij opgemerkt dat WBR in voormelde brief zelf stelt dat zij niet meer in staat is om haar warmteleveringsverplichtingen uit hoofde van de WLO na te komen. Daarmee staat WBR's tekortkoming vast. Enig beroep van WBR op overmacht doet niet af aan het ontbindingsrecht van Eneco. Toerekenbaarheid van de tekortkoming is voor ontbinding niet vereist.
Voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, ontstaat de bevoegdheid tot ontbinding wanneer de schuldenaar in verzuim is. In ieder geval is sprake van een tijdelijke onmogelijkheid, nu WBR – ook naar eigen zeggen – thans feitelijk niet in staat is industriële restwarmte te leveren dan wel reservecapaciteit in te zetten. Zelfs indien en voor zover verzuim wel vereist zou zijn, dan geldt dat WBR van rechtswege in verzuim is gelet op haar verklaring. Ten overvloede heeft Eneco bij brief van 29 september 2023 WBR in gebreke gesteld en gesommeerd om binnen zeven dagen de warmtelevering aan Eneco te hervatten. Dat heeft WBR niet gedaan. WBR is dus hoe dan ook in verzuim.(…)”
3.Het geschil
4.De beoordeling
back-to-backverplichtingen is aangegaan met AVR. Eneco heeft weliswaar aangevoerd dat zij voor het komende seizoen over voldoende warmtecapaciteit beschikt, maar ook zij heeft aangegeven op korte termijn duidelijkheid te willen over de verhoudingen tussen partijen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is daarmee is een voldoende spoedeisend belang gegeven.
,zoals onder meer een calamiteit, met dien verstande dat daaronder niet vallen omstandigheden die normaliter binnen de risicosfeer van de betreffende partij vallen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter brengt Haviltex-uitleg van de overeenkomst, waarbij groot gewicht toekomt aan de gebruikelijke betekenis van het woord, mee dat de zeer grote brand bij AVR is aan te merken als een calamiteit. Eneco heeft wel aangevoerd dat de brand bij AVR in de eigen risicosfeer van WbR ligt, omdat het niet leveren van warmte door een toeleverancier zoals AVR niet kan worden aangemerkt als overmacht, maar dat verweer gaat niet op. Een calamiteit als hier aan de orde is niet gelijk te stellen aan de zo nu en dan voorkomende, min of meer gebruikelijke en te verwachten beperkte verstoringen in de warmte-levering wegens problemen bij de toeleverancier van WbR die inderdaad, in de relatie tot Eneco, in de risicosfeer van WbR liggen.