ECLI:NL:RBROT:2024:9351

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
24 september 2024
Zaaknummer
FT RK 24/710
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek tot gedwongen schuldregeling op basis van onvoldoende bewijs van afloscapaciteit

Op 18 september 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoeker die een gedwongen schuldregeling wilde aanvragen. De verzoeker had op 4 juni 2024 een verzoek ingediend op basis van artikel 287a lid 1 van de Faillissementswet, waarbij hij een aantal schuldeisers, waaronder ANWB en Esso, een schuldregeling had aangeboden. De rechtbank oordeelde dat het voorstel van de verzoeker niet het uiterste was waartoe hij in staat moest worden geacht. De rechtbank stelde vast dat het aanbod, dat gebaseerd was op een saneringskrediet en de huidige inkomsten uit een PW-uitkering, onvoldoende aannemelijk maakte dat de verzoeker niet in staat was om minimaal 36 uur per week te werken.

Tijdens de zitting op 4 september 2024 waren de schuldeisers, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De rechtbank overwoog dat de vorderingen van ANWB en Esso een klein percentage van de totale schuldenlast vormden en dat hun belangen zwaarder wogen dan die van de verzoeker. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker niet voldoende had aangetoond dat zijn afloscapaciteit blijvend en het maximaal haalbare was. Daarom werd het verzoek om ANWB en Esso te bevelen in te stemmen met de schuldregeling afgewezen. De rechtbank zal in een afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 18 september 2024
afwijzen gedwongen schuldregeling
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 4 juni 2024, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a lid 1 Faillissementswet ingediend om een aantal schuldeisers, te weten:
  • ANWB, hierna te noemen: ANWB;
  • Esso Ruyven Tankstation, in behandleing bij LAVG TankCollect, hierna te noemen: Esso;
die weigeren mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
LAVG TankCollect heeft voorafgaand aan de zitting namens Esso een verweerschrift ingediend.
Ter zitting van 4 september 2024 zijn verschenen en gehoord:
  • mevrouw [persoon A] , werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna te noemen schuldhulpverlener);
  • de heer [persoon B] .
Ter zitting van 4 september 2024 is telefonisch gehoord:
- verzoeker.
De schuldeisers zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift zestien schuldeisers, waarvan twee preferente en veertien concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 11.213,12 van verzoeker te vorderen. Verzoeker heeft bij brief van 29 februari 2024 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 16,48% aan de preferente schuldeisers en 8,24% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoeker is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van zijn PW-uitkering. Verzoeker heeft vanuit de gemeente geen ontheffing van de sollicitatieverplichting. Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn beschermingsbewindvoerder voldaan.
Veertien schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. ANWB en Esso stemmen hier niet mee in. Zij hebben een vordering van € 527,73 op verzoeker.

3.Het verweer

In haar verweerschrift stelt Esso zich op het standpunt dat de schuld niet ter goede trouw is ontstaan. De vordering betreft namelijk tanken zonder te betalen. Verzoeker heeft onvoldoende gemotiveerd, waarom van Esso niet kan worden verwacht dat zij weigeren in te stemmen met het verzoek. Verzoeker is wel degelijk in staat om inkomsten uit arbeid te genereren ten behoeve van zijn schuldeisers. Medische onderbouwing waaruit anders zou blijken is door verzoeker niet overgelegd. Het aanbod is hierdoor niet het maximaal haalbare.
ANWB heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten schriftelijk toe te lichten.
Hoewel behoorlijk opgeroepen hebben Esso en ANWB geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid hun standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van ANWB en Esso bij hun weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of ANWB en Esso in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
Vooropgesteld wordt dat de vorderingen van ANWB en Esso een aandeel vormt in de totale schuldenlast (te weten 4,7% daarvan). Gelet daarop zal niet snel kunnen worden geoordeeld dat ANWB en Esso in redelijkheid niet konden weigeren om met de schuldregeling in te stemmen.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Het aanbod betreft een saneringskrediet gebaseerd op het huidige inkomsten uit hoofde van een PW-uitkering. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is onvoldoende duidelijk geworden dat verzoeker niet in staat zou zijn om (minimaal) 36 uur per week te werken. De rechtbank kan dus niet zonder meer vaststellen dat de huidige afloscapaciteit van verzoeker blijvend en het maximaal haalbare is dat kon worden aangeboden aan de schuldeisers. Voor de rechtbank is onvoldoende gewaarborgd dat verzoeker het maximale ten behoeve van zijn schuldeisers zal afdragen.
Als dit aanbod vergeleken wordt met de situatie dat verzoeker zou worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling, dan geldt dat dit aanbod gunstiger lijkt voor de schuldeisers omdat daarbij, anders dan in de schuldsaneringsregeling, geen kosten voor bewindvoerderssalaris en griffierecht verschuldigd zijn. Zoals de rechtbank echter heden bij afzonderlijke uitspraak zal beslissen, voldoet verzoeker niet aan de vereisten voor toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Hiervan uitgaande, dient het aanbod vergeleken te worden met de situatie dat geen sprake is van een toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling. Die vergelijking leidt tot de vaststelling dat onvoldoende aannemelijk is dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moeten worden geacht. Immers, verzoeker kan geacht worden in staat te zijn om ook na 36 maanden nog aflossingen te doen aan zijn schuldeisers.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de belangen van ANWB en Esso als weigerende schuldeiser zwaarder wegen dan die van verzoeker of de overige schuldeisers. Het verzoek om ANWB en Esso te bevelen in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling wordt daarom afgewezen.
De rechtbank zal bij afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek om een gedwongen schuldregeling te bevelen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van
S.R.L.T. Peek, griffier, in het openbaar uitgesproken op 18 september 2024. [1]

Voetnoten

1.