ECLI:NL:RBROT:2024:9345

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 september 2024
Publicatiedatum
24 september 2024
Zaaknummer
C/10/670534 / FA RK 23-9124
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling na echtscheiding met betrekking tot minderjarigen

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 6 september 2024, is de zorgregeling voor de minderjarigen van partijen vastgesteld. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A.C.M. van Lieshout, verzocht om een wijziging van de zorgregeling, waarbij de man, die momenteel geen vaste woon- en verblijfplaats heeft, de minderjarigen elke zaterdag van 10.30 uur tot 17.00 uur bij zich zou hebben. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 augustus 2024 hebben partijen overeenstemming bereikt over de weekendregeling, maar de rechtbank heeft benadrukt dat de man deze regeling moet nakomen om teleurstellingen voor de minderjarigen te voorkomen. De rechtbank heeft ook het verzoek van de vrouw om een vakantieregeling afgewezen, gezien de onduidelijkheid over de woonomstandigheden van de man. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en bepaald dat elke partij zijn eigen proceskosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. H.C.A. de Groot, kinderrechter, en kan worden aangevochten bij het gerechtshof Den Haag binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/670534 / FA RK 23-9124
Beschikking van 6 september 2024 over de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: de zorgregeling)
in de zaak van:
[naam 1], hierna: de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend geheim adres,
advocaat mr. A.C.M. van Lieshout te Capelle aan den IJssel,
t e g e n
[naam 2], hierna: de man,
wonende te [plaatsnaam] (briefadres).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 14 december 2023;
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 23 augustus 2024. Daarbij zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de man,
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), in zijn adviserende rol, vertegenwoordigd door [naam 3] .
1.3.
De oudste minderjarige, gelet op haar leeftijd, in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij heeft hier geen gebruik van gemaakt.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Het huwelijk van partijen is op 15 maart 2018 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 2 februari 2018 in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Partijen zijn de ouders van de minderjarigen:
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2011 te [geboorteplaats 1] ;
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2017 te [geboorteplaats 2] .
2.3.
Partijen hebben een ouderschapsplan opgesteld, dat zij op 14 december 2017 hebben ondertekend en welk ouderschapsplan deel uitmaakt van de echtscheidingsbeschikking van 2 februari 2018.
2.3.1.
Met betrekking tot de zorgregeling geldt de afspraak conform artikel 3.1 van het door partijen ondertekende ouderschapsplan dat:
- de minderjarigen elke zaterdag om 10.00 uur door hun vader worden opgehaald en om 17.00 uur worden thuisgebracht bij de moeder.
2.4.
Het ouderlijk gezag over de minderjarigen wordt door de ouders gezamenlijk uitgeoefend.
2.5.
De vrouw heeft de Eritrese nationaliteit en de man en de minderjarigen hebben de Nederlandse nationaliteit.

3.De beoordeling

Rechtsmacht
3.1.1.
Omdat de gewone verblijfplaats van de minderjarige in Nederland is gelegen, is de Nederlandse rechter op grond van artikel 7 van Brussel II-ter bevoegd te beslissen op het verzoek tot wijziging van de zorgregeling.
Toepasselijk recht
3.1.2.
De Nederlandse rechter past op grond van artikel 17 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag van 1996 Nederlands recht op het verzoek toe.
3.2.
Zorgregeling
3.2.1.
De vrouw verzoekt een regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) vast te stellen, in die zin dat zij verzoekt te bepalen dat:
  • de minderjarigen bij man verblijven iedere week op zondag 10.00-17.00 uur waarbij man haalt en brengt alsmede
  • dat de minderjarigen gedurende de schoolvakanties bij de man verblijven twee dagen per vakantieweek, zulks in onderling overleg vast te stellen met de vrouw,
een en ander onder gelijktijdige wijziging van de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 2 februari 2018 en het daarvan deel uitmakende ouderschapsplan dat partijen hebben ondertekend op 14 december 2017 op dat punt.
Overeenstemming met betrekking tot de weekendregeling
3.3.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen met betrekking tot de weekendregeling overeenstemming bereikt in die zin dat zij het navolgende zijn overeengekomen:
- de man heeft de minderjarigen met ingang van 10 oktober 2024 bij zich iedere zaterdag van 10.30 uur tot 17.00 uur, waarbij de overdracht van de minderjarigen zal plaatsvinden op station Lombardijen te Rotterdam.
3.4.
De rechtbank overweegt als volgt.
3.4.1.
Eerst gedurende de behandeling van het wijzigingsverzoek met betrekking tot de zorgregeling is naar voren gekomen dat de man al twee jaar niet meer over vaste woonruimte beschikt. Hij verblijft afwisselend bij familieleden en/of vrienden. Tijdens de mondelinge behandeling verklaart de man dat hij desalniettemin in staat is de overeengekomen zorgregeling nauwgezet na te komen.
3.4.2.
Hoewel partijen tijdens de mondelinge behandeling overeenstemming hebben bereikt vraagt de rechtbank zich (met de raad) van af in hoeverre een contactregeling van één zaterdag in de week haalbaar is zolang de man niet over zelfstandige woonruimte beschikt. Ook de vrouw, die ter zitting is overvallen met informatie over de woonsituatie van de man, vraagt zich af of de man in staat is het door partijen op zitting afgesproken wekelijkse contact tussen hem en de minderjarigen na te komen. Ondanks haar bedenkingen, geeft zij de man het voordeel van de twijfel, omdat zij het in het belang van de minderjarigen acht dat deze op een regelmatige basis contact moeten kunnen hebben met hun vader en hier ook behoefte aan hebben.
3.4.3.
Evenals de vrouw hecht de rechtbank er veel waarde aan dat minderjarige kinderen op een regelmatige basis contact kunnen hebben met hun beide ouders. De rechtbank acht de door partijen overeengekomen zorgregeling van een dag in de week dan ook in het belang van de minderjarigen. Echter met dien verstande dat de man naar het oordeel van de rechtbank deze door partijen overeengekomen zorgregeling wel
nauwgezetdient na te komen. Als dit de man niet lukt, is een minder frequente regeling die hij wel stipt nakomt, meer in het belang van de minderjarigen omdat iedere keer als de man niet komt opdagen, dit voor de minderjarigen een teleurstelling is. De rechtbank heeft de man erop gewezen dat het maken van een afspraak over de zorgregeling niet vrijblijvend is en dat de vrouw eventueel als de man zich niet aan de afspraak houdt, aan de rechter kan vragen een dwangmiddel te bepalen.
3.5.
De rechtbank zal de onderlinge regeling die partijen hebben getroffen opnemen in deze beschikking, met inachtneming van het vorenstaande.
De vakantieregeling
3.6.
Omdat de man al gedurende twee jaren niet over zelfstandige woonruimte beschikt en afwisselende verblijfplaatsen heeft bij vrienden en/of familie en het onduidelijk is op welke termijn de man wel over zelfstandige woonruimte zal beschikken, acht de rechtbank het thans vaststellen van een vakantieregeling voor een onbepaald moment in de toekomst niet in het belang van de minderjarigen.
Het verzoek van de vrouw zal op dit punt worden afgewezen.
3.7.
Proceskosten
3.7.1.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijzigt de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 2 februari 2018 en het daarin opgenomen ouderschapsplan van 14 december 2017 in die zin dat de tussen partijen overeengekomen regeling over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken wordt vastgesteld als volgt:
- met ingang van 10 oktober 2024 heeft de man de minderjarigen bij zich iedere zaterdag van 10.30 uur tot 17.00 uur, waarbij de overdracht van de minderjarigen zal plaatsvinden op station Lombardijen te Rotterdam;
4.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.C.A. de Groot, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van P. Mansveld-Spierings, griffier, op 6 september 2024.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.