ECLI:NL:RBROT:2024:9344

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 september 2024
Publicatiedatum
24 september 2024
Zaaknummer
FT RK 24/948 en FT RK 24/949
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een schuldregeling met meerdere schuldeisers

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 september 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling, ingediend door verzoeker op 15 juli 2024. Verzoeker heeft dertien schuldeisers, waarvan twee preferente en elf concurrente, met een totale vordering van € 29.498,51. Hij heeft een schuldregeling aangeboden die voorziet in een betaling van 3,96% aan de preferente en 1,98% aan de concurrente schuldeisers. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm en houdt rekening met de afloscapaciteit van verzoeker, die fulltime werkt als catering medewerker.

Twaalf van de dertien schuldeisers hebben ingestemd met de regeling, maar Stichting DUWO heeft geweigerd. Tijdens de zitting op 12 september 2024 is vastgesteld dat Stichting DUWO, ondanks een oproep, niet is verschenen. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker en de instemmende schuldeisers afgewogen tegen de belangen van Stichting DUWO, die een gering aandeel van 2,1% in de totale schuldenlast vertegenwoordigt. De rechtbank concludeert dat de aangeboden regeling het maximaal haalbare is voor verzoeker en dat de instemming van de overige schuldeisers zwaarder weegt dan de weigering van Stichting DUWO.

De rechtbank heeft daarom het verzoek om Stichting DUWO te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en de kosten van de procedure aan Stichting DUWO opgelegd. Tevens is het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de gedwongen schuldregeling in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en kan binnen acht dagen na uitspraak in hoger beroep worden aangevochten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer 1] – [nummer 2]
uitspraakdatum: 19 september 2024
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 15 juli 2024, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een aantal schuldeisers, te weten:
  • De Friesland Zorgverzekeraar (hierna: Friesland Zorgverzekeraar);
  • Stichting DUWO, in behandeling bij Lawpoint Gerechtsdeurwaarders (hierna: Stichting DUWO);
die weigeren mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Friesland Zorgverzekeraar heeft voorafgaande aan de zitting, bij brief van 3 september 2024, aan de rechtbank te kennen gegeven dat zij op 28 augustus 2024 alsnog hebben ingestemd met de aangeboden schuldregeling.
Stichting DUWO heeft voorafgaand aan de zitting op 10 september 2024 een verweerschrift aan de rechtbank toegezonden.
Ter zitting van 12 september 2024 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw [persoon A] , werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlener).
De weigerende schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift dertien schuldeisers, waarvan twee preferente en elf concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 29.498,51 van verzoeker te vorderen. Verzoeker heeft bij brief van 16 mei 2024 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 3,96% aan de preferente schuldeisers en 1,98% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De aangeboden regeling is gebaseerd op de afloscapaciteit die verzoeker heeft op basis van zijn dienstbetrekking. Verzoeker werkt fulltime en heeft een arbeidscontract voor (on)bepaalde tijd. Verzoeker werkt als catering medewerker op de universiteit en doet dit al voor een periode langer dan twee jaar. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn budgetbeheerder voldaan.
Twaalf schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Stichting DUWO stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 628,02 op verzoeker, welke 2,1% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

Stichting DUWO stelt zich op het standpunt dat verzoeker een jonge man van 36 jaar is die nog ruim 30 jaar actief kan deelnemen aan de arbeidsmarkt. Gelet op de huidige arbeidsmarkt ziet Stichting DUWO genoeg kansen en mogelijkheden voor verzoeker om op korte tijd een betere baan te vinden, waarna hij een beter voorstel kan voorleggen.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft Stichting DUWO geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Stichting DUWO bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Stichting DUWO in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van Stichting DUWO een gering aandeel vormt in de totale schuldenlast van 2,1%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk twaalf van de dertien schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker beschikt over een fulltime baan, op basis van een arbeidsovereenkomst voor (on)bepaalde tijd. Dat betekent dat verzoeker reeds voldoet aan de in de schuldsaneringsregeling bestaande werkverplichting voor 36 uur per week. Voldoende aannemelijk is geworden dat hij in de komende jaren geen inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan zijn huidige inkomen, waardoor het huidige inkomen van verzoeker het maximaal haalbare is. Door schuldhulpverlening is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoeker het maximale ten behoeve van zijn schuldeisers zal afdragen, is voldaan. Verzoeker zit in budgetbeheer. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoeker van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoeker zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoeker die vanuit een stabiele situatie zijn schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van Defam Credit, die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om Defam Credit te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
Defam Credit zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoeker zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden en dat hij niet verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt Defam Credit om in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt Defam Credit in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van S.R.L.T. Peek, griffier, in het openbaar uitgesproken op 19 september 2024. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.