In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 september 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling, ingediend door verzoeker op 15 juli 2024. Verzoeker heeft dertien schuldeisers, waarvan twee preferente en elf concurrente, met een totale vordering van € 29.498,51. Hij heeft een schuldregeling aangeboden die voorziet in een betaling van 3,96% aan de preferente en 1,98% aan de concurrente schuldeisers. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm en houdt rekening met de afloscapaciteit van verzoeker, die fulltime werkt als catering medewerker.
Twaalf van de dertien schuldeisers hebben ingestemd met de regeling, maar Stichting DUWO heeft geweigerd. Tijdens de zitting op 12 september 2024 is vastgesteld dat Stichting DUWO, ondanks een oproep, niet is verschenen. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker en de instemmende schuldeisers afgewogen tegen de belangen van Stichting DUWO, die een gering aandeel van 2,1% in de totale schuldenlast vertegenwoordigt. De rechtbank concludeert dat de aangeboden regeling het maximaal haalbare is voor verzoeker en dat de instemming van de overige schuldeisers zwaarder weegt dan de weigering van Stichting DUWO.
De rechtbank heeft daarom het verzoek om Stichting DUWO te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en de kosten van de procedure aan Stichting DUWO opgelegd. Tevens is het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de gedwongen schuldregeling in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en kan binnen acht dagen na uitspraak in hoger beroep worden aangevochten.