In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 september 2024 een beschikking gegeven over de zorgregeling voor een minderjarige na de echtscheiding van de ouders. De vrouw verzocht om een wijziging van de zorgregeling, zodat de minderjarige ook doordeweeks bij de man zou verblijven. De man, die als vrachtwagenchauffeur werkt, kon hier echter niet aan voldoen vanwege zijn werkverplichtingen. De rechtbank oordeelde dat het in het belang van de minderjarige is dat er een zorgregeling wordt vastgesteld die ook daadwerkelijk nageleefd kan worden. De rechtbank heeft de bestaande regeling aangepast, waarbij de minderjarige eenmaal in de twee weken van vrijdag uit school tot maandagochtend bij de man verblijft. De regeling voor schoolvakanties en feestdagen werd ook vastgesteld, waarbij de minderjarige de helft van de vakanties bij elke ouder doorbrengt. De rechtbank benadrukte het belang van een werkbare regeling voor beide ouders, om conflicten te voorkomen en de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.