ECLI:NL:RBROT:2024:9341

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 september 2024
Publicatiedatum
23 september 2024
Zaaknummer
10-119450-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van witwassen van een groot geldbedrag afkomstig uit phishing bankfraude

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 september 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplegen van witwassen van een groot geldbedrag, afkomstig uit phishing bankfraude. De verdachte, geboren in 1991 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A.T. Bol. De officier van justitie, mr. J.M. Bonnes, had een gevangenisstraf van 18 maanden geëist, maar de rechtbank kwam tot een andere conclusie.

De rechtbank oordeelde dat wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met anderen een bedrag van € 64.924,- had verworven en voorhanden had gehad, terwijl hij wist dat dit geld van misdrijf afkomstig was. De verdachte had erkend dat hij de Finom-bankrekening had geopend en dat hij de bijbehorende bankapplicatie op zijn telefoon gebruikte. Op 2 maart 2024 was er een storting van € 64.924,- op zijn rekening, gevolgd door geldopnames van € 400,- en € 500,-. De rechtbank achtte het niet aannemelijk dat de verdachte geen wetenschap had van de herkomst van het geld, gezien de omstandigheden en de inhoud van de chatgesprekken op zijn telefoon.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van de andere tenlastegelegde feiten, waaronder computervredebreuk en diefstal door middel van valse sleutel, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid bij deze feiten. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden en werd de in beslag genomen Samsung telefoon verbeurd verklaard. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte van de relevante feiten was vrijgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-119450-24
Datum uitspraak: 16 september 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1991,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting [naam PI] ,
raadsvrouw mr. A.T. Bol, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2 september 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.M. Bonnes heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering feit
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde witwassen van de geldbedragen van € 64.924,- en € 900,-. Niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte wetenschap had van de overboekingen van in totaal € 64.924,- op 2 maart 2024 op zijn bankrekening. De verdachte had geen zeggenschap over zijn rekening. Ook is niet wettig en overtuigend bewezen dat het de verdachte is geweest die een bedrag van € 900,- van zijn rekening heeft gepind. Tevens kan op grond van het procesdossier niet met zekerheid worden vastgesteld dat het geldbedrag van € 64.924,- afkomstig was uit misdrijf. Voorts is geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en anderen, zodat ook van medeplegen geen sprake is.
4.1.2.
Beoordeling
Voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde witwassen is vereist dat de verdachte één of meer van de ten laste gelegde witwashandelingen heeft verricht ten aanzien van de geldbedragen. Voorts is vereist dat komt vast te staan dat het geld middellijk of onmiddellijk van enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dat wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden.
WitwashandelingenDe verdachte heeft erkend dat hij de Finom-bankrekening met nummer [rekeningnummer] (hierna: de Finom-bankrekening) heeft geopend en dat de bij hem aangetroffen Samsung telefoon, waarop een Finom-bankapplicatie met toegang tot deze rekening stond, door hem werd gebruikt. Op 2 maart 2024 is een geldbedrag van in totaal
€ 64.924,- op de Finom-rekening gestort. Op 3 maart 2024 hebben twee geldopnames van respectievelijk € 400,- en € 500,- plaatsgevonden bij een geldautomaat in Wassenaar, de woonplaats van de verdachte. Bij de politie heeft de verdachte verklaard dat hij altijd zijn pinpas bij zich heeft en dat hij deze twee geldbedragen heeft gepind. Ter terechtzitting heeft de verdachte, anders dan dat hij meerdere keren bij de politie en bij de rechter-commissaris heeft toegelicht, verklaard dat het bedrag van € 900,- niet door hem is gepind. De rechtbank acht deze laatste verklaring niet aannemelijk. Gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het geldbedrag van € 64.924,- op zijn bankrekening, waar hij over kon beschikken, heeft verworven en dat hij het geldbedrag van € 900,- voorhanden heeft gehad.
Van misdrijf afkomstig
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 2 maart 2024 een phishing-SMSbericht heeft ontvangen, waarna hij op een link heeft geklikt en zijn persoonlijke gegevens heeft ingevuld. Vervolgens zijn er zonder zijn toestemming van zijn bankrekening grote geldbedragen met een totaal van € 99.654,82 afgeboekt. Een groot gedeelte van dit bedrag, te weten € 84.872,16, is overgeschreven naar een zestal Bunq-bankrekeningen. Diezelfde dag zijn van deze bankrekeningen geldbedragen met een totaal van € 64.924,- doorgestort naar de Finom-bankrekening van de verdachte. Van de Finom-bankrekening zijn een dag later geldbedragen van € 400,- en € 500,- opgenomen. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de naar de Finom-rekening doorgestorte geldbedragen en het opgenomen geldbedrag afkomstig zijn van de bankrekening van aangever [slachtoffer 1] en derhalve dus van misdrijf afkomstig zijn.
Wetenschap
De verdachte heeft ook erkend dat hij de bankapplicatie van de Finom-bankrekening op zijn telefoon heeft geopend en dat hij een banksaldo van ruim € 9.000,- heeft gezien. Bij de politie en op de zitting heeft de verdachte verklaard dat hij wist dat dit niet zijn geld was. Uit onderzoek naar de telefoon van de verdachte blijkt dat er tussen 19 december 2023 en 9 april 2024 een chatgesprek heeft plaatsgevonden tussen de verdachte en de onbekend gebleven gebruiker van EUCARDS Acounts. Deze chat bevatte foto's van Poolse paspoorten van verschillende personen en verschillende bankrekeningnummers bij verschillende banken. Op 2 maart 2024, de dag van de overboekingen van de geldbedragen, heeft de verdachte in deze chat berichten met bedragen en het bericht “Pin” en een foto van een mobiele telefoon ontvangen. Op het scherm van deze telefoon was een banksaldo van € 9.206,58 te zien, behorende bij de Finom-rekening van de verdachte. De verdachte heeft vervolgens een foto van een geldautomaat gestuurd. Op het scherm van deze geldautomaat was te zien dat de limiet om geld op te nemen was overschreden en dat er werd gevraagd of het op te nemen bedrag moest worden aangepast. De verdachte heeft hierna een bericht gestuurd, door de politie vertaald als "500 werkt niet eens". Vervolgens heeft de verdachte twee berichten ontvangen, vertaald als "Terugkomen" en "Thuis". De verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij zijn telefoon en persoonlijke gegevens aan een kamerhuurder, genaamd [persoon A] , ter beschikking heeft gesteld in ruil voor het regelen van werk voor de verdachte, het doen van zijn boekhouding en het aandragen van nieuwe kamerhuurders. De verdachte heeft tevens verklaard dat deze [persoon A] zijn Finom-bankrekening beheerde en misbruik van zijn vertrouwen heeft gemaakt. De verdachte heeft voorts verklaard dat hij de Finom-bankapplicatie zelf niet heeft gebruikt en – behoudens het éénmaal zien van zijn banksaldo van ruim € 9.000,- – geen kennis heeft gehad van zijn banksaldo. Dat de verdachte geen wetenschap had van het storten van grote geldbedragen op zijn bankrekening, zoals de verdachte heeft verklaard, acht de rechtbank niet aannemelijk. Het dossier biedt daartoe geen aanknopingspunten en ook door de verdediging is deze stelling op geen enkele manier (met stukken) onderbouwd. Op basis van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden en de overige inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de verdachte wetenschap had van het storten van grote geldbedragen op zijn Finom-bankrekening en dat hij er wetenschap van had dat de geldbedragen die werden gestort op de Finom-bankrekening van misdrijf afkomstig waren. Uit de inhoud van het chatgesprek blijkt een nauwe en bewuste samenwerking met een onbekend gebleven andere persoon en van een actieve bijdrage van de verdachte. Ook het medeplegen van witwassen acht de rechtbank daarom wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw.
4.1.3.
Conclusie
De verdachte heeft in nauwe en bewuste samenwerking met een ander een geldbedrag van € 64.924,- verworven en voorhanden gehad en een geldbedrag van € 900,- voorhanden gehad terwijl hij wist dat dit geld van misdrijf afkomstig was.
4.2.
Feit 2
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de tenlastegelegde computervredebreuk door het gebruik maken van de gegevens van aangever [slachtoffer 1] en overboekingen van diens bankrekening naar andere bankrekeningen te verrichten. Nu dit feit twee dagen na de diefstal van een geldbedrag van de bankrekening van aangeefster [slachtoffer 2] heeft plaatsgevonden, moet de verdachte hebben geweten wat er gaande was. Daarmee is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Het door de verdachte ter beschikking stellen van zijn bankrekening ten behoeve van de overboekingen is een bijdrage van voldoende gewicht om dit als medeplegen te kwalificeren.
4.2.2.
Beoordeling
Op 2 maart 2024 is binnengedrongen in de geautomatiseerde bankinfrastructuur van aangever [slachtoffer 1] door het onbevoegd gebruik maken van zijn persoonlijke gegevens en inloggegevens en zijn er overboekingen verricht naar meerdere bankrekeningen waaronder – zoals hiervoor aangegeven – naar de bankrekening van de verdachte. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat de verdachte betrokken is geweest bij het binnendringen in de geautomatiseerde bankinfrastructuur van [slachtoffer 1] noch dat sprake is van een wezenlijke bijdrage van de verdachte op grond waarvan van medeplegen gesproken kan worden. Het enkele feit dat een groot deel van het overgeboekte geld op de Finom-bankrekening van de verdachte is gestort, is onvoldoende om vast te kunnen stellen dat de verdachte bij de ten laste gelegde computervredebreuk betrokken is geweest. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde medeplegen van computervredebreuk is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Feit 3
4.3.1.
Standpunt officier van justitie
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de diefstal van een geldbedrag van € 42.575,29 van aangeefster [slachtoffer 2] , door gebruikmaking van haar bancaire gegevens en persoons- en inloggegevens. De betrokkenheid van de verdachte blijkt uit de gegevens van zijn uitgelezen telefoon en het gegeven dat het geldbedrag voor een deel op de bankrekening van de verdachte is overgemaakt, een essentieel onderdeel van de diefstal.
4.3.2.
Beoordeling
Op basis van de inhoud van het procesdossier staat vast dat van aangeefster [slachtoffer 2] een bedrag van € 42.575,29 is weggenomen door onrechtmatige gebruikmaking van haar bancaire gegevens en persoons- en inloggegevens. Vaststaat dat het telefoonnummer dat is gekoppeld aan de bankrekening waarop een deel van het geld van aangeefster is doorgestort, op enig moment in de telefoon van de verdachte heeft gezeten. Ook komt dit nummer als contact in de telefoon van de verdachte voor, zijn met dit nummer zendmasten in de buurt van de woningen van de verdachte en zijn vriendin aangestraald en is dit nummer gelinkt aan twee bekenden van de verdachte. Dit zijn weliswaar verdachte omstandigheden, maar direct bewijs dat de verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van het geldbedrag van € 42.575,29 van aangeefster [slachtoffer 2] door gebruikmaking van haar bancaire gegevens of persoons- of inloggegevens ontbreekt, zodat dit feit niet wettig en overtuigend is bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.3.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde medeplegen van diefstal door middel van valse sleutel is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.4.
Feiten 4 en 5
4.4.1.
Standpunt officier van justitie
Ten aanzien van feit 4 is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte als medepleger betrokken is geweest bij het voorhanden hebben van de gegevens van 24 accounts van derden, waaronder die van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , terwijl de verdachte wist dat die bestemd waren tot het plegen van diefstal en/of oplichting. Deze gegevens zijn op de telefoon van de verdachte aangetroffen en gezien de context van de zaak kan het niet anders dan dat deze bestemd waren tot het plegen van oplichting.
Ten aanzien van feit 5 is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte als medepleger betrokken is geweest bij het gebruikmaken van identificerende persoonsgegevens van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . De gegevens zijn gebruikt voor het openen van bankrekeningen. De rekening van [medeverdachte 2] is gebruikt voor het heen en weer pompen van geldbedragen en die van [medeverdachte 1] voor de aanschaf van spullen voor levensonderhoud.
4.4.2.
Beoordeling
Vaststaat dat op de telefoon van de verdachte 26 accounts zijn aangetroffen, die gekoppeld zijn aan 26 verschillende e-mailadressen, waarvan twee van de verdachte zelf. Ook zijn er meerdere foto’s waarop mannen en vrouwen te zien zijn die hun paspoort in hun hand vasthouden en foto’s van bankpassen, soms met pincode, aangetroffen. De persoonsgegevens van deze personen komen overeen met de e-mailadressen van de 24 aangetroffen accounts. Ook zijn de administratieve gegevens en pincodes van vier personen aangetroffen die te herleiden zijn naar de 24 accounts die gekoppeld zijn aan de telefoon van de verdachte. Van [medeverdachte 1] zijn aangetroffen de persoonsgegevens en een uittreksel van de Kamer van Koophandel van zijn B.V.. [medeverdachte 1] heeft 20 bankrekeningen en creditcards bij zes verschillende banken aangevraagd. Met twee op zijn naam uitgegeven creditcards
zijn vooral uitgaven gedaan voor levensonderhoud in Wassenaar. Op de twee aan de creditcard gekoppelde rekeningen is ingelogd vanaf vijf verschillende IP-adressen. Het meest is er ingelogd vanaf een IP-adres, gekoppeld aan het woonadres van de verdachte. In de telefoon zijn verder foto's van [medeverdachte 2] met haar paspoort aangetroffen, gemaakt met de telefoon van de verdachte. Ook is een foto van een brief aangetroffen, waarin is vermeld dat zij een verzoek had ingediend om zich in Nederland in te schrijven als niet-ingezetene, en een uittreksel van de Kamer van Koophandel met een inschrijving als eigenaar van een onderneming. Verder zijn in de telefoon e-mails aangetroffen met vluchtgegevens van [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] had vier bankrekeningen bij de ING-Bank. De inkomsten op deze rekeningen bestonden onder meer uit contante stortingen en overboekingen van rekeningen die op naam stonden van personen die herleidbaar waren naar de 24 Google accounts. Het inloggen via de bank-app vond plaats vanaf verschillende locaties, waaronder van een IP-adres gelegen in de woning van de verdachte. De verdachte was bij zijn aanhouding in het bezit van meerdere bankpassen, waaronder een bankpas op naam van [medeverdachte 1] .
De rechtbank stelt voorop dat de feiten en omstandigheden die uit het procesdossier blijken, zonder meer verdacht zijn te noemen. De rechtbank stelt echter vast dat het opsporingsonderzoek op verschillende punten onvolledig is geweest.
Ten aanzien van feit 4 overweegt de rechtbank dat vaststaat dat de verdachte meerdere accounts, waaronder die van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , en persoonsgegevens en documenten van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] voorhanden heeft gehad. Echter niet is komen vast te staan dat de verdachte zonder hun toestemming over deze gegevens beschikte. Het dossier bevat immers geen aangiftes van deze personen. Ook is niet komen vast te staan dat deze gegevens bestemd waren tot het plegen van diefstal of oplichting en dat de verdachte dit wist.
Ten aanzien van feit 5 is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte direct betrokken is geweest bij het openen van bankrekeningen met de identificerende persoonsgegevens van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en dat hij geld naar deze rekeningen heeft overgemaakt om de herkomst te verhullen, met het doel om zijn identiteit of de identiteit van een ander te verbergen of de identiteit van een ander te misbruiken. Dat op de bankrekeningen op naam van deze twee personen is ingelogd vanuit de woning van de verdachte kan ook verklaard worden doordat de verdachte op dit adres meerdere kamers aan hen verhuurde.
4.4.3.
Conclusie
Het onder 4 ten laste gelegde medeplegen van het voorhanden hebben van gegevens en materiaal waarvan hij weet dat zij bestemd waren tot het plegen van diefstal of oplichting
is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder 5 ten laste gelegde medeplegen van het gebruik maken van identificerende persoonsgegevens van een ander is ook niet wettig en overtuigend bewezen. Ook hiervan wordt de verdachte vrijgesproken.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
in de periode van 2 maart 2024 tot en met 25 mei 2024 te Dordrecht en Wassenaar,
tezamen en in vereniging met anderen, voorwerpen, te weten geldbedragen (€ 64.924,­ en € 900,-) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad,
terwijl hij, verdachte, wist dat die voorwerpen, middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van witwassen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een groot geldbedrag van bijna € 65.000,- op zijn bankrekening verkregen en voorhanden gehad en een contant geldbedrag van € 900,- voorhanden gehad, terwijl hij wist dat dit geld afkomstig was van een misdrijf. Dit geld was verkregen door misleiding van de aangever doordat iemand zich in een SMS-bericht voordeed als medewerker van de bank van de aangever. De verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen. Witwassen vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Het witwassen van crimineel geld werkt bovendien het voortbestaan van verschillende vormen van criminaliteit in de hand.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
5 augustus 2024, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van het European Criminal Records Information System van 12 juni 2024 blijkt dat de verdachte in de Europese Unie in de afgelopen vijf jaren niet is veroordeeld voor strafbare feiten.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank komt tot een lagere strafoplegging dan de officier van justitie heeft geëist, omdat de rechtbank in afwijking van de eis van de officier van justitie alleen tot bewezenverklaring komt van het medeplegen van witwassen.
Alles afwegend acht de rechtbank het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen Samsung telefoon verbeurd te verklaren.
8.2.
Beoordeling
De in beslag genomen Samsung telefoon zal worden verbeurd verklaard.
Het voorwerp behoort aan de verdachte toe en het bewezen feit is met behulp van dit voorwerp begaan.

9.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [slachtoffer 2] , ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert – na aftrek van de door Bunq-bank vergoede schade – een vergoeding van € 3.193,29 aan materiële schade.
9.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, gelet op het pleidooi tot vrijspraak.
9.2.
Beoordeling
Nu de verdachte wordt vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde, zal de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
9.3.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 47 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
verklaart verbeurd als bijkomende straf:
1. STK Telefoontoestel ( [beslagnummer] , zwart, merk: Samsung);
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van de opgelegde gevangenisstraf;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.M. Rocha, voorzitter,
en mrs. A. Boer en F. Tosun, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Nagtegaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 16 september 2024.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 maart 2024 tot en met 25 mei 2024 te Dordrecht en/of Wassenaar, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer voorwerpen, te weten een of meer geldbedragen (€ 64.924,­ en/ of € 900,-)
heeft verworven en/of omgezet en/of voorhanden heeft gehad,
terwijl hij, verdachte, wist althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dit/die voorwerp(en), onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf of uit eigen misdrijf;
2
hij
op of omstreeks 2 maart 2024 te Dordrecht en/ of Wassenaar en/of Amsterdam, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) (een) geautomatiseerd(e) werk(en), te weten (een) computer(s) en/of (een) server(s) en/of het netwerk en/of de infrastructuur van/in gebruik bij Bunq-bank, althans een server/netwerk/infrastructuur,
is binnengedrongen met behulp van valse signalen en/ of een valse sleutel,
door het (telkens) onbevoegd gebruik te maken van (een) gebruikersna(a)m(en) en/of (een) wachtwoord(en) en/of (een) pincode(s) en/of (een) inlogcode(s) toebehorend aan [slachtoffer 1] tot het gebruik waarvan verdachte niet gerechtigd was en (vervolgens)
binnen dat geautomatiseerde werk overboekingen heeft/hebben verricht
naar een of meerdere bankrekeningen;
3
hij
op of omstreeks 29 februari 2024, te Hengelo en/of Wassenaar, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om het zich en/ of (een) ander(en) wederechtelijk toe te eigenen,
heeft weggenomen,
een of meer geldbedrag(en), te weten€ 42.575,29, althans € 17.543,55, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats(en) van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedrag(en), althans enig goed,
onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een (of meer) valse sleutel(s),
te weten door het gebruiken van persoonsgegevens en/ of bancaire gegevens en/ of inloggegevens van de bancaire omgeving van voornoemde benadeelde tot het gebruik waarvan verdachte niet gerechtigd was;
4
hij
op of omstreeks 2 maart 2024 tot en met 25 mei 2024 te Wassenaar,
althans in Nederland,
meermalen althans eenmaal,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
gegevens, te weten:
gegevens op één of meerdere accounts van personen, te weten 24
accounts, waaronder
-een account van [medeverdachte 1] , inhoudende voor- en achternaam en/ of e-mailadres en/of creditcardnummer en/of vervaldatum van de creditcard, en/of Card Verification Code (CVC) en/of uittreksel van de Kamer van Koophandel van een onderneming waarvan [medeverdachte 1] de bestuurder en enig aandeelhouder is
-een account van [medeverdachte 2] , inhoudende voor- en achternaam en/of paspoortgegevens en/of inloggegevens van de bancaire omgeving van de ING Bank en/of bankrekeningen bij de ING Bank en/of uittreksel van de Kamer van Koophandel van een onderneming waarvan [medeverdachte 2] de bestuurder en enig aandeelhouder is
heeft vervaardigd, heeft ontvangen, zich heeft verschaft, heeft verworven, heeft verspreid anderszins ter beschikking heeft gesteld en/ of voorhanden heeft gehad,
waarvan hij , verdachte, wist dat die bestemd waren tot het plegen van
diefstal en/of oplichting, in elk geval een der in de artikelen 226, eerste lid, onderdelen 2° tot en met 5°, 231, eerste lid, 231a, eerste lid, 231b en
232, eerste lid, omschreven misdrijven dan wel een der misdrijven omschreven in de artikelen 310, 311, 312, 317, 321 en 326 van het
Wetboek van Strafrecht terwijl dit feit betrekking had op de verkrijging
van een niet-contant betaalinstrument;
5
hij
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 april 2024
tot en met 25 mei 2024, te Wassenaar, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet
zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander, te weten
- voor- en achternaam, en/of
- bankrekeningnummer, en/of
- pincode van een bankrekeningnummer, en/of
- creditcardnummer, en/of
- vervaldatum van de creditcard, en/of
- Card Verification Code (CVC)
van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] heeft gebruikt door hiermee een of
meerdere bankrekening(en) te openen en geld van en naar deze
rekeningen over te maken om de herkomst te verhullen
met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en/of de identiteit van de
ander te verhelen en/of te misbruiken, waardoor enig nadeel kon
ontstaan.