Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 16 augustus 2024, met bijlagen 1 tot en met 3;
- de conclusie van antwoord.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 september 2024 uitspraak gedaan in een executiegeschil tussen eiser, [eiser], en gedaagde, Stichting Havensteder. Eiser heeft een huurwoning gehuurd van Havensteder, maar is sinds 12 juli 2021 niet meer in de woning woonachtig. Dit leidde tot een eerdere uitspraak van de kantonrechter op 12 juli 2024, waarin de huurovereenkomst werd ontbonden en eiser werd veroordeeld tot ontruiming van de woning. Eiser heeft tegen deze uitspraak hoger beroep aangetekend en verzoekt in het kort geding om de ontruiming op te schorten totdat het hoger beroep is beslist.
De kantonrechter overweegt dat de belangen van eiser om in de woning te blijven wonen niet zwaarder wegen dan de belangen van Havensteder om het vonnis ten uitvoer te leggen. Eiser heeft onvoldoende onderbouwd dat hij zijn hoofdverblijf in de woning heeft, en de kantonrechter concludeert dat de eerdere beslissing van 12 juli 2024 niet op een kennelijke misslag berust. De rechter wijst de vorderingen van eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten, die zijn begroot op € 949,-. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. P. de Bruin.