ECLI:NL:RBROT:2024:9312

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
23 september 2024
Zaaknummer
C/10/681270 / HA ZA 24-546
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident vrijwaring afgewezen in civiele zaak tussen eiseres en gedaagden

Op 25 september 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam in een civiele zaak een vonnis gewezen in een incident van vrijwaring. Eiseres, wonende te Amersfoort, heeft gedaagde 1 en gedaagde 2 aangeklaagd wegens toerekenbare tekortkomingen in de nakoming van een aannemingsovereenkomst. Eiseres vordert schadevergoeding van € 463.030,83, vermeerderd met rente en kosten, en heeft daarnaast gedaagde 2 aangesproken op basis van onrechtmatige daad. Gedaagden hebben in het incident verzocht om een derde partij, [naam 1], in vrijwaring op te roepen, maar dit verzoek is door de rechtbank afgewezen. De rechtbank oordeelde dat gedaagden onvoldoende hebben aangetoond dat er een rechtsverhouding bestaat met [naam 1] die hen in staat zou stellen om de gevolgen van een eventuele veroordeling op deze derde partij te verhalen. De rechtbank heeft gedaagden als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn begroot op € 792,00. De zaak zal op 6 november 2024 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/681270 / HA ZA 24-546
Vonnis in incident van 25 september 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Amersfoort,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. A.A.P.M. Theunen te Veghel,
tegen

1.[gedaagde 1],

gevestigd te Capelle aan den IJssel,
2.
[gedaagde 2],
wonende te Capelle aan den IJssel,
gedaagden in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat mr. P. Thole te Alkmaar.
Eiseres in de hoofdzaak zal hierna worden aangeduid als [eiseres]. Gedaagden in de hoofzaak zullen hierna gezamenlijk [gedaagden] genoemd worden. Afzonderlijk zullen zij worden aangeduid als [gedaagde 1] (gedaagde 1) en [gedaagde 2] (gedaagde 2).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 30 mei 2024, met producties 1-18, alsmede de beslagstukken;
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring;
  • de conclusie van antwoord in het vrijwaringsincident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil in de hoofdzaak

2.1.
[eiseres] vordert in de hoofdzaak - verkort weergegeven - om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat [gedaagde 1] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming
van de aannemingsovereenkomst van 6 maart 2023;
II. [gedaagde 1] te veroordelen tot vergoeding van de schade uit de toerekenbare tekortkoming
in de nakoming van de aannemingsovereenkomst van 6 maart 2023, welke schade bestaat uit de door [eiseres] aan [gedaagde 1] betaalde vergoeding voor arbeid en materialen van € 463.030,83, vermeerderd met de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten vanaf 16 februari 2024, althans door de rechtbank te bepalen en eventueel op te laten maken bij Staat en te vereffenen op basis van de wet;
III. subsidiair: voor recht te verklaren dat [gedaagde 2] jegens [eiseres] een
onrechtmatige daad heeft gepleegd;
IV. [gedaagde 2] te veroordelen tot vergoeding van de schade uit onrechtmatige daad
wegens onzorgvuldig handelen en schending van zijn zorgplicht jegens [eiseres],
ten bedrage van € 463.030,83, vermeerderd met de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten vanaf 16 februari 2024, althans door de rechtbank in goede justitie te bepalen en eventueel op te laten maken bij Staat en te vereffenen op basis van de wet;
V. meer subsidiair: [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan
[eiseres] van een bedrag aan schadevergoeding op te maken bij Staat en te vereffenen op basis van de wet zodat indien en zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd om aan [eiseres] een schadevergoeding te voldoen;
VI. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten van dit geding
zodat indien en zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd om aan [eiseres]
proceskosten te betalen, waaronder uitdrukkelijk begrepen de nakosten van € 157,00 indien [gedaagde 1] aan de veroordeling voldoet zonder dat het vonnis aan haar hoeft te worden betekend en € 239,00 indien het vonnis betekend moet worden en met uitdrukkelijke bepaling dat [gedaagde 1] de wettelijke rente over de proceskosten
verschuldigd zal zijn indien zij de proceskosten niet binnen veertien dagen na
dagtekening van het te wijzen vonnis zal hebben voldaan.
2.2.
Aan haar vorderingen heeft [eiseres] – samengevat – ten grondslag gelegd dat [gedaagde 1] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst door het overeengekomen werk niet deugdelijk uit te voeren. [eiseres] vordert vergoeding van de schade die zij hierdoor heeft geleden. De schadevergoedingsvordering grondt [eiseres] subsidiair op onrechtmatige daad door [gedaagde 2].
2.3.
[gedaagden] hebben in de hoofdzaak nog niet voor antwoord geconcludeerd.

3.Het geschil in het incident

3.1.
[gedaagden] vorderen dat haar, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, worden toegestaan om [naam 1] in vrijwaring op te roepen.
3.2.
[eiseres] concludeert tot afwijzing van de vordering, met hoofdelijke veroordeling, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen in het incident wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
[gedaagden] leggen aan haar vordering ten grondslag dat [eiseres] naast [gedaagde 1] ook [naam 1] heeft ingeschakeld om een groot aantal werkzaamheden uit te voeren. Indien en voor zover er al tekortkomingen zijn in het verrichte werk, hetgeen [eiseres] betwist, dan is [naam 1] eveneens aansprakelijk voor de schades die hiervan het gevolg zijn. Ook hij heeft namelijk (gelijktijdig met [gedaagde 1]) werkzaamheden uitgevoerd voor [eiseres]. [gedaagden] hebben daarom een vordering op [naam 1], gelijk aan de vordering waarmee [gedaagde 1] en [gedaagde 2] door [eiseres] in rechte worden aangesproken. Mocht namelijk sprake zijn van tekortkomingen, dan geldt dat deze volledig althans minimaal gedeeltelijk aan [naam 1] te wijten zijn.
4.2.
[eiseres] voert gemotiveerd verweer. Volgens haar wordt weliswaar [naam 1] in vrijwaring opgeroepen, maar is die naam niet juist en moet dit zijn [naam 2]. Er bestaat geen enkele rechtsverhouding tussen [naam 2] en [gedaagde 1] of [gedaagde 2].
Om die reden kan er geen sprake zijn van een vorderingsrecht van [gedaagden] op [naam 2]. Het opwerpen van het vrijwaringsincident is een ultieme poging van [gedaagden] om het proces oneigenlijk te vertragen.
4.3.
De incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring is tijdig en vóór alle weren genomen. Ingevolge artikel 210 lid 1 Rv kan de gedaagde (hier: [gedaagden]) een derde partij in vrijwaring oproepen indien hij meent hiertoe gronden te hebben. Voldoende is dat gedaagde in de hoofdzaak genoegzaam stelt dat tussen hem en de derde partij een rechtsverhouding bestaat krachtens welke de derde partij verplicht is de nadelige gevolgen van een eventuele veroordeling van gedaagde in de hoofdzaak te dragen.
4.4.
De rechtbank wijst de incidentele vordering af. [gedaagden] hebben onvoldoende gemotiveerd en onvoldoende concreet gesteld dat zij krachtens een rechtsverhouding met [naam 1] (volgens [eiseres] wordt bedoeld [naam 2]) recht en belang hebben om de nadelige gevolgen van een ongunstige afloop van de hoofdzaak geheel of gedeeltelijk op [naam 1] c.q. [naam 2] te verhalen. De enkele omstandigheid dat door die persoon eveneens (in opdracht van [eiseres]) werkzaamheden zijn verricht voor [eiseres] betekent niet dat [gedaagden] de schade die hij mogelijk op grond van de aannemingsovereenkomst met [eiseres] aan haar moet vergoeden op [naam 1] c.q. [naam 2] kan verhalen.
4.5.
[gedaagden] zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het incident.
4.6.
De rechtbank begroot de proceskosten aan de zijde van [eiseres] op:
  • salaris advocaat € 614,00 (1 punt x tarief II € 614,00)
  • nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 792,00

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst de vordering van [gedaagden] af,
5.2.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 792,00, te voldoen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als niet tijdig aan de veroordelingen wordt voldaan en het vonnis daarna wordt betekend, dan worden de proceskosten van € 792,00 verhoogd met een bedrag van € 92,00, plus de kosten van betekening,
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
5.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
6 november 2024voor conclusie van antwoord,
5.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling. Het is getekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2024.
[3645/1980]