ECLI:NL:RBROT:2024:9294

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 september 2024
Publicatiedatum
22 september 2024
Zaaknummer
11106213 CV EXPL 24-12718
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen in het kader van een Fleet Management overeenkomst

In deze zaak heeft Hilti Nederland B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde die zelf procedeert, met betrekking tot onbetaalde facturen voor geleverde en verhuurde gereedschappen op basis van een Fleet Management overeenkomst. De eiseres, Hilti, vordert een totaalbedrag van € 7.581,41, vermeerderd met bijkomende kosten. De gedaagde heeft verweer gevoerd, stellende dat het geleverde gereedschap door diefstal verloren is gegaan en dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij na het indienen van een proces-verbaal bij de politie niet meer hoefde te betalen. Hij heeft wel een deel van de vordering, € 200,-, betaald in het kader van een betalingsregeling.

De kantonrechter heeft de eis van Hilti, na een repliek waarin Hilti de eis heeft verminderd met het betaalde bedrag, toegewezen. De rechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet heeft gereageerd op de repliek van Hilti, waardoor de stellingen van Hilti als juist worden aangenomen. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van de resterende hoofdsom van € 7.381,41, alsook tot betaling van incassokosten van € 754,07 en proceskosten van in totaal € 1.457,28. De rechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Hilti het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, ook als de gedaagde in hoger beroep gaat.

De beslissing van de kantonrechter is als volgt: de gedaagde moet aan Hilti een totaalbedrag van € 8.852,53 betalen, inclusief wettelijke rente over een deel van de vordering vanaf een bepaalde datum. Dit vonnis is uitgesproken door mr. G.A. Vriezen op 6 september 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11106213 CV EXPL 24-12718
datum uitspraak: 6 september 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Hilti Nederland B.V.,
vestigingsplaats: Berkel en Rodenrijs,
eiseres,
gemachtigde: Nouta Westland Gerechtsdeurwaarderskantoor B.V.,
tegen
[gedaagde] ,
die handelt onder de naam
[naam bedrijf],
woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Hilti’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 26 april 2024, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de repliek, met bijlagen.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
Hilti heeft gereedschappen aan [gedaagde] verhuurd en geleverd op grond van een Fleet Management overeenkomst. Bij dagvaarding eist Hilti betaling van haar onbetaalde facturen van € 7.581,41 in totaal met bijkomende kosten.
2.2.
[gedaagde] is het niet eens met de eis. Het gereedschap is gestolen door twee collega’s en [gedaagde] heeft daarvan aangifte gedaan bij de politie. [gedaagde] was in de veronderstelling dat hij na afgifte van het proces-verbaal aan Hilti de facturen niet meer hoefde te betalen. In het kader van een betalingsregeling heeft [gedaagde] op 15 mei 2024 € 200,- aan de deurwaarder betaald. Hij heeft daarvan een betaalbewijs overgelegd.
2.3.
Hilti heeft bij repliek als volgt op het verweer van [gedaagde] gereageerd. Hilti heeft rekening gehouden met de diefstal door [gedaagde] een korting te geven. Hilti heeft tijdens deze procedure inderdaad € 200,- van [gedaagde] ontvangen en vermindert haar eis met dit bedrag. Voor het overige handhaaft zij haar eis.
2.4.
[gedaagde] heeft, ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, niet op de repliek gereageerd.
2.5.
De (gewijzigde) eis van Hilti wordt toegewezen. Hierna wordt toegelicht waarom.
[gedaagde] moet de resterende hoofdsom van € 7.381,41 betalen
2.6.
[gedaagde] is in de gelegenheid gesteld om te reageren op de repliek van Hilti, maar dat heeft hij niet gedaan. De kantonrechter gaat daarom uit van de juistheid van de in deze akte ingenomen stellingen van Hilti. Dit betekent dat in deze zaak vast staat dat [gedaagde] de facturen niet heeft betaald, terwijl hij dat wel moest doen. De (verminderde) hoofdsom van € 7.381,41 wordt daarom toegewezen.
[gedaagde] moet incassokosten van € 754,07 betalen
2.7.
De incassokosten worden toegewezen tot een bedrag van € 754,07, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW). De kantonrechter ziet aanleiding om de afgesproken vergoeding te matigen tot het bedrag waarop Hilti recht heeft volgens het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (artikel 242 Rv). Hilti heeft niet gesteld dat de werkelijke kosten hoger waren en dat het redelijk was om deze kosten te maken.
[gedaagde] moet rente betalen
2.8.
De rente over de rente wordt afgewezen, omdat niet duidelijk is welk deel langer dan een jaar verschuldigd is (artikel 6:119a lid 3 BW). Voor het overige wordt de rente toegewezen op de wijze zoals vermeld onder de beslissing van dit vonnis, omdat Hilti genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.9.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen, omdat hij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van Hilti op € 120,28 aan dagvaardingskosten, € 524,- aan griffierecht, € 678,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten × € 339,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.457,28. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Hilti dat eist en [gedaagde] daar niet op heeft gereageerd (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Hilti te betalen € 8.852,53 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over € 8.135,48 vanaf 19 april 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Hilti worden begroot op € 1.457,28;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken.
43416