In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, gaat het om een geschil tussen Used Products Haarlem en HEM Amsterdam over een energiecontract. De partijen hebben op 8 juni 2021 een contract gesloten dat op 19 juli 2021 inging en een looptijd van vier jaar had. Used Products verhuisde tijdens de looptijd en stelde dat HEM het contract ten onrechte had beëindigd en een opzegvergoeding in rekening had gebracht. Used Products vorderde schadevergoeding van HEM, die zij als gevolg van deze beëindiging had geleden.
De procedure begon met een aanvraag voor de regelrechter en omvatte verschillende processtukken, waaronder e-mails en een proces-verbaal van de zitting. Tijdens de zitting op 2 mei 2024 werd er gesproken over de mogelijkheid van een regeling, maar partijen kwamen niet tot overeenstemming. Used Products verklaarde dat zij de mogelijkheid open wilde houden om in hoger beroep te gaan, maar dit was niet van toepassing omdat HEM niet dezelfde intentie had.
De kantonrechter oordeelde dat HEM onrechtmatig had gehandeld door het contract te beëindigen zonder voldoende bewijs dat Used Products de overeenkomst had opgezegd. De kantonrechter wees de eis van Used Products gedeeltelijk toe en stelde dat HEM € 510,97 aan Used Products moest betalen, zijnde de ten onrechte in rekening gebrachte opzegvergoeding. De overige schadeposten werden niet toegewezen omdat deze niet voldoende waren onderbouwd. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.