ECLI:NL:RBROT:2024:925

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 februari 2024
Publicatiedatum
14 februari 2024
Zaaknummer
ROT 23/3639
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vergunning voor overname van Landal door Roompot niet-ontvankelijk verklaard

Op 19 februari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen de Autoriteit Consument & Markt (ACM) en eisers, [eiser 1] en [eiser 2], die bezwaar maakten tegen de verlening van een vergunning voor de overname van Landal door Roompot. De rechtbank heeft het beroep van eisers niet-ontvankelijk verklaard, omdat hun belang onvoldoende onderscheidend, actueel en zeker was. De eisers, beiden eigenaren van vakantieaccommodaties, stelden dat zij belanghebbenden waren bij het besluit van de ACM, maar de rechtbank oordeelde dat hun belangen niet specifiek genoeg waren om hen als zodanig te kwalificeren. De rechtbank concludeerde dat de eisers niet konden worden aangemerkt als belanghebbenden bij het bestreden besluit, omdat hun belangen te algemeen waren en niet rechtstreeks bij het besluit betrokken. De rechtbank heeft ook het verzoek van eisers om vergoeding van griffierecht en proceskosten afgewezen, omdat zij het beroep na kennisname van de openbare versie van het besluit niet hebben ingetrokken. De uitspraak benadrukt het belang van een voldoende onderscheidend en actueel belang voor de status van belanghebbende in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/3639

uitspraak van de meervoudige kamer van 19 februari 2024 in de zaak tussen

[eiser 1] ( [eiser 1] ) en [eiser 2] ( [eiser 2] ), uit [plaats 1] , eisers
en

de Autoriteit Consument & Markt (de ACM),

(gemachtigden: mr. M.O.G. Temme en mr. J. van Doormaal).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[bedrijf] ( Roompot ), uit [plaats 2]
(gemachtigden: mr. C.E. Schillemans, mr. J.B. van der Blij en mr. E.W. van Nijf).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de verlening van de vergunning voor overname van Vacation Rental B.V. (Landal) door Roompot.
1.1.
Op 21 september 2021 heeft de ACM een melding ontvangen van een voorgenomen concentratie waarbij Roompot 100% van de aandelen in Landal verwerft. De belangrijkste activiteiten van Roompot en Landal zijn het aanbieden van vakantieaccommodaties op vakantieparken en beheer-, verhuurbemiddeling- en marketingdiensten voor eigenaren van (accommodaties op) vakantieparken.
1.2.
De ACM heeft op 29 november 2021 besloten dat voor deze concentratie een vergunning is vereist. Roompot en Landal hebben vervolgens een vergunning aangevraagd.
1.3.
Met het besluit van 12 april 2023 (bestreden besluit) heeft de ACM voor deze concentratie een vergunning onder voorschriften (remedies) verleend. Volgens de ACM leidt de concentratie tot mededingingsproblemen op de markt voor het aanbieden van accommodaties op vakantieparken (B2C-markt) en op de markt voor verhuurbemiddeling- en marketingdiensten (B2B-markt). De concentratie zal naar verwachting leiden tot hogere prijzen voor de consument die een vakantieaccommodatie huurt dan wel voor eigenaren van vakantiehuizen/-parken die verhuurbemiddeling- en marketingdiensten afnemen. Deze problemen worden volgens de ACM opgelost door de remedie dat Roompot en Landal twee vakantieparkmerken (Hogenboom en Largo) en dertig vakantieparken afstoten aan Dormio Group B.V. (hierna: Dormio). Daardoor ontstaat er een belangrijke substantiële nieuwe speler op de markt waardoor prijzen voor consumenten en eigenaren van vakantiehuizen concurrerend kunnen blijven.
1.4.
De concentratie is op 18 april 2023 (datum aandelenoverdracht) tot stand gekomen. De dertig vakantieparken (het afstotingspakket) zijn op 1 juni 2023 overgedragen aan Dormio.

Procesverloop

2. De ACM heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank toegezonden. Voor een gedeelte van die stukken (vertrouwelijke stukken) heeft de ACM de rechtbank medegedeeld dat uitsluitend zij daarvan kennis zal mogen nemen. Zij heeft de rechtbank verzocht te beslissen dat de beperkte kennisneming gerechtvaardigd is. [1]
2.1.
Bij beslissing van 21 november 2023 heeft de rechter-commissaris de beperking van de kennisneming van de vertrouwelijke stukken gerechtvaardigd geacht. Eisers hebben geen toestemming gegeven dat de rechtbank de vertrouwelijke stukken meeneemt in haar oordeel. De rechtbank heeft dan ook van deze vertrouwelijke stukken geen kennisgenomen.
2.2.
De ACM heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Roompot heeft ook schriftelijk gereageerd.
2.3.
[eiser 1] heeft aanvullende gronden ingediend. Daarop hebben de ACM en Roompot schriftelijk gereageerd.
2.4.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
2.5.
De rechtbank heeft het beroep op 16 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [eiser 1] en zijn echtgenote [persoon A] . Voor de ACM haar gemachtigden, [persoon B] en [persoon C] en voor Roompot haar gemachtigden en mr. E. Touw.

Beoordeling door de rechtbank

3. Voordat de rechtbank de beroepsgronden van eisers inhoudelijk kan beoordelen, moet zij vaststellen of eisers belanghebbenden zijn bij het bestreden besluit. De rechtbank is van oordeel dat eisers dat niet zijn omdat hun belang onvoldoende onderscheidend, actueel en zeker is. Dat zal de rechtbank hierna uitleggen.
Feiten en omstandigheden
4. [eiser 1] is (mede) eigenaar van een recreatiebungalow op het vakantiepark De Bloemert in Midlaren. Vakantiepark De Bloemert is als onderdeel van het afstotingspakket overgedragen aan Dormio. Tot het moment van deze overdracht was Landal de verhuurbemiddelaar en verleende zij ook diensten van beheer en marketing.
4.1. [eiser 2] is eigenaar van verschillende vakantie-accommodaties op de vakantieparken Landal West Terschelling in West Terschelling, Landal Kasteeldomein De Cauberg in Valkenburg aan de Geul en Landal De Reeuwijkse Plassen in Reeuwijk. Ook voor [eiser 2] verleent Landal op deze parken verhuurbemiddeling-, beheer- en marketingdiensten. [eiser 1] neemt deze diensten ook af van Landal voor het Landal park Bad Klein Kircheim in Duitsland. Geen van deze Landal parken valt onder het afstotingspakket en deze zijn dus ook niet overgedragen aan Dormio.
Standpunt partijen
5. Eisers stellen - kort gezegd - dat zij belanghebbenden zijn bij het bestreden besluit omdat zij als afnemers van de verhuurbemiddeling-, beheer- en marketingdiensten van Landal belang hebben bij een gezonde mededinging op de B2B-markt. De door de ACM geconstateerde mededingingsproblemen op deze B2B-markt (en op de B2C-markt) worden door de aan het bestreden besluit verbonden remedies niet weggenomen.
5.1.
De ACM en Roompot betwisten dat eisers belanghebbenden zijn bij het bestreden besluit. Zij stellen dat het belang van eisers onvoldoende actueel is en/of een afgeleid belang is.
Zijn eisers belanghebbenden?
6. Op grond van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Om te kunnen worden aangemerkt als belanghebbende dient volgens vaste rechtspraak [2] sprake te zijn van een eigen, persoonlijk (dat wil zeggen: voldoende onderscheidend), objectief bepaalbaar, actueel en voldoende zeker belang, dat bovendien rechtstreeks bij het besluit is betrokken.
7. De rechtbank stelt allereerst vast dat het bestreden besluit alleen ziet op de B2B- en B2C-markten in Nederland. Daarom blijft het feit dat [eiser 1] verhuurbemiddeling-, beheer- en marketingdiensten afneemt van Landal voor het Landalpark Bad Klein Kircheim in Duitsland bij haar beoordeling buiten beschouwing.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat eisers een van de vele afnemers zijn van de verhuurbemiddeling-, beheer- en marketingdiensten van Landal. Deze groep afnemers is zo onbepaald dat enkel het behoren tot deze groep niet de status van belanghebbende meebrengt. Eisers onderscheiden zich binnen deze kring van afnemers niet zodanig dat daarom dient te worden aangenomen dat zij worden geraakt in een persoonlijk belang.
7.2.
Er is ook geen sprake van een actueel en voldoende zeker belang voor eisers. [eiser 1] verhuurt zijn woning op het park De Bloemert niet. De enkele mogelijkheid dat hij zijn woning in de toekomst wel gaat verhuren, is onvoldoende om een actueel en voldoende zeker belang aan te nemen. Daarnaast heeft de ACM tijdens de zitting - onbetwist door eisers - verklaard dat de overeenkomsten voor de verhuurbemiddeling-, beheer- en marketingdiensten die [eiser 2] met Landal heeft gesloten lopen tot 2031 en dat Roompot deze overeenkomsten heeft overgenomen. Deze overeenkomsten eindigen daarmee ruim vijf jaar na de totstandkoming van het bestreden besluit, terwijl voor de beoordeling van de gevolgen van een (voorgenomen) concentratie in het algemeen een termijn van niet meer dan vijf jaar in ogenschouw wordt genomen. [3]
7.3.
Omdat eisers belang onvoldoende onderscheidend, actueel en zeker is, kunnen zij niet worden aangemerkt als belanghebbenden bij het bestreden besluit. Het beroep dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Verzoek vergoeding griffierecht en proceskosten
8. Eisers betogen dat als hun beroep niet gegrond wordt verklaard de ACM toch het griffierecht en hun proceskosten dient te vergoeden. Dit omdat de openbare versie van het besluit is gepubliceerd nadat de beroepstermijn is verstreken. Eisers hebben daarom beroep moeten instellen zonder dat zij op basis van de openbare versie van het bestreden besluit daarover een afweging konden maken.
9. Nu eisers het beroep na kennisname van de openbare versie van het bestreden besluit niet hebben ingetrokken, ziet de rechtbank geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eisers door de ACM.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Eisers krijgen het griffierecht niet terug. Eisers krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Lunenberg, voorzitter, en mr. S.M. Goosens en mr. Y.E. de Muynck, in aanwezigheid van mr. M. Traousis-van Wingaarden, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2024.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.artikel 8:29, eerste en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Bijvoorbeeld de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 30 maart 2021, ECLI:NL:CBB:2021:349, onder 6.3.
3.Vergelijk de uitspraak van het CBb van 30 maart 2021, ECLI:NL:CBB:2021:349, onder 6.5.