ECLI:NL:RBROT:2024:9238

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 september 2024
Publicatiedatum
19 september 2024
Zaaknummer
10-320724-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van zware mishandeling met voorbedachten rade

Op 11 september 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplegen van zware mishandeling met voorbedachten rade. De zaak betreft een schietincident dat plaatsvond op 27 november 2023 in Rotterdam, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte op zoek ging naar het slachtoffer. De medeverdachte heeft het slachtoffer in zijn bovenbeen geschoten, wat resulteerde in een complexe breuk. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 10 jaar, maar de rechtbank oordeelde dat niet bewezen was dat de verdachte opzet had op de dood van het slachtoffer. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wel degelijk opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel had toegebracht aan het slachtoffer, en sprak hem vrij van de poging tot moord. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaar en moet een schadevergoeding van € 5.971,92 betalen aan de benadeelde partij. De rechtbank overwoog dat het schietincident niet alleen het slachtoffer, maar ook andere personen in gevaar heeft gebracht, wat de ernst van het feit onderstreept.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-320724-23
Datum uitspraak: 11 september 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres],
raadsman mr. M.J. van Berlo, advocaat in Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 augustus 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Kruit heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde medeplegen van een poging tot moord;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaar met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering feit 1 primair en subsidiair
Opzet op de dood van het slachtoffer?
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 primair ten laste gelegde medeplegen van een poging tot moord wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie stelt zich primair op het standpunt dat er sprake is geweest van vol opzet.
In de gevoerde gesprekken in relatie tot de camerabeelden is te lezen dat de aangever dood moest, dat de verdachte en de medeverdachte dat doel voor ogen hadden en dat dit ook de opdracht voor het schietincident was. Daarmee is in juridische zin van sprake van opzet op de dood van de aangever.
Subsidiair stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat er sprake is geweest van voorwaardelijk opzet. De kogels hadden namelijk een beenslagader kunnen raken. Bovendien zat het slachtoffer in een positie waarbij zijn bovenbenen zich dichtbij zijn romp en dus ook dichtbij zijn vitale organen en buikslagaders bevonden. Als dergelijke aders en/of organen waren geraakt was de kans groot geweest dat het slachtoffer was overleden.
4.1.2
Beoordeling
De officier van justitie heeft ter onderbouwing van haar primaire standpunt gewezen op een afgeluisterd gesprek tussen de verdachte en de medeverdachte, waarin erover wordt gesproken dat:
- het slachtoffer dood moet;
- het slachtoffer keek alsof hij wist dat hij dood zou gaan;
- het slachtoffer dood zou gaan;
- het slachtoffer alsnog dood zal gaan.
De rechtbank acht dit alles onvoldoende om te kunnen concluderen dat verdachte vol opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer. Immers hebben de verdachten ook verschillende keren (eveneens in afgeluisterde gesprekken) verklaard dat het niet de bedoeling was dat het slachtoffer zou overlijden maar dat het ‘slechts’ de bedoeling was om een waarschuwing af te geven. Bovendien hebben de verdachten ter zitting verklaard dat het betreffende gesprek grootspraak is geweest, hetgeen niet valt uit te sluiten. Tot slot zijn bepaalde delen van de afgeluisterde gesprekken voor meerdere interpretaties vatbaar. Zo heeft de officier van justitie bijvoorbeeld gewezen op de zin “ze willen echt iemand dood maken”. Wanneer die zin echter wordt bezien in de context van het gesprek volgt daaruit dat de verdachten vinden dat de politie en het OM met een poging tot moord te hoog inzetten, oftewel, dat de politie en het OM hen nu ‘dood’ probeert te maken. Dit blijkt uit de zinnen: “Die jongen moest gewoon eentje in de been krijgen. Ze maken het weer erger dan het is, broer. Terwijl je gewoon richt naar die kanker been, he broer”.
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat door het schieten in een bovenbeen van het slachtoffer door de medeverdachte [medeverdachte] niet, ook niet onder de omstandigheid dat het slachtoffer op dat moment in een onderuitgezakte positie en met opgetrokken knieën op de bijrijdersstoel in de auto zat, kan worden vastgesteld dat daarmee een reële kans op het toebrengen van dodelijk letsel in het leven is geroepen. Van opzet in de zin van voorwaardelijk opzet is naar het oordeel van de rechtbank dus evenmin sprake.
4.1.3
Conclusie
Dit betekent dat niet bewezen is dat de verdachte zich aan het primair ten laste gelegde medeplegen van poging tot moord dan wel doodslag en aan de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan poging tot moord dan wel doodslag schuldig heeft gemaakt. De verdachte zal daarom van het hem onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Bewijswaardering feit 1 meer subsidiair:
Het opzet van de verdachte op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en het ten laste gelegde medeplegen.
Standpunt van de verdediging.
Aangevoerd is door de verdediging allereerst dat er geen opzet is geweest, ook niet in voorwaardelijke zin, op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en de verdachte daarom dient te worden vrijgesproken.
Daarnaast is door de verdediging aangevoerd dat de handelingen van de verdachte - het optreden als chauffeur voorafgaand, tijdens en na het door zijn medeverdachte te plegen delict - zijn te kwalificeren als medeplichtigheidsgedragingen en niet kan worden gezegd dat de verdachte daarmee een bijdrage van zodanig gewicht geleverd heeft dat er sprake is van medeplegen. De verdediging heeft ook om die reden vrijspraak bepleit.
Beoordeling van de gevoerde verweren.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat bij de verdachte, gelet op zijn verklaring dat hij er van uitging dat er slachtoffer moest worden “gewaarschuwd”, het opzet in directe zin op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer bij de verdachte ontbrak.
Niettemin kan toch sprake zijn van opzet in de vorm van voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg -zoals hier het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel- wanneer de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden.
Voor wat betreft de vraag of sprake is van bewuste aanvaarding van zo’n kans heeft te gelden dat uit de enkele omstandigheid dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, niet zonder meer kan volgen dat hij de aanmerkelijke kans op het gevolg ook bewust heeft aanvaard, omdat ook sprake kan zijn van bewuste schuld.
Of in een concreet geval moet worden aangenomen dat sprake is van bewuste schuld of van voorwaardelijk opzet zal afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval. Daarbij zijn de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht, van belang. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust heeft aanvaard.
Met betrekking tot de aard van de gedragingen kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden worden vastgesteld.
Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
De verdachte is op 27 november 2023 in zijn auto samen met medeverdachte [medeverdachte] naar de Katshoek in Rotterdam gereden. De verdachte heeft de auto daar geparkeerd. Medeverdachte [medeverdachte] is uit de auto van de verdachte gestapt en hij is naar de witte Volkswagen Polo, met daarin de aangever, gelopen. Hij heeft het portier van de auto opengetrokken en hij heeft de aangever twee keer in zijn dijbeen geschoten.
Naar het oordeel van de rechtbank waren de aard van de (aan de verdachte mede toe te rekenen) gedragingen van de (mede) verdachte - zie ook hieronder - daarbij in het onderhavige geval zodanig dat deze naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden worden aangemerkt als zozeer gericht op het toebrengen van -minstens- het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan zijn dan dat de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust is aanvaard.
Uit zich in het dossier bevindende telefoongesprekken kan immers worden afgeleid dat de verdachte wist dat het de bedoeling was om aangever in zijn been te schieten. Dit blijkt allereerst uit de reeds besproken passage “Hij moest gewoon eentje in de been krijgen, broer. Hij heeft gewoon iets fout gedaan, broer. Hij moet gewoon eentje in zijn been krijgen.” Bovendien blijkt dit uit een gesprek tussen de verdachte en zijn oom, waarin de verdachte zegt dat hij kon kiezen tussen de auto rijden of een jongen op zijn been schieten en “dat hij aan hem heeft verteld wat hij wilde, dat zij (de verdachten) daarna zijn samengekomen, dat hij (de medeverdachte) dat heeft gedaan en dat hij (verdachte) een auto heeft gereden”.
Door onder die omstandigheden samen met degene die uiteindelijk de schoten op aangever heeft gelost op zoek te gaan naar de witte VW Polo met daarin de -latere- aangever heeft de verdachte er bewust rekening mee moeten houden dat er die avond op (een been van) de aangever met een vuurwapen zou worden geschoten en heeft hij de aanmerkelijke kans dat de aangever daardoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen bewust aanvaard.
De verdachte heeft dan ook gehandeld met opzet, in de zin van voorwaardelijk opzet, op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer.
Met betrekking tot het medeplegen geldt dat de verdachte niet alleen op de bewuste dag van het schietincident, maar ook al op de dag daaraan voorafgaand bewust samen met de medeverdachte op zoek is gegaan naar het slachtoffer. Bovendien blijkt uit een telefoongesprek met zijn oom dat aan de verdachte de keuze is voorgelegd om te rijden of te schieten. Dit duidt op een inwisselbaarheid van rollen tussen de verdachten. Ten slotte wijst ook het feit dat de verdachte een en ander heeft willen verhullen door de lichten van zijn auto tijdens het schietincident zelf tijdelijk te doven op medeplegen. Dit alles kan worden beschouwd als veel verdergaande handelingen dan die van een medeplichtige.
Voorbedachte raad
De rechtbank is van oordeel dat verdachte en zijn medeverdachte hebben gehandeld met voorbedachte raad. Daarvoor is vereist dat komt vast te staan dat de verdachten zich gedurende enige tijd hebben kunnen beraden op het te nemen besluit en dat zij niet hebben gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat zij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van hun voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte en zijn mededader de nacht tevoren al gezamenlijk in de auto van de medeverdachte op zoek waren naar het slachtoffer en naar de auto waarin deze zich bevond. Dit impliceert dat zij bijna een etmaal de tijd hebben gehad om de door hen gemaakte plannen te heroverwegen. Op het moment dat de auto met daarin het slachtoffer daadwerkelijk werd aangetroffen, ging de medeverdachte gericht op zijn doel, het slachtoffer, af en schoot hij deze gericht tot twee keer toe in het bovenbeen.
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is overwogen het opzet bij de verdachte in de zin van voorwaardelijk opzet aanwezig en de rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel met voorbedachten rade aan de aangever.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft het bewezen verklaarde feit op die wijze begaan dat:
1 (meer subsidiair)
hij op 27 november 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander
aan [slachtoffer]
opzettelijk en met voorbedachten rade
zwaar lichamelijk letsel, te weten een complexe breuk in het bovenbeen, heeft
toegebracht door
meermaals op, die [slachtoffer] te schieten.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Feit 1 (meer subsidiair):
Medeplegen van zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan zware mishandeling door meerdere keren met een vuurwapen te schieten op de benen van het slachtoffer.
De verdachte is samen met de medeverdachte op twee achtereenvolgende dagen op zoek gegaan naar het slachtoffer om hem in zijn been te schieten bij wijze van ‘waarschuwing’. Nadat het slachtoffer was gevonden is dit ook daadwerkelijk gebeurd. Hierbij heeft de verdachte een uiterst gevaarlijke situatie doen ontstaan.
Immers, nadat de auto van het slachtoffer uiteindelijk werd aangetroffen, is de verdachte in de Opel Astra achtergebleven en is de medeverdachte uitgestapt en in de richting van de auto met daarin het slachtoffer gelopen. De medeverdachte heeft toen het portier van deze auto, waarin zich naast het slachtoffer nog andere personen bevonden, aan de bestuurderszijde opengetrokken en hij heeft vervolgens twee keer geschoten op de benen van het slachtoffer, dat zich op de bijrijdersstoel bevond. Hij is daarna teruggelopen naar de Opel Astra en is vervolgens samen met de verdachte weggereden.
Het slachtoffer heeft door het handelen van de verdachte een gecompliceerde beenbreuk opgelopen, waarvoor vergaand medisch ingrijpen in de vorm van een operatie noodzakelijk was.
Een schietincident als het onderhavige getuigt van uiterst onverantwoordelijk gedrag. Door met een vuurwapen schoten te lossen is niet alleen aan het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toegebracht, maar is ook voor de andere zich op dat moment in de auto bevindende personen een uiterst gevaarlijke situatie ontstaan.
De rechtbank acht dit een zeer ernstig strafbaar feit. Een zware mishandeling met gebruik van een vuurwapen onder deze omstandigheden schokt de rechtsorde zeer en brengt ook buiten de directe omgeving van het slachtoffer angst en gevoelens van onveiligheid teweeg.
De enorme fysieke en psychische gevolgen die zijn handelen bij het slachtoffer teweeg hebben gebracht, heeft de verdachte kunnen vernemen uit de namens het slachtoffer ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 april 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor dergelijke feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 19 april 2024.
In dit rapport is ingegaan op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, in welk kader wordt geadviseerd om aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht bij reclassering, een verplichte ambulante behandeling, en het verplichte verblijf van de verdachte in een begeleide woonvorm of maatschappelijke opvang op te leggen.
Gezien de ernst van het bewezenverklaarde feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren passend en geboden.
Deze straf maakt, gelet op het bepaalde in artikel 14a van het Wetboek van Strafrecht, het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel, en daarmee het opleggen van de geadviseerde bijzondere voorwaarden, niet mogelijk.
De met de geadviseerde voorwaarden beoogde resocialisatie van de verdachte kan te zijner tijd mogelijk vorm worden gegeven in het kader van (de voorwaarden bij) een voorwaardelijke invrijheidstelling van de verdachte.
De op te leggen straf is aanzienlijk lager dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat de rechtbank de verdachte vrijspreekt van de poging tot moord dan wel doodslag, waarop de officier van justitie haar eis heeft gebaseerd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij], ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.804,41 aan materiële schade, bestaande uit:
kosten fysiotherapie: € 647,43
eigen risico 2023: € 271,98
eigen risico 2024: € 52,51
voorschot eigen risico 2024: € 332,49
voorschot te verwachten toekomstige kosten: € 2.500,00.
Daarnaast vordert de benadeelde partij een vergoeding van € 35.000,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de kosten voor fysiotherapie, en de kosten van eigen risico 2023 en 2024.
De officier van justitie acht de gevorderde voorschotten niet eenvoudig vast te stellen en zij heeft ten aanzien van die kosten geconcludeerd tot niet ontvankelijkheid van de benadeelde partij.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte ter zake van het aan de benadeelde partij toe te wijzen bedrag de maatregel van schadevergoeding zal worden opgelegd.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich voor wat betreft de gevorderde materiële schade op het standpunt gesteld dat de vordering ter zake de kosten voor de ondergane fysiotherapie in Irak niet toewijsbaar zijn, omdat het de keuze van de aangever is geweest om in Irak te verblijven en daar niet-vergoede therapie te volgen.
De kosten van toekomstige schade is te hoog begroot en de kosten voor het volgen van behandeling voor mentale klachten dienen te worden verlaagd tot maximaal € 500,=.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade heeft de verdediging, verwijzende naar in vergelijkbare zaken toegewezen bedragen, matiging bepleit.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit ter zake kosten fysiotherapie, kosten eigen risico 2023 en kosten eigen risico
rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht, en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal de vordering ter zake deze kosten, ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen.
De benadeelde partij zal in de overige gevorderde kosten niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Vast is voorts komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal, nu nog geen medische eindsituatie is bereikt, naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 5.000,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 27 november 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij (ten dele) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 5.971,92, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 47, 302 en 303 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij], te betalen een bedrag van
€ 5.971,92 (zegge: vijfduizend negenhonderdeenenzeventig euro en tweeënnegentig eurocent), bestaande uit € 971,92 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij] te betalen
€ 5.971,92(hoofdsom, zeg
ge: vijfduizend negenhonderdeenenzeventig euro en tweeënnegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 november 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 5.971,92 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
64 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van der Groen, voorzitter,
en mrs. A.S. Flikweert en J.C. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van J.P. van der Wijden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 11 september 2024.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 27 november 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
[slachtoffer] opzettelijk, al dan niet met voorbedachten rade, van het leven te beroven,
(meermaals) op, althans in de richting van, die [slachtoffer] heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte]
op of omstreeks 27 november 2023 te Rotterdam,
ter uitvoering van het door die [medeverdachte] voorgenomen misdrijf om [slachtoffer],
opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade,
van het leven te beroven,
(meermaals) op, althans in de richting van, die [slachtoffer] heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 27
november 2023 te Rotterdam,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of
opzettelijke gelegenheid en/of middelen heeft verschaft
door
- als bestuurder van een (personen)auto die [medeverdachte] naar een plaats heeft gebracht
waar die [medeverdachte] een vuurwapen heeft opgehaald en/of
- ( vervolgens) die [medeverdachte] met die auto naar de plaats delict heeft vervoerd en/of
- ( vervolgens) (na het incident) die [medeverdachte] met die auto van de plaats delict heeft
(weg)gevoerd, althans heeft geholpen te (ont)vluchten en/of
- ( vervolgens) die [medeverdachte] met die auto naar een plaats heeft gebracht waar die [medeverdachte]
een vuurwapen heeft weggebracht;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 november 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
aan [slachtoffer]
opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade
zwaar lichamelijk letsel, te weten een complexe breuk in het bovenbeen, heeft
toegebracht door
(meermaals) op, althans in de richting van, die [slachtoffer] te schieten;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
[medeverdachte]
op of omstreeks 27 november 2023 te Rotterdam,
opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade
aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een complexe breuk in het
bovenbeen, heeft toegebracht,
door (meermaals) op, althans in de richting van, die [slachtoffer] te schieten,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 27
november 2023 te Rotterdam,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of
opzettelijke gelegenheid en/of middelen heeft verschaft
door
- als bestuurder van een (personen)auto die [medeverdachte] naar een plaats heeft gebracht
waar die [medeverdachte] een vuurwapen heeft opgehaald en/of
- ( vervolgens) die [medeverdachte] met die auto naar de plaats delict heeft vervoerd en/of
- ( vervolgens) (na het incident) die [medeverdachte] met die auto van de plaats delict heeft
(weg)gevoerd, althans heeft geholpen te (ont)vluchten en/of
- ( vervolgens) die [medeverdachte] met die auto naar een plaats heeft gebracht waar die [medeverdachte]
een vuurwapen heeft weggebracht;