3.1.De bezwaarschriftenadviescommissie heeft in haar advies van 12 juni 2023 geadviseerd eiseres ook over het jaar 2008 als gedupeerde aan te merken. In het advies is het volgende vermeld:
“
Het bezwaar gericht tegen de afwijzing van compensatie voor berekeningsjaar 2008
Individuele vooringenomenheid
Omdat belanghebbende haar aanvraag KOT te laat (op 5 november 2009) heeft
ingediend, heeft B/T voor het jaar 2008 geen KOT toegekend of teruggevorderd. Voor het toekennen van compensatie is dan ook dan geen grondslag, aldus UHT. Niet in geschil is dat gedurende dit jaar wel sprake is geweest van opvang.
Belanghebbende heeft aangevoerd dat B/T ten onrechte niet heeft gereageerd op haar
aanvraag. Deze handelwijze leidt er volgens belanghebbende toe dat aan haar een
rechtsmiddel is onthouden. Belanghebbende stelt dat UHT vooringenomen gehandeld
heeft jegens haar.
De Commissie overweegt dat vaststaat dat belanghebbende op 5 november 2009 een
aanvraag KOT voor berekeningsjaar 2008 heeft ingediend en dat B/T niet op deze
aanvraag gereageerd en beslist heeft.
B/T was daartoe wel verplicht; een bestuursorgaan moet (tijdig) op een aanvraag
beslissen. B/T heeft echter in het geheel niet gereageerd op de aanvraag. Door het niet
nemen van een besluit heeft B/T belanghebbende de gelegenheid ontnomen om hierop te
reageren in bezwaar. Daarmee heeft B/T belanghebbende een rechtsingang ontnomen.
Naar de Commissie meent, vertoont dit trekken van vooringenomen handelen. Dat
belanghebbende op grond van de Awb bezwaar had kunnen instellen tegen de fictieve
weigering om een besluit te nemen, doet naar de mening van de Commissie niet af aan
de laakbaarheid van een dergelijk handelen door het bestuursorgaan.
(…)
In de situatie van belanghebbende acht de Commissie de omstandigheid dat UHT geen
beslissing heeft genomen en in het geheel niet heeft gereageerd op de aanvraag KOT
over 2008, in het licht van de omstandigheden dat het niet-reageren een patroon is
geweest en belanghebbende voor de jaren volgend op 2008 als gedupeerde is
aangemerkt, voldoende om te kunnen concluderen dat sprake is van institutioneel
vooringenomen handelen.
De Commissie adviseert UHT daarom om het bezwaar op dit onderdeel gegrond te
verklaren. Dit kan echter niet leiden tot een forfaitaire compensatie, hetgeen hieronder
nader zal worden uitgelegd.
Forfaitaire compensatie
In het geval van belanghebbende is met betrekking tot berekeningsjaar 2008 geen
sprake geweest van een beschikking tot het verminderen of niet toekennen van een KOT
of het beëindigen van voorschotverlening voor een KOT die een direct gevolg is van
institutionele vooringenomenheid. In dit verband ontbreekt een mogelijkheid om
compensatie vast te stellen. De Commissie overweegt dat belanghebbende om deze
reden geen aanspraak heeft op forfaitaire compensatie vanwege schade in de zin van
artikel 2.2 aanhef en onder a. Wht. Deze compensatie heeft betrekking op forfaitaire
bedragen en deze bedragen zijn onafhankelijk van de (mogelijk) werkelijke schade die
belanghebbende geleden heeft.
Werkelijke schade
De Commissie overweegt dat belanghebbende wellicht wel aanspraak kan maken op
werkelijk door haar geleden schade die verband houdt met de vooringenomen
handelswijze van B/T voor berekeningsjaar 2008. In de wet staat (samengevat) dat aan
een aanvrager van compensatie die aannemelijk maakt dat en in welke mate de door
haar werkelijk geleden schade volgens het recht hoger is dan de forfaitaire compensatie,
op aanvraag aanvullende compensatie voor de werkelijke schade toegekend wordt
(artikel 2.1 lid 3 Wht).
Belanghebbende dient daartoe een verzoek tot vergoeding van de werkelijke schade in te
dienen, dat door UHT voor advies wordt voorgelegd aan de Commissie aanvullende
schadevergoeding werkelijke schade (CWS). Dit CWS-advies is vervolgens leidend bij het
nemen van het besluit met betrekking tot de aanvullende compensatie.”