ECLI:NL:RBROT:2024:9214

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
19 september 2024
Zaaknummer
10-054190-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van (verlengde) invoer van een partij cocaïne van 1434 kilogram

Op 18 september 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 2000, die werd beschuldigd van het medeplegen van de invoer van 1434 kilogram cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij de invoer van deze grote partij cocaïne, die op 3 maart 2022 in de Maasvlakte, Rotterdam, werd aangetroffen. De verdachte werd op die datum samen met medeverdachten aangehouden in een container, en er werd DNA-materiaal van hem aangetroffen in een hotelcontainer waar ook andere goederen en een zegel van de broncontainer werden gevonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten in nauwe samenwerking handelingen hebben verricht die gericht waren op de invoer van de cocaïne, en dat er voldoende bewijs was voor de tenlasteleggingen van medeplegen van invoer en wederrechtelijk verblijf op een haventerrein. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 48 maanden geëist, maar de rechtbank legde een straf op van 40 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De rechtbank weigerde ook een voorwaardelijk verzoek van de verdediging om een getuige te horen, omdat dit niet voldoende was onderbouwd. De verdachte werd schuldig bevonden aan de feiten en kreeg een gevangenisstraf opgelegd, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering werd gebracht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-054190-22
Datum uitspraak: 18 september 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
raadsman mr. G.R. Stolk, advocaat te Schiedam.

1.Onderzoek op de terechtzittingen

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 27 en 28 augustus 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.C. Visser heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, het volgen van een opleiding of het hebben van werk en inzicht geven in financiën;
  • oplegging van een maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, te weten een locatieverbod voor de havengebieden van Rotterdam, Amsterdam, IJmuiden, Vlissingen en Groningen voor drie jaar, met vervangende hechtenis voor de duur van twee weken per overtreding (met een maximum van zes maanden), en dadelijke uitvoerbaarheid van die maatregel.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering feit 3 (deelname aan een criminele organisatie)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 1 (medeplegen invoer cocaïne) en feit 2 (in vereniging wederrechtelijk verblijven op een haventerrein)
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken van het eerste feit. Daartoe is het volgende aangevoerd. De 23 balen met cocaïne die gevonden zijn in de switchcontainer komen niet uit de broncontainer omdat dit niet past. Dit betekent ook dat de theorie, dat de balen van de broncontainer naar de switchcontainer zijn gesleept, niet klopt. Daarbij komt dat op de foto’s die zijn gemaakt van de broncontainer geen grind te zien is, maar tegels waar onmogelijk sleepsporen op kunnen worden achtergelaten. Gelet op het voorgaande ontbreekt het wettelijk en overtuigend bewijs dat de verdachte betrokken is geweest bij het slepen van balen cocaïne van de bron- naar de switchcontainer. Ook bestaat er geen link tussen de verdachte en de partij verdovende middelen.
De verdediging heeft zich ten aanzien van het tweede feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.2.2.
Beoordeling
Vaststaande feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat uit van de volgende, aan de wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
Broncontainer
Op 3 maart 2022 om 02:47 uur werden bij een douanescan afwijkende vormen gezien in de lading van een container met nummer [containernummer 1] (hierna: de broncontainer), welke was geplaatst op het containerstack DDE van Hutchison Ports ECT Delta op de Maasvlakte. De container was afkomstig uit Ecuador en geladen met dozen met bananen. De container werd om 03:57 uur ter controle in het inspectievak geplaatst. Na opening van de deur van de container werd vastgesteld dat er dozen met bananen ontbraken. Voorafgaand aan de controle stond de broncontainer in stack 278.
Aanhoudingen verdachten
Na de inspectie van de broncontainer heeft de douane omstreeks 04:00 uur opdracht gegeven om het stackgedeelte ter hoogte van de stacks 277, 278 en 279 af te zetten. Omstreeks 05:20 uur werden door douaneambtenaren ongeveer zeven personen gesignaleerd. Zij zagen dat deze personen in het donker waren gekleed en van stack 278 naar stack 277 renden. Bij achtervolging van deze groep werd omstreeks 05:20 uur de medeverdachte [medeverdachte 1] aangehouden in stack 268. Tijdens een zoekslag in het stackgedeelte tussen de stacks 278 en 260 werd omstreeks 06:30 uur de medeverdachte [medeverdachte 2] aangehouden in stack 262. De verdachte is samen met de medeverdachten [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] omstreeks 06:40 uur aangehouden in een lege container ( [containernummer 2] ) in stack 263. Omstreeks 11:55 uur werd in stack 278 de medeverdachte [medeverdachte 6] aangehouden.
Switchcontainer
Tijdens de zoekslag werden in stack 278 verse sporen van voetstappen en sleepsporen in het grind gesignaleerd. Deze sporen startten vanaf de transferplaats waar de broncontainer had gestaan en leidden naar stackpositie 278, rij 9/10, positie 4. Op deze positie had eerder die nacht een container met nummer [containernummer 3] (hierna: switchcontainer) gestaan. Deze container was omstreeks 04:34 uur vanaf die positie verplaatst naar een andere positie binnen hetzelfde stack 278. In de switchcontainer zijn – naast dozen met bananen – 23 balen aangetroffen met in totaal 1436 pakketten cocaïne. De dozen met bananen in deze container waren identiek aan de dozen met bananen uit de broncontainer.
Hotelcontainer
Tijdens de zoekslag werd ook in stack 278 een container aangetroffen met nummer [containernummer 4] (hierna: hotelcontainer). In deze hotelcontainer werden diverse goederen aangetroffen, waaronder proviand, lege drinkflesjes, matrassen, rugtassen, gereedschap en intacte barrierseals. Ook lag er een peilbaken in de container. Er werd in de hotelcontainer tevens een afgeknipt zegel met nummer [containernummer 5] gevonden. Dit zegel behoorde toe aan de broncontainer.
Van de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] is DNA-materiaal aangetroffen op verschillende drinkflesjes in de hotelcontainer.
Betrokkenheid van de verdachte
De verdachte is samen met [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] in de lege container ( [containernummer 2] ) aangehouden. In de hotelcontainer is DNA-materiaal van de verdachte aangetroffen op een drinkflesje. Ook van [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] is DNA aangetroffen op drinkflesjes. De rechtbank leidt hieruit af dat de verdachte en deze medeverdachten in de hotelcontainer hebben verbleven. Hoewel een drinkflesje een verplaatsbaar object is, maakt het evident onderdeel uit van de uitrusting van de hotelcontainer en is er geen logische andere verklaring voor de aanwezigheid van deze flesjes in de container.
In diezelfde hotelcontainer lag een afgeknipt zegel welke toebehoorde aan de broncontainer, waaruit de rechtbank afleidt dat de personen in de hotelcontainer betrokken zijn bij de verbreking van dit zegel en de uithaal van de broncontainer. Op basis van de sporen in het grind is er voorts een duidelijke link tussen de broncontainer en de switchcontainer waarin de drugs zijn aangetroffen. Ook waren de dozen bananen in de switchcontainer identiek aan de dozen bananen in de broncontainer, zodat de rechtbank vaststelt dat deze dozen uit de broncontainer afkomstig zijn. Verder hadden zowel de broncontainer als de switchcontainer een nieuw zegel gekregen met hetzelfde nummer. Daar komt bij dat zowel de broncontainer als de switch- en hotelcontainer in hetzelfde stack 278 waren gepositioneerd. De rechtbank is van oordeel dat op grond van de voornoemde omstandigheden de verdachte betrokken is geweest bij de uithaal en switch en dus bij de (verlengde) invoer van de partij cocaïne van 1434 kilogram.
Ten aanzien van de vraag of de 23 balen passen in de broncontainer overweegt de rechtbank dat de verdediging bij de door haar gehanteerde berekening uitgaat van een verkeerd uitgangspunt. Uit het aanvullend proces-verbaal van 19 augustus 2022 ( [proces-verbaalnummer] ) blijkt dat de 23 balen wel degelijk hebben gepast op de plaats in de broncontainer waar de dozen met bananen ontbraken. Voorts overweegt de rechtbank dat het gegeven dat het inspectievak bestraat is, niet betekent dat ook de stacklanen bestraat zijn. Bovendien blijkt uit de fotografische vastlegging van de hotelcontainer, welke net als de bron- en switchcontainer stond in stack 278, dat aan de voorkant van die container grind lag.
Er moeten ook anderen betrokken zijn geweest bij de invoer van de container en het verplaatsen van de drie betrokken containers naar hetzelfde stack. Als uithaler is de verdachte een essentiële schakel in de keten van het invoertraject geweest en heeft hij met zijn handelen een wezenlijke bijdrage geleverd aan de invoer van cocaïne in Nederland. Hieronder moet ook worden begrepen het verrichten van handelingen gericht op het verdere vervoer, de opslag en de aflevering van verdovende middelen, zoals omschreven in artikel 1, vierde lid, van de Opiumwet, de verlengde invoer.
Dat de verdachte niet alleen heeft geopereerd volgt ook uit het feit dat hij met medeverdachten werd aangehouden en dat ook het DNA van twee van hen is aangetroffen in de hotelcontainer. Daar komt bij dat het hier gaat om een grote partij drugs die in een kort tijdsbestek moet zijn uitgehaald (het tijdvak tussen ongeveer 03:00 uur – de douanescan – en 04:00 uur – de inspectie –), wat erop duidt dat men moet hebben samengewerkt om alle pakketten te tillen en te verplaatsen. De verdachte en de medeverdachten hebben dus in nauwe en bewuste samenwerking handelingen verricht die waren gericht op de (verlengde) invoer van de cocaïne.
Gelet op het voorgaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de invoer van cocaïne en daarmee ook dat hij tezamen en in vereniging met anderen wederrechtelijk heeft verbleven op het haventerrein.
Voorwaardelijk verzoek verdediging
De rechtbank wijst het voorwaardelijk verzoek om verbalisant [naam verbalisant] te horen als getuige af, omdat het verzoek onvoldoende is onderbouwd. Evenmin is in dit stadium de noodzaak daarvan gebleken.
4.4.3.
Conclusie
De onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten zijn wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 (primair) en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
feit 1
hij op 3 maart 2022 te Maasvlakte, Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 1434 kilogram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 2
hij op 03 maart 2022 te Maasvlakte Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen, te weten het besloten terrein van ECT Delta terminal, waarbij hij, verdachte, zich met zijn mededaders op die besloten plaats vervolgens de toegang heeft verschaft tot een ruimte bestemd voor de opslag van goederen, te weten een container (met nummer [containernummer 1] ) door middel van verbreking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1 (primair): medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2: tezamen en in vereniging met anderen wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen, waarbij de schuldigen zich op de besloten plaats de toegang hebben verschaft tot een ruimte bestemd voor de opslag van goederen, door middel van verbreking.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich met anderen als uithaler schuldig gemaakt aan de invoer van 1434 kilogram cocaïne. De verdachte heeft samen met anderen handelingen verricht, gericht op de verdere invoer van die pakketten cocaïne. Met zijn handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de internationale drugshandel. Harddrugs vormen een groot gevaar voor de volksgezondheid. De handel in harddrugs gaat bovendien vaak gepaard met andere vormen van (zware) criminaliteit, met alle gevolgen van dien. Dit alles veroorzaakt gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Aan de ene kant is de rol van de verdachte belangrijk in het plegen van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit die de invoer van cocaïne is. De uithalersactiviteiten zijn immers van essentieel belang om het cocaïnetransport goed te laten verlopen en daarmee zijn uithalers een onmisbare schakel in de internationale transportketen van cocaïne.
Aan de andere kant is de rol van de verdachte in het geheel beperkt. Het werk van de uithaler is niet meer en niet minder dan de cocaïne voor de eigenaren van die cocaïne uit de haven krijgen. Het is een bijzonder risicovolle klus waar andere betrokkenen in de keten hun handen niet graag aan vuil maken.
De verdachte heeft daarnaast onbevoegd op een Rotterdams haventerrein verbleven. De havens van Rotterdam vormen onderdeel van een infrastructuur die essentieel is voor het economisch verkeer in Rotterdam, de rest van het land en ver daarbuiten. Het handelen van de verdachte heeft het economische verkeer verstoord, omdat signalering van onbevoegde personen op het haventerrein betekent dat (een deel van) de werkzaamheden stil moet worden gelegd. Daarnaast brengt het hoge kosten voor beveiliging, toezicht en handhaving met zich.
De rechtbank weegt daarbij mee dat de verdachte geen openheid van zaken heeft gegeven of inzicht heeft getoond in de kwalijkheid van zijn handelen. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 augustus 2024 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
De rechtbank heeft kennisgenomen van een eerder opgemaakt reclasseringsadvies van 8 augustus 2022. De Reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden meldplicht, volgen van opleiding, c.q. het hebben van werk en inzicht in financiën.
7.3.3.
Overig
Ter zitting heeft de verdachte aangevoerd dat hij zijn leven goed op orde heeft, een fulltimebaan heeft en dat zijn schulden grotendeels zijn afbetaald. De verdachte heeft geen behoefte aan hulp van de Reclassering.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is. Enerzijds dient dit als vergelding voor de ontwrichting in de samenleving waar de verdachte indirect aan heeft bijgedragen. Anderzijds heeft deze straf als doel hem en anderen ervan te weerhouden zich met drugscriminaliteit in te laten. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals besproken ter terechtzitting, geven geen aanleiding voor strafmatiging. De rechtbank ziet geen reden om een deels voorwaardelijke straf op te leggen, zoals verzocht door de officier van justitie, mede omdat ter zitting is gebleken dat de oplegging van bijzondere voorwaarden geen meerwaarde meer heeft.
Bij de bepaling van de straf is ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn met ongeveer zes maanden, terwijl er geen bijzondere omstandigheden zijn die een dergelijke overschrijding rechtvaardigen. De rechtbank zou, indien de zaak binnen de redelijke termijn zou zijn behandeld, een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden passend en geboden vinden. Voor de overschrijding trekt de rechtbank twee maanden af, zodat de rechtbank een gevangenisstraf van 40 maanden oplegt.
Door de officier van justitie is de oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht geëist. De rechtbank ziet in dit geval onvoldoende reden om hiertoe over te gaan. Het aanwezig zijn op de haventerreinen valt al onder de strafbaarstelling in artikel 138aa Sr en het door middel van een gebiedsverbod trekken van een grotere ‘verboden cirkel’ rond de havengebieden in Nederland beperkt de bewegingsvrijheid van de verdachte zonder dat de noodzaak daarvan blijkt.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.Voorlopige hechtenis

De verdediging heeft verzocht de voorlopige hechtenis, die bij eerder bevel is geschorst, op te heffen dan wel om de verdachte te schorsen tot aan de behandeling in hoger beroep. Deze verzoeken worden afgewezen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van twee ernstige feiten, waarbij de 12-jaarsgrond aan de orde is en waarvoor een gevangenisstraf van forse omvang wordt opgelegd. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding de voorlopige hechtenis op te heffen. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat het persoonlijke belang van de verdachte dat eerder tot schorsing van de voorlopige hechtenis heeft geleid, niet langer zwaarder moet wegen dan het strafvorderlijk belang en zal om die reden de voorlopige hechtenis niet opnieuw schorsen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 57 en 138aa van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 (primair) en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 40 (veertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H. Kroon, voorzitter,
en mrs. T.M. Riemens en H. Wielhouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.J.H. Mooren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op of omstreeks 3 maart 2022 te Maasvlakte, Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 1434 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 maart 2022 te Maasvlakte, Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/ of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
- het opzettelijk afleveren, verstrekken en/ of vervoeren, van 1434 kilogram cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en /of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
- met één of meer mededader(s) contacten te onderhouden en/of informatie uit te wisselen en/of afspraken te maken over het afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van de cocaïne,
- zich te begeven op het terrein van de ECT Delta terminal,
- het zegel van container [containernummer 1] (met gereedschap) open te breken en te verwijderen,
- bananendozen en/of balen met cocaïne uit voornoemde container te halen en te verplaatsen naar container [containernummer 3] ,
- zich op te houden in container [containernummer 5] en [containernummer 2] ,
- grote hoeveelheden levensmiddelen, matrassen, gereedschap, rugtassen, powerbanks en/of (organisatie)telefoons voorhanden te hebben;
feit 2
hij op of omstreeks 03 maart 2022 te Maasvlakte Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het besloten terrein van ECT Delta terminal, waarbij hij, verdachte, zich al dan niet met zijn mededader(s) op die besloten plaats vervolgens de toegang heeft verschaft tot een gebouw, ruimte of vervoermiddel bestemd voor de distributie, opslag of overslag van goederen, te weten een of meer containers (met nummers [containernummer 1] en [containernummer 2] ) door middel van braak, verbreking en/of inklimming, in elk geval wederrechtelijk in die container(s) heeft verbleven;
feit 3
hij in of omstreeks de periode van 9 februari 2022 tot en met 3 maart 2022 te Rotterdam, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 6] en/of (één of meer) onbekend gebleven perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven.