In deze zaak heeft eiseres, een kinderopvanginstelling, verzocht om compensatie van de kinderopvangtoeslag voor het jaar 2010 op basis van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). De Dienst Toeslagen heeft in een besluit van 24 juni 2021 bepaald dat eiseres geen recht heeft op compensatie, wat door eiseres is bestreden. De rechtbank heeft het beroep op 2 juli 2024 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en haar echtgenoot. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 4 november 2010 zelf de kinderopvangtoeslag met terugwerkende kracht heeft stopgezet, wat blijkt uit een xml-bestand. Eiseres heeft niet kunnen aantonen dat er in 2010 daadwerkelijk kinderopvang heeft plaatsgevonden, wat essentieel is voor het recht op toeslag. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van institutionele vooringenomenheid of onbillijkheden die compensatie rechtvaardigen. Het verzoek om compensatie is daarom afgewezen en het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer op 19 september 2024.