ECLI:NL:RBROT:2024:9181

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
19 september 2024
Zaaknummer
10-054231-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen van invoer van cocaïne en bewezenverklaring van wederrechtelijk verblijven op haventerrein

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 september 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1999, die werd beschuldigd van het medeplegen van de invoer van cocaïne en wederrechtelijk verblijven op een haventerrein. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het medeplegen van de invoer van cocaïne, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de criminele activiteiten rondom de cocaïne. De rechtbank oordeelde dat er geen DNA-bewijs of andere sporen waren die de verdachte konden koppelen aan de containers waarin de cocaïne was aangetroffen. De verdachte was pas uren na de ontdekking van de drugs aangehouden en er was geen bewijs dat hij contact had gehad met de medeverdachten.

Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan het wederrechtelijk verblijven op een haventerrein, omdat hij daar zonder toestemming was aangetroffen. De rechtbank legde een taakstraf op van 90 uren, maar omdat de verdachte al 105 dagen in voorlopige hechtenis had gezeten, resteerde er geen taakstraf meer. De rechtbank overwoog dat het handelen van de verdachte het economische verkeer op de havens verstoorde, wat leidde tot extra kosten voor beveiliging en toezicht. De rechtbank heeft de zaak behandeld in tegenspraak en de uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-054231-22
Datum uitspraak: 18 september 2024
Tegenspraak (art. 279 Sv)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1999,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
raadsman mr. R.H.P. Feiner, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 augustus 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.C. Visser heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 en 3 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 105 dagen met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van een maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, te weten een locatieverbod voor de havengebieden van Rotterdam, Amsterdam, IJmuiden, Vlissingen en Groningen voor de duur van drie jaar, met vervangende hechtenis voor de duur van twee weken per overtreding (met een maximum van zes maanden), en dadelijke uitvoerbaarheid van die maatregel.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering feit 3 (deelname aan een criminele organisatie)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak feit 1 (medeplegen invoer cocaïne dan wel medeplegen voorbereidingshandelingen tot invoer cocaïne)
4.2.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak omdat het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.2.2.
Beoordeling
Vaststaande feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Broncontainer
Op 3 maart 2022 om 02:47 uur werden bij een douanescan afwijkende vormen gezien in de lading van een container met nummer [containernummer 1] (hierna: de broncontainer), welke was geplaatst op het containerstack DDE van Hutchison Ports ECT Delta op de Maasvlakte. De container was afkomstig uit Ecuador en geladen met dozen met bananen. De container werd om 03:57 uur ter controle in het inspectievak geplaatst. Na opening van de deur van de container werd vastgesteld dat er dozen met bananen ontbraken. Voorafgaand aan de controle stond de broncontainer in stack 278.
Aanhoudingen verdachte en medeverdachten
Na de inspectie van de broncontainer heeft de douane omstreeks 04:00 uur opdracht gegeven om het stackgedeelte ter hoogte van de stacks 277, 278 en 279 af te zetten. Omstreeks 05:20 uur werden door douaneambtenaren ongeveer zeven personen gesignaleerd. Zij zagen dat deze personen in het donker waren gekleed en van stack 278 naar stack 277 renden. Bij achtervolging van deze groep werd omstreeks 05:20 uur de medeverdachte [medeverdachte 1] aangehouden in stack 268. Tijdens een zoekslag in het stackgedeelte tussen de stacks 278 en 260 werd omstreeks 06:30 uur de medeverdachte [medeverdachte 2] aangehouden in stack 262. De medeverdachten [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] werden omstreeks 06:40 uur aangehouden in een lege container ( [containernummer 2] ) in stack 263. Omstreeks 11:55 uur werd in stack 278 de verdachte aangehouden.
Switchcontainer
Tijdens de zoekslag werden in stack 278 verse sporen van voetstappen en sleepsporen in het grind gesignaleerd. Deze sporen startten vanaf de transferplaats waar de broncontainer had gestaan en leidden naar stackpositie 278, rij 9/10, positie 4. Op deze positie had eerder die nacht een container met nummer [containernummer 3] (hierna: switchcontainer) gestaan. Deze container was omstreeks 04:34 uur vanaf die positie verplaatst naar een andere positie binnen hetzelfde stack 278. In de switchcontainer zijn – naast dozen met bananen – 23 balen aangetroffen met in totaal 1436 pakketten cocaïne. De dozen met bananen in deze container waren identiek aan de dozen met bananen uit de broncontainer.
Hotelcontainer
Tijdens de zoekslag werd ook in stack 278 een container aangetroffen met nummer [containernummer 4] (hierna: hotelcontainer). In deze hotelcontainer werden diverse goederen aangetroffen, waaronder proviand, lege drinkflesjes, matrassen, rugtassen, gereedschap en intacte barrierseals. Ook lag er een peilbaken in de container. Er werd in de hotelcontainer tevens een afgeknipt zegel met nummer [containernummer 5] gevonden. Dit zegel behoorde toe aan de broncontainer.
Van de medeverdachten [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] is DNA-materiaal aangetroffen op verschillende drinkflesjes in de hotelcontainer.
Betrokkenheid van de verdachte
De hiervoor geschetste feiten en omstandigheden passen op zichzelf bij de situatie dat een groep ‘uithalers’ in de hotelcontainer heeft verbleven, drugs uit de broncontainer heeft gehaald en heeft overgeplaatst naar de switchcontainer. De rechtbank is echter met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat wettig en overtuigend bewijs ontbreekt voor de betrokkenheid van de verdachte bij de bron-, switch- en hotelcontainer of bij de aangetroffen partij cocaïne. Zo zijn er geen DNA-bewijs, vingerafdrukken of andere sporen die hem koppelen aan deze containers of de drugs. De verdachte is alleen en pas vele uren na ontdekking van de drugs aangehouden en niet is gebleken dat de verdachte contact heeft gehad met de medeverdachten. Er is dan ook onvoldoende bewijs voor de stelling dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair dan wel het subsidiair ten laste gelegde.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.3.
Bewijswaardering feit 2 (wederrechtelijk verblijven op een haventerrein)
De verdachte is aangetroffen op het haventerrein terwijl hij daar niet mocht zijn, zodat feit 2 bewezen wordt verklaard, met uitzondering van het volgende.
Gelet op het feit dat de verdachte alleen is aangetroffen en er geen bewijs is dat de verdachte samen met anderen daar verbleef, acht de rechtbank het onderdeel medeplegen niet bewezen. Ook kan niet bewezen worden dat de verdachte zich ‘door middel van braak, verbreking en/of inklimming’ toegang heeft verschaft tot de in de tenlastelegging genoemde containers. De verdachte zal van deze onderdelen worden vrijgesproken.
4.3.1.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde feit is wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het medeplegen en het zich toegang verschaffen tot containers.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
feit 2
hij op 03 maart 2022 te Maasvlakte Rotterdam, wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en overslag van goederen, te weten het besloten terrein van ECT Delta terminal
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
feit 2: wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en overslag van goederen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft onbevoegd op een Rotterdams haventerrein verbleven. De havens van Rotterdam vormen onderdeel van een infrastructuur die essentieel is voor het economisch verkeer in Rotterdam, de rest van het land en ver daarbuiten. Het handelen van de verdachte heeft het economische verkeer verstoord, omdat signalering van onbevoegde personen op het haventerrein betekent dat (een deel van) de werkzaamheden stil moet worden gelegd. Daarnaast brengt het hoge kosten voor beveiliging, toezicht en handhaving met zich.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 augustus 2024 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
De rechtbank heeft kennisgenomen van een eerder opgemaakt reclasseringsadvies van 24 november 2021 (ten behoeve van een andere zaak).
7.3.3.
Overig
De raadsman heeft ter zitting naar voren gebracht dat de verdachte een vriendin heeft en een baan en nog op zoek is naar een woning.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank hanteert als uitgangspunt voor de strafmaat voor een verdachte die wederrechtelijk heeft verbleven in een havengebied als first offender een taakstraf voor de duur van 90 uur in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn met ongeveer 6 maanden ziet de rechtbank in het onderhavige geval geen aanleiding om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Door de officier van justitie is de oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht geëist. De rechtbank ziet in dit geval onvoldoende reden om hiertoe over te gaan. Het aanwezig zijn op de haventerreinen valt al onder de strafbaarstelling in artikel 138aa Sr en het door middel van een gebiedsverbod trekken van een grotere ‘verboden cirkel’ rond de havengebieden in Nederland beperkt de bewegingsvrijheid van de verdachte zonder dat de noodzaak daarvan blijkt.
Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf van 90 uur passend en geboden, waarvan de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht (105 dagen) wordt afgetrokken volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat geen taakstraf meer resteert.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d en 138aa van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 90 (negentig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 45 (vijfenveertig) dagen.
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht, volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
0 (nul) urente verrichten taakstraf resteert.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H. Kroon, voorzitter,
en mrs. T.M. Riemens en H. Wielhouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.J.H. Mooren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op of omstreeks 3 maart 2022 te Maasvlakte, Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 1434 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 maart 2022 te Maasvlakte, Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/ of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
- het opzettelijk afleveren, verstrekken en/ of vervoeren, van 1434 kilogram cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en /of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
- met één of meer mededader(s) contacten te onderhouden en/of informatie uit te wisselen en/of afspraken te maken over het afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van de cocaïne,
- zich te begeven op het terrein van de ECT Delta terminal,
- het zegel van container [containernummer 1] (met gereedschap) open te breken en te verwijderen,
- bananendozen en/of balen met cocaïne uit voornoemde container te halen en te verplaatsen naar container [containernummer 3] ,
- zich op te houden in container [containernummer 5] en [containernummer 2] ,
- grote hoeveelheden levensmiddelen, matrassen, gereedschap, rugtassen, powerbanks en/of (organisatie)telefoons voorhanden te hebben;
feit 2
hij op of omstreeks 03 maart 2022 te Maasvlakte Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het besloten terrein van ECT Delta terminal, waarbij hij, verdachte, zich al dan niet met zijn mededader(s) op die besloten plaats vervolgens de toegang heeft verschaft tot een gebouw, ruimte of vervoermiddel bestemd voor de distributie, opslag of overslag van goederen, te weten een of meer containers (met nummers [containernummer 5] en [containernummer 2] ) door middel van braak, verbreking en/of inklimming, in elk geval wederrechtelijk in die container(s) heeft verbleven;
feit 3
hij in of omstreeks de periode van 9 februari 2022 tot en met 3 maart 2022 te Rotterdam, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 1] en/of (één of meer) onbekend gebleven perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven.